Na 21 jaar stopt Nico Van Kerckhoven met profvoetbal. ‘Ik ben een gelukkig man. Kampioen, Champions League, beker, EK, WK. Ik heb echt alles meegemaakt. Schitterend.’

Een middag in Aartselaar. De tuin loopt vol met kinderen, het is in huize VanKerckhoven de zoete inval. Robbe (6), Matisse (5) en Siebe (2) hebben kindjes van de buren op bezoek. Wat afleiding voor Lies, de vriendin van Nicolaas (zo staat het op zijn paspoort), de voetballer van Westerlo die er op zijn 39e mee ophoudt. Na 21 jaar profbestaan wordt hij tijdelijk huisman.

Ben je blij dat het voorbij is?

Nico Van Kerckhoven: “Blij … Gezien mijn leeftijd ben ik blij dat ik er drie, vier jaar meer bij heb gedaan dan verwacht. Bij Mönchengladbach had ik het idee: als ik nog twee, drie jaar in België kan spelen ben ik een gelukkig man. Uiteindelijk werden het er vijf. Omdat ik het aantal trainingen en wedstrijden per week tot een minimum kon herleiden. Ik heb de laatste jaren maximaal één veldtraining per dag gedaan en af en toe een midweekwedstrijd geskipt, omdat drie matchen binnen acht dagen iets te veel was. Op het einde was ik wel even bang. Ik kreeg een spierletsel en dacht: verdomme, het zou toch jammer zijn om passief afscheid te moeten nemen. Je kent dat: het veld op, bloemeke in ontvangst en weer af. We hebben er vervolgens alles aan gedaan om toch weer fit te raken en het is nog mooi geëindigd, met een goal zelfs. Zonder tranen, het besef is er nog niet. Alles was voorbereid, al maanden. Ik wist wat er stond te gebeuren, de kinderen die mee opliepen, de extra vrienden die kwamen. Misschien dat op 12 juni alles wél emotioneler zal zijn. Dan organiseer ik zelf nog een afscheidswedstrijdje, samen met de supportersclub. Misschien komt daar het emotionele en besef ik daar dat het écht wel de laatste wedstrijd was.”

Je hebt het voetbal zien veranderen. Wat valt je het meeste op?

“De jeugd hé. Ik herinner me nog de beginjaren bij Lierse. Ik dacht altijd: horen, zien en zwijgen. Waar kan ik iets bijleren? Ik heb nooit het hoge woord gevoerd, ben nooit op de voorgrond getreden, tenzij de laatste jaren. Maar nu valt me op dat die jeugd … Nu, de maatschappij is veranderd, dat weet ik wel, en de jeugd is mee veranderd. Dat voel je. Ik zeg niet dat er geen respect meer is tegenover de ouderen, maar het is anders. Nu moet de trainersstaf zeggen dat ze de ballen mee moeten nemen of dat ze op tijd moeten komen. Vroeger ook, maar als ze dat één keer zegden, was dat een regel voor het hele jaar. Nu moet je dat constant herhalen. Verder is het voetbal op zich veranderd. En het financiële. De jongeren worden veel sneller warm gemaakt, door het buitenland zowel als door de Belgische topploegen. Op mijn zestiende speelde ik nog in de eerste ploeg van Lint, in derde provinciale, Toen ik voor Lierse debuteerde, kreeg ik iets van 1000 euro bruto. Ik heb heel goed mijn boterham verdiend, daar doe ik niet hypocriet over, maar als die jonge mannen nu een profcontract tekenen, moeten die na drie, vier jaar bij wijze van spreken niet meer werken. Op hun 15e zijn de meesten al aan de slag bij een topploeg.”

Trouw

Je hebt niet veel ploegen gehad. Negen jaar Lierse, zes jaar Schalke, één jaar Mönchengladbach en vijf jaar Westerlo. Dat is het.

“Dat typeert mij. Honkvast. Waar het goed was, bleef ik. Als supporter naar Lierse trekken was een droom. Ik weet nog dat mijn broer Dirk zei: ‘Nico, de Lyra, dat ga je toch niet doen, hé.’ Zo groot was zijn supportershart voor Lierse. Daar werken met iemand als ErikGerets, die je nog beter maakte en je nog meer zelfvertrouwen gaf … Ik was niet de speler die overliep van zelfvertrouwen: had ik op sommige momenten een grotere mond gehad, ik had misschien nog een grotere carrière gemaakt. Ik was overtuigd van mijn kwaliteiten, maar niet elke dag.

“Hard gewerkt bij Lierse, daar een transfer naar Schalke aan overgehouden, een topper in wording, een subtopper in Duitsland. Daar een heel moeilijk jaar gehad maar toch doorgebeten. Dat eerste jaar heb ik meerdere keren – na alweer een thuiswedstrijd waarin ik door 50.000 man werd uitgefloten – gezegd: ik ga naar Eindhoven. Gerets was toen trainer van PSV. Dat is echt niet plezant, hoor, liever op verplaatsing spelen … Maar ondanks dat slechte spel bleef Huub Stevens me in de ploeg houden. Daarom heb ik geen transfer doorgeduwd. Nadien ging het weer goed, ik verteerde fysiek beter de overgang. De ploeg was ook beter, ik kon het zowel op als naast het veld heel goed vinden met Jörg Böhme en automatisch word je dan beter. Dat jaar wonnen we de beker en werden we net geen kampioen.”

De Belgen gedijden in die tijd goed bij Schalke.

“Vooral dankzij Marc Wilmots. Toen ik naar Schalke ging, voelde je dat respect. Hij heeft me het eerste jaar ook enorm geholpen. Michael Goossens was er ook, en na mij kwamen Mpenza en Vermant. Michael is niet vaak basisspeler geweest. Emile wel, op korte termijn. Emile was Emile … Ik kwam ook vaak terug als we vrij waren, maar hij zat nog meer in Luik.”

Ben je er ooit aanvoerder geweest?

“Neen. Ik zat wel even in de spelersraad. Gerets heeft me aanvoerder gemaakt in Lier, maar in Gelsenkirchen was ik toch vooral de kleine Belg. Als ik nu de knop zou kunnen terugdraaien, zou ik nog meer van mij af bijten, denk ik. Zeker in die jaren Duitsland. Ik kwam er op training, er zaten wat Hollanders, een OlafThon … Ik deed me wat minderwaardig voor, maar waarom, vraag ik me nu af. Misschien waren die mannen op papier betere voetballers, maar zo veel beter … neen.”

De aard van de Belg …

“De aard van mij. Wat introvert, de kat uit de boom krijgen. Of dat typisch Belgisch is? Marc had dat bijvoorbeeld niet, die kwam sterker uit de hoek. In België is dat makkelijker dan bij een Duitse topclub. Gerets maakte me wel aanvoerder, hij heeft mij doen beseffen dat Lierse geen eindpunt mocht zijn. Na het kampioensjaar ben ik gebleven omdat ik absoluut Champions League wilde spelen en het toch mijn club was. Gelukkig ben ik later alsnog naar Schalke kunnen gaan.”

Die Champions League was overigens geen succes.

“Neen, dat mag je zeggen. Helemaal niet. We moesten de thuiswedstrijden in Gent spelen, dat was voor de supporters en de sfeer een fiasco. En sportief … De helft van de ploeg was weg, ik heb zelf maar één wedstrijd meegespeeld. De mooiste match was nog die van de kwalificatie tegen Famagusta, waarin we een 2-0 moesten goedmaken. Maar Gent: doodse stilte, een enorme teleurstelling, nog meer dan het sportieve. Tegen Leverkusen, Monaco en Sporting Lissabon zouden we niet veel halen, dat wisten we, maar alles eromheen, ook het logement op verplaatsing … Het moest geen vijfsterrenhotel zijn, maar ik weet nog goed dat we in Monaco naast de snelweg sliepen op een kamer van vier vierkante meter. Met twee personen! Lierse was een kleine club, dat snap ik wel, maar dat was een enorme ontgoocheling, die hele Champions League.”

Dan kwam je in Duitsland in een heel andere wereld terecht, de Bundesliga. Verwarmde grasmat, verwarmde oefenvelden, meer volk, nieuwe stadions.

“Ik heb nog drie jaar in het oude stadion van Schalke gespeeld en daarna drie jaar in het nieuwe. Een serieus contrast. Nu lijkt dat iets vanzelfsprekends, maar ik herinner me nog toen de eerste steen werd gelegd, de eerste wedstrijd, die coulissen … Fenomenaal! Maar als je daar tien matchen in speelt, sta je daar ook niet meer bij stil. Bij Mönchengladbach heb ik het ook meegemaakt, de eerste match in een nieuw stadion. En dan kom je terug in Westerlo, waar alles goed is, maar met alle respect: niet zo schitterend als ginder. Als het weer slecht was in Duitsland moesten we ons geen zorgen maken, we konden toch trainen. Hier moest je je afvragen: er ligt wat sneeuw, of het is koud, hoe gaan we dat oplossen? Westerlo had het eerste jaar geen kunstgrasveld, Schalke had drie verwarmde grasmatten.”

Geen spijt dat je in België nooit voor een topclub gespeeld hebt?

“Ik heb met Brugge en Anderlecht rond de tafel gezeten, maar eerder uit beleefdheid. Schalke was financieel gewoon veel beter. Niet vergeten: ik was al 27 ondertussen. Als je dan voor vier jaar bij een Belgische topclub tekent, mag je het buitenland vergeten. Misschien, als ik jonger was, had het gekund. Ik voel het niet als een gemis. Olivier Deschacht heeft het nu over al zijn titels. Dat is mooi. Ik heb er eentje, maar dat is ook mooi. Ik heb wel bewust voor Duitsland gekozen, omdat ik dacht dat dat land het beste bij mij zou passen. Ik ben tussen Kerstmis en Nieuwjaar nog wel naar Derby County gaan kijken, tegen Newcastle. Een Spaanse club was ook geïnteresseerd, maar Spanje of Italië, dat zou nooit mijn ding zijn, dat wist ik. Engeland had gekund, maar met belangstelling uit Leverkusen en Schalke lag Duitsland voor de hand. Leverkusen was financieel beter, maar Marc pleitte voor Schalke en hij overtuigde mij. Het makkelijke van Duitsland was dat het niet ver van Lint lag.”

Mijn vriend Dick

Je bent wel altijd vrij kritisch geweest voor het Duitse voetbal.

“Als ik zeven jaar Duitsland moet analyseren: de beleving is heel anders. De eerste keer dat ik in Westerlo opliep, schrok ik even van de publieke opkomst. Maar het niveau? De supporters die me volgden, beaamden dat: ‘Amai, we hebben veel slechte matchen in Duitsland gezien.’ Laat Westerlo morgen met 4-1 winnen van Cercle voor 40.000 man, dan zal de beleving ook anders zijn. Zdebel kwam na het kampioensjaar, die viel in Lier absoluut niet op, maar kwam later wel uit de verf in de Bundesliga. De omkadering doet heel veel. Soms dacht ik na de match ook: wat is dat vandaag weeral geweest? Het Duitse voetbal is wel geëvolueerd, maar met alle respect: het zijn Robben of Ribéry die bij Bayern het verschil maken, niet Schweinsteiger. En zo’n Robben of Ribéry, die hadden wij niet. Wel Thon, Möller, Mpenza of Sand.”

Opvallend: je was vrijwel nergens bankzitter.

“Neen, buiten de periode onder mijn vriend Dick Advocaat. Daar heb ik zelfs twee, drie keer niet in de selectie gezeten. Toen dacht ik: nu gaat het wel héél snel bergaf. Achteraf bekeken was dat toch een leerrijk jaar, met drie trainers. Maar laat ons snel een ander onderwerp aansnijden.”

Het verrast je niet dat hij het zo snel afbolde?

“Neen. Pim Verbeek was assistent en zijn trainingen waren heel goed, maar de mens Advocaat … Man, man, man! Achteraf was Gladbach blij dat hij nog voor het einde van het seizoen aan de deur werd gezet en dat de trainer van de beloften ons in eerste kon houden. De manier waarop, zijn arrogantie … Eerst twee maanden zo goed als niks zeggen en dan ons veroordelen: ‘Met deze kwaliteit red je het niet.’ Hij haalde Thijs, Sonck, Daems, Böhme en nog wat anderen voor veel geld en het werd niks beter. Vervolgens sloeg het tegen en was hij weg. Maar vooral die arrogantie .., Nu ook, met de Belgische ploeg, daar krijg ik het van.”

Je hebt twee WK’s meegemaakt en één EK. Wat was het mooiste?

“In Frankrijk in 1998 zat ik de eerste twee matchen nog op de bank, net hersteld van een spierblessure. Pas de derde wedstrijd speelde ik. Op Euro 2000 miste ik de eerste match tegen Zweden met een blessure, viel ik in de tweede uit met een hersenschudding – tegen Totti – en de derde match, tegen Turkije, was een afknapper. Gelukkig was er nog het derde toernooi. Pas laat fit, kunnen spelen tegen Rusland, de belangrijkste match, en daarna tegen Brazilië. Als ik die drie toernooien analyseer, was het derde het beste. Ook qua sfeer, vanwege de afstand. Azië is ver, je bent er langer en daardoor was de groepsgeest wat hechter. Met Waseige hadden we een trainer die veel belang hechtte aan Marc Wilmots. Als wij vonden dat de training wat minder mocht zijn, ging hij naar de trainer en was het in kannen en kruiken. Ik zeg niet dat een Van Kerckhoven, De Boeck of De Vlieger dat niet klaar zouden spelen, maar Marc lukte het wat makkelijker. Achteraf bleek Brazilië mijn laatste interland. Niet gepland, maar een mooi eindpunt. Ik wilde nog een jaar of twee, drie doorgaan, maar toen An-thuenis me opriep, was ik net geblesseerd en daarna is het uitgedoofd. Achteraf is het nooit meer beter geworden met de nationale ploeg en ben ik blij dat ik op een positieve noot heb kunnen eindigen. Ik veroordeel niks of niemand, maar de akkefietjes met Stijnen bewijzen mijn gelijk. De mentaliteit is anders. Ik zeg niet verkeerd, maar anders. Misschien had ik het daar ook moeilijker mee gehad.”

door peter t’kint – beelden: jelle vermeersch

Ik heb met Brugge en Anderlecht rond de tafel gezeten, maar Schalke was financieel gewoon veel beter.

De trainingen van Advocaat bij Mönchenglad-bach waren goed, maar als mens … Man, man, man, zo arrogant!

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content