Vroeger floreerde het voetbal in Antwerpen, met drie clubs op het hoogste niveau. Tegenwoordig dwalen Beerschot, Berchem en Antwerp door de lagere afdelingen. Sport/Voetbalmagazine trok naar de boorden van de Schelde, op zoek naar de onderstroom die uitmondde in de huidige malaise.

Wie halfweg maart niet oppaste, kon gaan denken dat het weer goed ging met het Antwerpse voetbal. Beerschot-Wilrijk kroonde zich tot kampioen en meer dan 11.000 fans doken mee in een daverend delirium. Applaus op alle banken. Alleen: dat tafereel speelde zich af in eerste provinciale, na het tweede faillissement van Beerschot in minder dan vijftien jaar. De club met haar roemrijke geschiedenis mag nu aantreden in de vierde klasse. Driewerf hoera?

Eén afdeling hoger kruipt Berchem Sport anoniem door de derde klasse, geen kat die van die club nog wat hoort. En Royal Antwerp FC strompelt voor het elfde seizoen op rij door de tweede klasse, met aan zijn been een loden blok schulden. Niemand die nog kan zeggen hoe diep de put daar exact is. Zeven miljoen euro? Vijftien? Twintig?

Ooit was het anders. Neem nu 1926: Beerschot pakt de landstitel, Berchem eindigt als zesde en Antwerp als zevende. Of 1958: Antwerp is dat jaar vicekampioen, Beerschot wordt vierde en Berchem dertiende. Het trio speelde ook in de jaren zeventig nog samen op het hoogste niveau. Maar nu levert Antwerpen niet één vertegenwoordiger meer in de eerste klasse. De grootste stad van Vlaanderen, waar iedereen graag zo’n grote bek opzet, is op voetbalvlak een gapend gat geworden. Sport/Voetbalmagazine ging op zoek naar Antwerpenaars die de vinger op de wonde kunnen leggen.

Een goeie Duvel

“De ploeg van ’t stad, tegenwoordig is dat: de ploeg die overleeft”, zegt Eddy Snelders. Hij speelde in de jaren zeventig op de Bosuil en later bij Germinal Ekeren, waar zijn vader René in het bestuur zat. Nadat Germinal Ekeren in 1999 een verstandshuwelijk aanging met Beerschot, zetelde René ook op het Kiel in het bestuur van het nieuwe Germinal Beerschot Antwerpen (GBA).

“Het probleem dat altijd terugkeert,” aldus Eddy Snelders, “is dat geen enkele club in Antwerpen voldoende geld bijeenkrijgt om een fatsoenlijke ploeg te bouwen. Dat is al zo sinds de professionalisering van het voetbal. Antwerpen is een grootstad, maar wat brengt die als financiële draagkracht naar het voetbal? Niet zo heel veel. Iedereen miskijkt zich op de haven. Een groot bedrijf als Bayer zegt bijvoorbeeld: wij sponsoren al in Leverkusen, waar onze hoofdzetel is. Zo’n bedrijf koopt in Antwerpen wel een paar seats, uit beleefdheid, maar die mannen willen niet dat een Antwerpse club hen 500.000 euro komt vragen. Veel mensen roepen dat zulke bedrijven eigenlijk toch wel verplicht zijn om een serieuze inspanning te leveren, maar die bedrijven zijn helemaal niks verplicht. Zo’n bedrijf redeneert dat het hier al voor 10.000 jobs zorgt en vraagt zich af of dat niet genoeg is. Bayer is niet dankbaar omdat het vanuit Antwerpen mag opereren, wij moeten zo’n bedrijf dankbaar zijn omdat het vanuit Antwerpen wíl opereren.

“Er wordt in Antwerpen ook meer geluld over geld dan er in de zakken zit, ook daar miskijk je je gemakkelijk op. Je hebt rijke mensen die niet over hun centen praten, maar er wel hebben, en je hebt er bij wie het net andersom is. In Antwerpen is de tweede soort goed vertegenwoordigd: met een goeie Leffe of Duvel voor hun neus leggen die mannen graag uit hoe ze het allemaal gaan doen.

“De meeste ontgoochelingen in het Antwerpse voetbal zijn begonnen met een vooropgesteld budget waarin wishful thinking zat. Al heel vaak staken bestuurders een bepaald bedrag in hun hoofd en dachten ze dan: in een grootstad als Antwerpen moeten we dat toch wel bijeen krijgen. Maar die sommen zijn nooit gekomen, terwijl er wel gespendeerd werd op basis van die berekeningen. Speculeer je niet op dat budget, dan kun je geen enkele speler gaan halen, beland je onderaan en komt er niemand meer kijken. Speculeer je wel op dat budget maar realiseer je het niet, dan ga je naar een wanbeleid.”

Marginaal en amateuristisch

Sven Van den Abbeele kroop jarenlang in de buik van het Antwerpse voetbal om er verslag over uit te brengen bij de regionale zender ATV. “Door veel te weten te komen heb ik echt een degout gekregen van het Antwerpse voetbal”, zegt hij. “Voor de schermen oogt het al dramatisch, achter de schermen is het nog veel dramatischer. Vanaf 2000 zat ik er echt in en sindsdien zag ik bijvoorbeeld bij Antwerp altijd wanbeleid. ‘Hey Charel, heb jij niet wat centen over, maat?’ Dat klinkt nu stom en marginaal en amateuristisch, maar toen Eddy Wauters voorzitter was, ging het echt op die manier. ‘O, Eddy, geen probleem. Hier, voor uw tof clubke, ik krijg dat ooit wel eens terug zeker?’ Als je dat met vijftien mensen doet, heb je snel enkele miljoenen schulden. En als er dan een ander bestuur komt en één man vraagt zijn geld terug, dan zijn de anderen daar ook. Ik stel het nu karikaturaal voor, maar zo simplistisch werkte het soms. Veel van die schulden staan ook niet duidelijk op papier. Als je enkele jaren geleden op de Bosuil de boekhouding doorploegde, wist je nog niet de helft. Letterlijk. Wauters verslikte zich uiteindelijk in zijn eigen financiële constructies en had op den duur geen controle meer over de werking en de financiën van zijn club. Bij een aantal mensen bleef er geregeld geld aan de handen plakken.

“Toen Gunther Hofmans het roer overnam, wilde hij met een propere lei starten. Maar dat kan niet. Hij bouwde wel een nv rond de bestaande vzw, maar de vzw moet behouden blijven, want daarin zit onder andere het stamnummer. Maar daarin zitten ook de schulden en een groot deel van het oude bestuur. Die mensen hebben nog te veel macht. Met deze structuur raak je de schulden niet kwijt en als je de schulden niet kwijtraakt, geraak je ook niet van deze structuur af.

“Als je het goed voorhebt met Antwerp, moet je die club ofwel een rijke sjeik toewensen ofwel een faillissement. Want als je nu nog iets wilt uitbouwen in het Antwerpse voetbal, mag er in zo’n project niet één man meer zitten die de laatste twintig jaar betrokken was bij Beerschot of Antwerp. Op het Kiel is dat op dit moment gelukt, maar de gevaarlijke jaren voor Beerschot-Wilrijk komen nog. Als ze moeten overstappen naar een semiprofessioneel kader, moeten er weer andere budgetten en andere mensen komen. Wie gaat er dan weer achter de schermen kruipen? Er zijn nog altijd dezelfde kliekjes aan die club aan het trekken als twintig jaar geleden. Het zijn figuren die al zo vaak via via toch weer binnen geraakten en dan één procent van de aandelen kregen.”

Een juist verhaal

Eddy Bruyninckx, de CEO van het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen, herinnert zich hoe zo’n vijftien jaar geleden de aanwezigheid van dergelijke figuren ook roet in het eten gooide toen GBA uit de startblokken schoot. “De lancering van GBA weekte een en ander los bij belangrijke Antwerpse industriëlen,” vertelt de havenbaas, “maar het showgedeelte in het kasteel van Brasschaat maakte meteen een aantal dingen zichtbaar. Toen is een opportuniteit gemist: op dat moment hadden er vertrouwenwekkende figuren rond dat project moeten zitten. Natúúrlijk zijn bedrijven bang voor imagoschade.

“Volgens mij is het ontbreken van een reëel perspectief op een topclub tot nog toe de belangrijkste rem geweest om te sponsoren. De clubs deden misschien wel hun best om geld los te krijgen, maar ze vertrokken altijd vanuit een verliezende positie. Als je een potentiële sponsor wilt overtuigen, moet je een goed en juist verhaal op tafel kunnen leggen.

“Dat er in de haven veel bedrijven zitten die zich niet rechtstreeks tot de consument richten, de petrochemiesector bijvoorbeeld, kan ook verklaren waarom sponsoring niet altijd makkelijk is. Maar zelfs op dat vlak liggen er mogelijkheden: soms zijn er ook bedrijven die een draagvlak willen creëren voor de maatschappelijke hinder die ze veroorzaken.

“Ik blijf er sowieso van overtuigd dat er een groot potentieel is. Als baas van Ahlers toonde Christian Leysen mij in 1992 eens een filmpje over zijn bedrijf. Dat begon met de laatste minuten van de match tussen Antwerp en Sofia, waarin Antwerp in het slot een 1-3-achterstand omboog in een 4-3-overwinning. De boodschap in het filmpje was: dát is Antwerpen. Als een CEO zoiets gebruikt, bewijst dat wat voetbal kan doen.

“Een topclub kan ook mee bouwen aan de uitstraling van de stad en de haven. Ik hoor hoe mijn collega in Gent nu de nieuwe Ghelamco Arena kan gebruiken om het bedrijfsleven rond de haven uit te nodigen in een mooi kader. Ik denk niet dat ik de captains of industry kan verleiden met een match tussen Beerschot en Sint-Katelijne-Waver.

“De tweeledigheid tussen Antwerp en Beerschot gebruiken bedrijven intussen gewoon als alibi om er hun geld niet in te stoppen. Ze vragen: wie van de twee moeten we dan sponsoren? Maar ik geloof niet dat grote industriële havenbedrijven ervan wakker zouden liggen mochten ze bijvoorbeeld door een sponsorship bij Antwerp enkele duizenden Beerschotsupporters tegen de borst stoten.”

Klootzakken uit Brussel

“Als morgen de twee grote clubs zouden samensmelten, zou het geld dan wel komen?”, vraagt Eddy Snelders. “Ik wil het nog zien. Hoe dan ook: de eerste stap, zo’n samensmelting, geraakt maar niet ingevuld. Nochtans willen ook de stille supporters één ploeg. En die stille supporters vormen de grote meerderheid. Maar aan de twee kanten wil een beperkte harde kern de verscheidenheid behouden. Een kleine minderheid die het luidst roept, wordt altijd gehoord. Dat is een grote handicap in Antwerpen. Aan die groep is ook Patrick Vanoppen kapotgegaan (voorzitter ten tijde van het laatste faillissement van Beerschot, nvdr). Aan honderd roepers die hem als een beer over de Groenplaats lieten lopen. Hij is zich naar die groep beginnen te richten. Maar het zijn niet die mannen die geld in het laatje brengen. Die supporters zijn aanvullend, die heb je nodig voor de sfeer in je stadion, voor de humor en het enthousiasme. Maar zij laten je niet overleven. Wat zij aan geld binnenbrengen, moet je dikwijls nog gebruiken om hun beschadigingen links en rechts te vergoeden.”

Ook Sven Van den Abbeele noemt de fanatieke supporters in Antwerpen een niet te onderschatten element in het globale verhaal. Als journalist werd hij twee keer fysiek belaagd, één keer door Antwerpsupporters, één keer door Beerschotfans. Het is het risico dat iedereen loopt die zijn neus diep in het Antwerpse voetbal stopt. Vanoppen kreeg fans aan de deur van zijn privéwoning en toen Gunther Hofmans nog sportief directeur was op het Kiel, had die een keer bodyguards nodig om hem te beschermen tegen de eigen fans.

“Je doet als bestuurder van een van die twee clubs niet wat je wilt”, zegt Van den Abbeele. “En je mag nog een olifantenvel hebben, als tweehonderd man week na week scanderen dat je moet opstappen, ga je ofwel opstappen ofwel rekening houden met hun eisen. Dan snap ik ook dat je weleens een gekke beslissing neemt. Zoals ik ook begrijp dat Wauters of Hofmans nog nooit een stap durfde te zetten in de richting van het einde van Antwerp. Niet alleen zouden zij bij een faillissement hun geld kwijt zijn, ze weten ook dat één gek genoeg is, als die je met een baseballknuppel juist raakt.

“Dat fanatieke maakt het moeilijk in Antwerpen, maar ook heel mooi. Ik hoop dat het nooit verdwijnt. Het zou een verkeerde ambitie zijn om in Antwerpen te streven naar een braaf gezinsclubje. Een Antwerpenaar heeft het nodig om eens te roepen: ‘Klootzakken uit Brussel!’ Laat hem dat maar doen. Zolang hij niet begint te timmeren.”

Sub zero

Terwijl het Antwerpse voetbal in duigen stortte, ontstond bij de supporters een sfeertje waarbij ze zich buitensporig vrolijk begonnen te maken over de problemen bij de stadsrivaal om zo de eigen miserie te vergeten. “Eigenlijk hebben de twee grote clubs elkaar de afgelopen twintig jaar gewoon de dieperik in gelachen”, zegt Robbie Cop, een Beerschotsupporter. “Daar is níks uit voortgekomen. Er ontstond de laatste decennia een negatieve mentaliteit: liever mekaar het licht in de ogen niet gunnen dan samen via een compromis naar een resultaat toewerken. Wij liepen met Vanoppen naar de afgrond om toch maar geen stadion te moeten delen met Antwerp, want anders zouden we die club gered hebben.”

Cop is vorig jaar samen met andere supporters uit het Antwerpse een vzw opgestart die supporters van Beerschot, Antwerp en Berchem samenbrengt. Volgens Cop zijn er intussen zo’n honderd leden, onder wie zogenaamde diehards. “Wij kwamen tot de conclusie dat er opnieuw positieve energie nodig is in het Antwerpse voetbal. Iedereen staat nu met de billen bloot. Je kunt je niet méér belachelijk maken dan dit. We zijn sub zero geworden. En dus dringt een mentaliteitswijziging zich op. Wij proberen de geest van vroeger weer op te roepen: na de Tweede Wereldoorlog bestond er een cluboverschrijdende broederschap met de beste spelers van de drie Antwerpse clubs: de Entente Anversoise. Toen werd er met die Entente gespeeld tegen andere havensteden, tegen de Rotterdamse Verstandhouding bijvoorbeeld. In dat verhaal van die Entente zit ongelooflijk veel kracht.

Rik Coppens en Vic Mees speelden respectievelijk bij Beerschot en Antwerp, maar die gingen toch samen een pint drinken na de match. Zoiets is nu ondenkbaar. Terwijl ik verscheidene Beerschotfans hoor zeggen: ‘Ik heb een collega die Antwerpsupporter is, we have fun.’ Maar de buitenwereld mag dat niet weten. Er zijn zelfs Antwerp- en Beerschothooligans die elkaar goed kennen, maar ook dat wordt stilgehouden. Al generaties lang heerst er in het Antwerpse voetbal een groot dualisme dat veel fnuikt.

“In onze organisatie maken wij als Beerschotfans de Antwerpsupporters verbaal af, en omgekeerd. Maar met een glimlach, nooit nijdig, nooit vals. Praten wij over een fusie? Nee. Vinden wij dat een positieve vibe meer kan teweegbrengen dan wat er nu heerst? Absoluut. En die mentaliteitswijziging moet van onderen uit komen. Die kun je niet opleggen. De bedrijfswereld kan dat niet. En de overheid evenmin.”

Haha, Antwerpen

Over de overheid gesproken. Hoe kon het eigenlijk toch dat het Antwerpse voetbal zo afkalfde terwijl het vorige stadsbestuur een schepen van Sport én een burgemeester had die zich elk sterk verbonden met een van de twee clubs? Patrick Janssens (sp.a), de vorige burgemeester, profileerde zich als Beerschotsupporter. Ludo Van Campenhout (N-VA), nog altijd schepen van Sport, is een diehardfan van Antwerp.

“De stad verspreidt haar steun”, zegt Sven Van den Abbeele, die na zijn jaren bij ATV even aan de slag ging bij de stad. “Ze geven wat geld aan Antwerp, maar denken dan meteen: oei, nu moeten we aan Beerschot ook iets geven. Dat heeft gewoon te maken met stemmengewin.

“Deze stad maakt geen keuze en heeft geen visie. Bart De Wever (huidig N-VA-burgemeester, nvdr) had er even een: Zulte Waregem naar Antwerpen halen. Eindelijk iemand die beseft dat we iets moeten doen, dacht ik toen. Maar de manier waarop dat liep, bleek natuurlijk helemaal de verkeerde.

“Volgens mij zijn er veel pistes om tot één grote Antwerpse voetbalclub te komen. Dat kan Beerschot zijn, dat kan Antwerp zijn, dat kan een nieuwe club zijn, dat kan een fusie zijn. Voor mij kun je zelfs een grote Antwerpse club hebben waarbij de twee supporterskernen zichzelf blijven. Gewaagd, ik wéét het, maar nu wordt er niet eens nagedacht. Dat is verschrikkelijk erg.

“Het vorige stadsbestuur reserveerde 25 miljoen euro voor een nieuw stadion. Enerzijds was dat tof, anderzijds was het ook een gemakkelijk cadeau. De stad zei dat het haar job niet is om een club uit te bouwen, dat ze enkel wil helpen en faciliteren. Ik vind dat een stad wél moet durven een topclub uit te bouwen. Ik vind dat deze stad de rol van zo’n topclub compleet onderschat. Zo’n topclub zou in Antwerpen qua sociale cohesie iets waanzinnigs teweegbrengen. Maar een politicus in Antwerpen vindt het blijkbaar belangrijker om de huidige clubs in stand te houden ten koste van eender wat en op welke manier dan ook.

“De politici zijn ook bang om te mislukken. Als je hier een club krijgt met een budget van 20 miljoen euro, garandeert niets dat die club kampioen speelt. Dus denken ze op ’t Schoon Verdiep: zo veel moeite, energie en geld in het voetbal steken, zonder garantie op succes, zouden we dat wel doen?

“Intussen passeer ik als arrogante Antwerpenaar weleens aan de Ghelamco Arena. Dan denk ik: hoe erg is dit, zeg? Elke grote stad heeft een topclub – of doet toch alsof – en wij zitten hier maar te klungelen. Dus: haha, Antwerpen. Natúúrlijk lachen ze met ons. Terecht.”

DOOR KRISTOF DE RYCK – BEELDEN BELGAIMAGE

“Voor de schermen oogt het al dramatisch, achter de schermen is het nog veel dramatischer.” Ex-ATV-gezicht Sven Van den Abbeele

“De ploeg van ’t stad, tegenwoordig is dat: de ploeg die overleeft.” Ex-speler Eddy Snelders

“Je kunt je niet méér belachelijk maken dan dit.” Supporter Robbie Cop

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content