Of ze het nu wijzend, roepend, grimassend of ijsberend doen, week na week vuren onze trainers op hun eigen wijze hun spelers aan. Maar waar halen ze zelf de mosterd? Achttien trainers over wie en wat hen inspireert. Deze week nummer vijftien: Jacky Mathijssen.

Waarden

“Ik ben niet iemand die kopieert en er is ook niet iemand van wie ik zeg: ‘Wauw!’ Tuurlijk ben ik mensen tegengekomen van wie ik bij momenten dacht: knap, dat moet ik onthouden. Maar meer is het ook niet. Evenmin heb ik een leidraad of een boek. Ik durf nogal vrij open ergens instappen. Natuurlijk kan je jezelf nooit helemaal blootgeven. Je moet toch altijd rekening houden met de context waarin je werkt.

“Dan kom ik veeleer terecht bij waarden die mij inspireren. Eigenlijk kom ik dan uit bij vrijheid, gelijkheid en sociaal voelend zijn, de waarden van de Franse Revolutie, ja, maar daar moet ik mee opletten zeker ( lacht)? Idealen, doelen durven stellen, opofferingen doen met elkaar, elkaar vertrouwen geven, …

“Toen ik nog een jonge twintiger was, heeft iemand mij eens gezegd dat ik in het leven vooruit zou komen omdat ik mij goed kan aanpassen en zo overal terecht zou kunnen. Dat is mij al goed van pas gekomen. Je kunt in elke werk- en levenssituatie op twee manieren leren. Ofwel zeg je: ‘Hier ben ik, zo is het.’ Of je zegt: ‘Dit ben ik, dit zijn mijn kwaliteiten, dit is de situatie en daar willen we naartoe, hoe zullen we dat op de best mogelijke manier samen invullen?’ Dat is meer mijn stijl.

“Ik kan mij overal aanpassen, maar ik ben niet iemand die snel een deel ván is. Ik sluit mij niet af van de rest. Dat vrijheidsgevoel is heilig, ik hou het in mijn leven intact. Ik heb geen schrik om mij in een bepaalde relatie te engageren en dan ben ik zeer loyaal, maar ik ben mij er ook van bewust dat het in tijd beperkt is. Ik ben nergens voor het leven.

“Als er mij te veel opgelegd wordt, breek ik. Dat had ik ook tijdens de trainersopleiding. ‘Biedt mij iets aan, maar verwacht niet dat ik de cursus heilig verklaar, want dat zal ik niet kunnen. Forceer mij niet, laat mijn gedachten vrij.’ ‘Moeten’ is een werkwoord dat wringt bij mij. Het enige dat thuis moest, was: nooit in de mijn werken. Voor de rest was alles open, maar ik moest het wel kunnen motiveren.

“Ik moet altijd het gevoel hebben dat ik ook zelf aanwezig ben. Als ik dat niet heb, betekent het dat ik afgeblokt word of in een bepaalde richting mee moet. Dan blokkeert er iets en dan zeg ik: ‘Misschien moet ik een andere richting uit.’

“Keuzes moet je maken, maar ik laat meestal iedereen in zijn eigenheid omdat ik het zelf ook zo belangrijk vind dat men mij neemt zoals ik ben. Misschien is het omdat ik altijd probeer mee te denken met de personen die ik voor mij krijg, dat ik na mijn vertrek bij STVV en Charleroi weinig ambetante dingen achterna gesmeten kreeg.”

Mijn ongeval

“Het ongeval dat ik elf jaar geleden had, zette mij met de voeten in de eenvoudige waarheden van het leven ( hij werd toen als keeper van Lommel tegen RWDM na een botsing bewusteloos afgevoerd, een schedelboring voorkwam nog net hersenbeschadiging, enkele dagen was zijn hele linkerkant verlamd, nvdr). Tot dan was veel vanzelf gegaan en dan vergeet je een aantal dingen.

“In het begin was het precies alsof ik verslaafd was aan informatie. Ik las en zocht van alles, maar dat verslapt en verdwijnt. Wat er wel is gebleven, is een drang om ergens voor te durven gaan, om er veel voor te doen, zeer alert te zijn voor wat er misschien nog kan komen en te durven doorduwen als je het gevoel hebt dat het nodig is. Het heeft allemaal te maken met bewustzijn. Het was een mirakel dat ik ongeschonden uit dat ongeval kwam, het maakte mij er bewust van: er is nog iets, er komt nog iets in mijn leven, anders was ik nu dood. Dat geeft je heel veel moed. Dan moet je ook openstaan voor het leven. Regelmatig denk ik: ben ik nog wel open genoeg? Soms heb ik het gevoel dat ik op zoek ben naar de reden waarom ik nog leef.”

De beperking

“Je vernauwt enorm in het werk dat je doet. Het voetbal is sowieso al een spel waarvan je denkt: ik hoef het niet opnieuw uit te vinden, want eigenlijk is alles al uitgevonden; ga alstublieft zoeken binnen de mogelijkheden die men je aanbiedt en zoek naar je juiste eigenheid en je juiste invulling.

“Je vernauwt ook doordat het jarenlang goed gaat, dan denk je: moet ik nog verder kijken? Je stelt jezelf minder in vraag. Als je dan hier komt, is het eerste dat men zegt: ‘Blijf asjeblieft de trainer die je bent.’ En je vernauwt ook nog eens omdat je specialisten rondom je krijgt.

“Je zit precies in een tunnel, al zeven jaar lang ( drie jaar STVV, drie jaar Charleroi, een jaar Club Brugge, nvdr). Er zijn mensen met veel meer ervaring en misschien ook wijsheid op voetbalgebied dan ik, die zeggen dat af en toe een rustperiode dikwijls een zegen is. Dat hoeft niet altijd via een ontslag te zijn. Er zijn bedrijven die tegen topkaderleden zeggen: ‘Zwaai maar een jaar uit en kom dan terug met heel veel dingen die je met een open geest en op een rustige manier hebt laten binnenkomen en hebt kunnen onderzoeken.’ Want anders raas je maar door en weet je hoe langer hoe meer van hoe langer hoe minder, tot je op het einde alles weet van niks. Nu komen er ook dingen binnen, maar worden ze in je werksituatie vaak afgeblokt in plaats van gefilterd.

“Misschien is het ook weer een beetje vechten tegen de beperking. Je groeit op in een dorp ( Dilsen, nvdr). Je gaat daar weg en komt in een totaal andere wereld terecht, maar eigenlijk is die ook een heel kleine wereld. Net zoals ik nu ook weer soms met het gevoel zit dat ik in een heel kleine wereld leef, niet in ruimte maar in gedachten. Je ontgroeit processen en misschien ontgroei ik ook nog wel eens het voetbal. Zo van: het is mooi, maar zou ik nog schrik hebben om hieruit te stappen om iets helemaal anders te doen?

“Ik voer nogal veel strijd, ja, met media en tegenstanders, maar de hele voetbalcontext, de uitdaging, het werk en de invulling ervan vragen ook strijd. Het ís een strijd, een voetbaloorlog. Je moet winnen, op de tenen staan, laten voelen wie je bent.

“Als men mij bij de instap hier zegt dat je aan de spelers ziet dat ze met twijfels zitten als ze in de gang staan voor ze het veld opgaan, dan heb je als trainer ook weinig keuze. Dan ga je er staan en pak je met een aantal dingen uit, met het risico van dien. De schaafwonden die je oploopt, neem je erbij, omdat het ook het proces is dat je wilde. Als we nu over een groep beschikken die zich naar buiten uit veel zelfbewuster en gedurfder presenteert, dan is het toch de moeite waard geweest.” S

door christian vandenabeele

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content