Of ze het nu wijzend, roepend, grimassend of ijsberend doen, week na week vuren onze trainers op eigen wijze hun spelers aan. Maar waar halen ze zelf de mosterd? Achttien trainers over wie hen inspireert. Glen De Boeck is de achtste in de rij.

Sven-Göran Eriksson

“Ik las ooit een boek van Sven-Göran Eriksson over de motivatie van voetballers (‘ Sven-Göran Eriksson over voetbal’, geschreven samen met sportpsycholoog Willi Railo, nvdr) en daar haalde ik veel uit. De essentie is dat er altijd meer is dan gewoon het ‘voetballistieke’, dat het ook gaat om het motiveren van mensen en dat om optimaal te presteren een speler zich op zijn gemak moet voelen. Laat het nu net dat zijn waarvan de voorzitter zegt dat het een van mijn sterktes is.

“Soms is de mens belangrijker dan de voetballer. Ik merkte dat in het begin met de Zimbabwanen. Ze waren weg geweest met hun nationale ploeg en ik had het gevoel dat ik hen aan het verliezen was. Het is toen dat ik hen voor twee dagen heb meegenomen naar Antwerpen en ’s avonds met hen naar Cirque du Soleil ben gaan kijken om hen weer een huiselijk gevoel te geven. Dan voel je dat die jongens een manifest gebrek aan warmte en aan structuur hebben in hun leven. Daarom leren we hen nu ook koken. Dat is belangrijk voor hun eigenwaarde.

“We organiseren ook een aantal dingen om spelers een goed gevoel te geven als ze op Cercle zijn. Zo bieden we elke ochtend de mogelijkheid om tussen kwart voor negen en kwart over negen een ontbijt te nemen. Vorig seizoen arriveerden er soms nog om twintig voor tien met een croissant of een koffiekoek in hun mond. Als je niet fris in je hoofd bent en de tijd niet neemt om je voor te bereiden, kan je volgens mij ook niet 100 procent in een training zitten. Nu moet niemand zich haasten. Iedereen is rustig. Het is ook een moment dat ze samenzitten, met elkaar spreken, een koffietje drinken, de krant lezen. Je creëert op die manier een bepaalde sfeer.

“Nog een stap vooruit zou zijn, mochten we daar iemand bij kunnen zetten die alle dagen voor de spelers zorgt. Een nanny. Een moederfiguurtje, ja, neenee geen hostess ( glimlacht). Het zou ook nog beter zijn, mocht je daar elke dag niet alleen croissants, maar ook bruin brood, muesli, kaas en hesp op tafel kunnen zetten. Dan praat je over andere budgetten, maar het is wel de bedoeling dat het in die richting evolueert.

“Ik probeer ook zo veel mogelijk mensen te betrekken bij wat we doen. Als er ter gelegenheid van iemands verjaardag champagne is, dan zullen bijvoorbeeld ook de conciërge en de mensen van het secretariaat een glas drinken. Ik denk dat dat gevoel belangrijk is voor de motivatie van die mensen om voort te doen en niet in slaap te vallen. Het is niet met iedereen altijd even gemakkelijk geweest, maar iedereen heeft wel aan het proces deelgenomen en dus mag iedereen van het succes genieten.

“Tuurlijk zijn er ook bij Cercle wel eens meningsverschillen en conflicten, alleen wordt dat beter gekanaliseerd en gecommuniceerd naar buitenuit om het product te beschermen.”

Mijn vader

“Mijn vader was onderwijzer, maar was ook veel met voetbal bezig en tijdens de grote vakantie ging hij ook nog eens twee maanden werken in een vakantieverblijf van het ziekenfonds. Hij was constant bezig om te zorgen dat zijn gezin niets te kort kwam. Mijn moeder zorgde voor de kinderen ( Glen heeft nog een broer en een zus, nvdr) en het huishouden, zij is maar op latere leeftijd buitenshuis gaan werken. Mijn vader inspireerde mij tot hard werken. Hij gaf mij mee: als je maar hard genoeg werkt, raak je er wel. Ik heb daardoor altijd iets gehad van: niets gaat vanzelf in het leven. Dat is ook de reden waarom ik het als voetballer gemaakt heb, denk ik. Ik weet wat ik ervoor gedaan en gelaten heb. Dankzij het voorbeeld van mijn vader heb ik het gekund. Ik wist: als je iets echt wilt, kan je het bereiken door te werken. Nu ik trainer ben, is het net hetzelfde. Ik weet waar ik naartoe wil, wat mijn ambitie is en daar wil ik dan ook alles voor doen.”

Frankie Vercauteren

“Onvermijdelijk kom ik ook bij Frankie Vercauteren uit. Zijn professionalisme, zijn perfectionisme inspireerde mij. Hij is heel kritisch en kan iedereen enorm scherp zetten, daarom waren die tweeënhalf jaar ook zo vermoeiend. Eind vorig seizoen was ik echt doodop.

“De vrijdag deed ik de invallerswedstrijd en de zaterdag waren we op afzondering voor de wedstrijd. Als ik dan het hotel binnenkwam, gebeurde het dat hij mij vroeg om tegen de volgende ochtend nog een extra compilatie van beelden van de tegenstander te maken. Gewoon omdat er door zijn hoofd schoot: misschien kunnen we daar nog iets uit halen. Dan was ik daar weer tot twee uur ’s nachts mee bezig. Hij was enorm veeleisend, maar ik besef maar al te goed dat anderen er misschien tien jaar over doen om te leren wat ik in die tweeënhalf jaar opstak.

“Vooral van zijn wedstrijdvoorbereiding leerde ik veel. Organisatie, planning, simulaties van mogelijke scenario’s, oog voor detail om het toeval zo veel mogelijk proberen uit te sluiten en zo veel mogelijk zelf in handen te nemen. Willen vooruitgaan, willen bijleren, nieuwe dingen willen vinden. Voelen, discussiëren binnen de staf. Elke dag weer. Na elke training: wat was er goed, wat slecht, hoe kunnen we die oefening verbeteren?

“Er zijn dingen die ik anders doe, omdat je je altijd moet aanpassen aan de mensen met wie je werkt. Zonder te overdrijven, de trainer is de baas natuurlijk. Vanuit dat oogpunt denk ik dat ik in die korte tijd mijn eigen stijl ontwikkelde. Op conflicten probeer ik te anticiperen. Ik communiceer heel veel met mijn spelers, soms té veel zelfs, heb ik wel eens het gevoel.

“Het moeilijkste is de bewustmaking van een groep. Spelers elke dag opnieuw scherp houden, ze duidelijk maken dat ze als profsporter een schitterend beroep hebben, ze ervan bewust maken dat ze niet mogen klagen over de uren die ze moeten kloppen, dat er mensen zijn die veel harder moeten werken voor veel minder geld. Ook al krijgen ze veel aandacht en lof, dat stukje nederigheid is op zijn plaats. Het is elke dag van nul af aan beginnen, voeten op de grond. Bij sommigen doe je dat zalvend, bij anderen moet je daar hard in zijn, bij nog anderen ga je subtiel te werk en er zijn er ook tegen wie je niets moet zeggen.

“Maar ik vind: de belangrijkste periode voor een trainer is het tussenseizoen, want dan wordt de groep gevormd. De voetballer alleen interesseert mij niet. Vedetten zijn voor mij spelers die presteren én normaal doen, die zich gedragen, geen kapsones hebben, niet naast hun schoenen lopen en geen groteske uitspraken plegen. Gelukkig mag ík hier de spelers kiezen.” S

door christian vandenabeele

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content