Getergd door blessures strompelde Aloys Nong heel vorig seizoen door een pikdonkere tunnel. ‘Ik heb de les begrepen: nederig moet je zijn, je leven lang.’ Hij popelt om zondag tegen Anderlecht te tonen dat hij er weer staat, sterker dan ooit tevoren.
Met een bolle buik schuifelt Cécile zachtjes voorbij. Ze straalt. In een hoek van de kamer wacht een wieg. Getob over een naam is er nooit geweest. Emmanuel zal hij heten, zoals Aloys‘ kleine broer, die op vijftienjarige leeftijd plots stierf na een hevige koortsaanval. “Een eerbetoon”, zegt Nong. Zijn ogen lopen direct vol. “Hij was een schat van een jongen. Mijn vriend. Straks zal het zijn alsof ik hem weer bij me heb.” Een gevoelige snaar trilt, net als toen hij pas het openingsdoelpunt gescoord had tijdens de eerste competitiematch van KV Mechelen dit seizoen, in de zestiende minuut, tegen Westerlo. Ook op dat moment stond hij op de drempel van iets nieuws en keek hij om naar wat geweest was. Ook toen liet hem dat niet onberoerd. “Die avond voelde ik al zo’n vijf minuten vóór ik het veld op moest, iets in mij veranderen. Ik begon te beven als een gek in die kleedkamer. Een zware druk viel op mijn schouders. De technische staf legde me die niet op, iedereen was er om me te steunen. Het kwam uit mezelf. De match tegen Westerlo was mijn eerste wedstrijd sinds lang op het hoogste niveau. Plots voelde ik me een broekventje dat moest debuteren. Ik werd me er ineens enorm bewust van dat ik na die negentig minuten beoordeeld zou worden. Bij een slechte prestatie zouden velen direct geconcludeerd hebben dat de Aloys van twee jaar geleden weg was. Iedereen kwam om mij te zien, dan denk je: ik mag niet teleurstellen. En ik had zo’n zin om bepaalde mensen de mond te snoeren, de criticasters, de pessimisten die zeiden dat ik nooit mijn kwaliteiten van weleer zou terugvinden.”
‘Waarom ik?’
“En plots maak ik dan die goal, waar alles in zat wat ik zocht: mijn snelheid, mijn explosiviteit … Een belangrijk moment voor het vervolg van het kampioenschap en van mijn carrière. Met die tranen vloeide alle frustratie uit mij. En er zat ook vreugde in, het was een manier om iedereen te bedanken die me gesteund had, die mee geleden had. De periode die ik afsloot, was heel ontmoedigend geweest. Er was zelfs een moment gekomen waarop ik niet meer naar voetbalwedstrijden van KV Mechelen op tv kon kijken. Me tevreden moeten stellen met louter toezien hoe mijn ploegmaats zich amuseerden, dat vond ik een onmogelijke opgave. Te pijnlijk. Als ik hen zag, dacht ik: op dat veld hoor ik nu te zijn, niet hier. Dan vroeg ik me af: ‘Waarom ik?’ Telkens het weekend naderde, begon ik slecht te slapen. De donderdag- en vrijdagnachten waren de ergste. Als Cécile op zaterdag de match wilde volgen, ging ik een toertje maken met vrienden. Zij hield me dan per sms op de hoogte.”
Op 30 augustus 2008 was de miserie begonnen, tijdens jullie tweede match van vorig seizoen, tegen Zulte Waregem. Je moest in de 77e minuut gewisseld worden.
“In de week die voorafging aan die wedstrijd had ik al een kleine pijn gevoeld. Maar ik had nooit eerder een zware blessure gehad en je wilt zo graag spelen … Je negeert dat even. Tijdens de match was er een fase waarbij het leek alsof er plots een mes geplant werd in de quadriceps van mijn rechterbeen. Een scheurtje, ik had het goed gevoeld. Ik ging even van het terrein, maar zei toen dat het niet erg was. Zo maakte ik mijn ergste fout ooit. Ik rende weer het veld op en even later voerde ik een volley uit met dat zelfde rechterbeen. Game over. De uiteindelijke scheur bleek er een van vijf centimeter. Wist ik veel wat dat betekende toen ik dat hoorde … Vijf centimeter, twee keer niks. Maar plots werd het duidelijk: drie maanden aan de kant.”
Trainer Peter Maes zei in Het Nieuwsblad: “Aloys gaf aan dat hij last had, maar hij was een belangrijke speler voor ons en we besloten hem toch te laten spelen.”
“Het was niet de fout van de staf. Het is niet zo dat ik zei dat het niet ging en dat zij mij dwongen om te spelen. Als ik nee had gezegd, was het nee geweest. En dan zouden ze dat begrepen hebben.”
Er waren vorig seizoen veel geblesseerden bij KV Mechelen, dat werd door de buitenwereld weleens geweten aan de manier van trainen bij Malinwa. Er wordt tot aan het randje gegaan, misschien soms zelfs erover.
” Peter Maes boekte al veel goede resultaten op zijn manier. Hij is niet het type dat je verplicht om op het veld te blijven als je je niet goed voelt. Dit seizoen liet hij me enkele dagen vóór de match tegen Westerlo zonder problemen een namiddagtraining overslaan, omdat ik me moe voelde. ‘Ik heb zaterdag een frisse Nong nodig’, zei hij. Hij begrijpt zijn spelers.
“Dat ik vorig seizoen geblesseerd raakte, kwam omdat ik de boel wilde forceren. Iemand anders kan je lijf niet voelen. Het was míjn schuld. Ik wou niet luisteren naar mijn lichaam. Nu neem ik geen risico’s meer zoals ik er genomen heb, ze beroofden me van een heel seizoen.
“Ik wilde snel terugkeren, zette mezelf onder druk. Ik stelde objectieven en werkte daar als een bezetene naartoe. ‘Over vier weken móét ik er weer staan’, stelde ik bijvoorbeeld. Maar twee keer kwam ik terug en blesseerde ik me opnieuw. Na die tweede keer volgde een heel goed moment. Het was april, er waren nog enkele competitiematchen. Peter Maes en Fi Vanhoof ( sportief directeur, nvdr) riepen me bij zich. ‘Luister, Aloys,’ zeiden ze, ‘we weten dat je veel zin hebt om er snel weer te staan. Maar wat je nu gaat doen is: alles vergeten, naar Kameroen trekken, twee weken bij je familie blijven, terugkeren naar België om de bekerfinale te zien en dan begin je een voorbereiding op de voorbereiding bij een fysiotherapeut in Leuven.’ Ik vond dat een heel goed idee.”
Gamba’s in Kribi
Hoe was het in Kameroen?
“Super! Normaal gezien krijgen we een individueel programma mee als we ’s zomers naar ons thuisland gaan, maar ik moest niks doen. Het was een echte vakantie, zonder voetbal. Ik was daar om te profiteren, lekker te eten en me te amuseren met vrienden. Het deed goed. Bij je familie zijn, voor een Afrikaan is dat heel belangrijk. Mijn moeder en mijn tata, haar kleine zus, gaven me goede raad. Ze herinnerden me eraan dat God net in de moeilijke momenten wil zien of je echt gelooft. Ik heb er veel gebeden.
“God heeft me met die blessure willen zeggen dat Hij het is die over alles beslist. Als je in een roes van glorie zit, laat je dat idee weleens verslappen. Ik kwam uit een goed seizoen en vergat God daar soms voor te bedanken. Hij heeft me willen tonen dat Hij met mij kan doen wat Hij wil. Zo bekijk ik het. En het had erger kunnen zijn: ik had ook een gebroken knie kunnen hebben.
“Nu scoor ik, maar blijf ik met mijn voetjes op de grond. Misschien kreeg ik in dat eerste jaar in de eerste klasse een dikke nek en waande ik me de beste speler ter wereld. Mogelijk was dit een straf van God. Hij wilde dat ik me blesseerde, om verder te kunnen gaan. Ik heb de les begrepen: nederig moet je zijn, je hele leven lang. Dankzij Hem kon ik van voetballen mijn beroep maken. Als ik nu een goal maak, wordt er over Nong gepraat. Maar als ik bid, zeg ik: ‘Heer, U hebt glorie behaald via mij. De eer komt U toe.’ Ik ben maar een mens, een dienaar, een instrument.”
Wat deed je in Kameroen nog, naast bidden?
“Met drie jeugdvrienden trok ik drie dagen naar Kribi, de toeristische stad bij uitstek in Kameroen, op anderhalf uur rijden van Douala, waar ik opgroeide. Kribi ligt aan de zee. Het was er súpermooi. We bleven er drie dagen en amuseerden ons rot. We speelden wat met de bal in het zand en vanaf het strand konden we zien hoe vissers gamba’s vingen. Die werden meteen op de grill gelegd, je kon zo kiezen welke je wilde. Supervers en onnoemelijk lekker. Heel indrukwekkend, vond ik.
“Ik liet al mijn frustraties achter in Kameroen, voelde me een andere man toen ik terugkwam naar België. Ik was zelfs blij dat ik naar de bekerfinale kon gaan kijken.”
Nadien trok je, zoals afgesproken, naar Leuven. Hoe ging het daar?
“Super. Zowel op het mentale als op het fysieke vlak werkten we er heel goed. We behandelden alle delen van mijn lichaam, op een progressieve manier, want we hadden tijd. Drie tot vijf keer per week ging ik bij die man. We begonnen met stabilisatieoefeningen en spieroefeningen in de zaal, schakelden nadien over op uithoudingstrainingen op het tapijt en coördinatieoefeningen op de trappen en we sloten af in het zand, waar we aan mijn explosiviteit en snelheid werkten. Omdat ik lang had stilgelegen, was het heel zwaar op het fysieke vlak. Maar terwijl ik daar aan het afzien was, ervoer ik tegelijkertijd een tevredenheid. Ik voelde geen kleine kwaaltjes meer en zag het einde van de tunnel. Eindelijk.
“Als ik op een dag wat vermoeid en minder gemotiveerd was, trok de fysiotherapeut me erdoor. Dan gaf hij me wat lichtere oefeningen waarmee ik toch nog vooruitging. Hij hielp me ook enorm door te zeggen dat hij al jongens met dezelfde blessure bij hem had zien passeren en dat die ook teruggekomen waren, sterker dan voorheen zelfs. Ik liep bij hem soms ook andere atleten tegen het lijf, Elodie Ouedraogo bijvoorbeeld. Dan denk je: oké, deze kerel moet wel goed werk leveren. En wat ook belangrijk was: het kampioenschap liep niet. Niemand was aan het voetballen. Dat hielp me om mij te concentreren op mijn werk.”
Vermoeiende Vleminckx
Je derde terugkeer werd de goede. Meer nog: je was pas weer aan het spelen dit seizoen toen Genk met je begon te flirten.
“Naar Genk gaan betekende: de indruk wekken dat ik van KV Mechelen gebruikgemaakt had. Daarnaast had ik ook gewoonweg veel zin om te blijven in het huis dat ik ken. Bij Genk had ik me weer moeten aanpassen, aan de club, het publiek, alles … In Mechelen snappen de mensen het als Nong nu nog maar aan tachtig procent van zijn kunnen zit. Elders zou men zich bij een mindere prestatie direct afgevraagd hebben of voor zo iemand een hoop geld op tafel gelegd was. Ik besliste om bij de club te blijven die me tijd gunde, die me beschermde en hielp toen ik aan de kant stond. Als ik nu nog een goed seizoen afwerk, dán wil ik naar ergens anders. Ik zou graag door de grote poort vertrekken.”
De avances van Genk kwamen je goed uit. KV Mechelen bood je een nieuw, verbeterd contract aan. Je kon die interesse uitspelen.
“Ik geloof echt dat Mechelen me ook zonder de belangstelling van Genk een nieuw contract had gegeven. Het zijn eerlijke mensen. En ik vroeg geen exuberante dingen, ik bleef logisch.”
Björn Vleminckx trok de grote poort al achter zich dicht. David Destorme kwam erbij. Dat veranderde de manier van voetballen voor jou. Nu ben jij de diepste spits en Destorme speelt ‘hangend’ achter jou.
“Toen Vleminckx er nog was, voetbalde ik als tweede aanvaller aan de rechterkant. Ik had niet veel plaats om mijn tegenspelers te verrassen. Maar het lukte, omdat Björn een gast is die veel loopt en ruimte laat. Nu sta ik op mijn beste plaats. Ik hou ervan om in de diepte te duiken. Ik kan nu naar links, naar rechts, recht vooruit lopen, afhaken … Er zit veel variatie in de manier waarop ik de bal vraag, dat is heel belangrijk. Bovendien speel ik altijd tússen de verdedigers, zij hebben telkens last om af te spreken wie me wanneer volgt.”
Maes noemde Destorme al een negen en een half en Henri Depireux, je ‘ontdekker’, zei in dit blad over jou al hetzelfde, hij vindt dat jij moet kunnen spelen in de buurt van een stevige targetspits.
” Destorme ís een negen en een half, hij vraagt de bal vaak in de voet en haakt af. Ik spurt meestal in de diepte, wil het leer vaak daar krijgen. Ik ben beter op positie negen. Ik verdedig er minder en verschijn dus frisser voor het doel. En ik beland er dikwijls in een-tegen-eensituaties, wat in mijn voordeel is. Ik sta nu op een plaats waar ik vaak de laatste pass ontvang, twee seizoenen geleden gaf ik die dikwijls zelf. Zes assists stonden toen op mijn teller, nu nog maar één.
“Tegenwoordig geeft vooral Julien Gorius mij prima dieptepasses. Hij is de meest technische speler bij KV Mechelen. Zijn toets is iets verfijnder dan de onze. Julien stuurt het leer perfect in mijn loop, weet hoe ik me verplaats. Hij geeft de bal vaak in één tijd, zelfs als hij zich nog moet omdraaien. Tegen Gent deed hij dat meer dan een keer. Anderen hebben een controle nodig vooraleer ze zo’n pass kunnen versturen. Julien voelt zich zelf ook op zijn best als hij lange passes kan geven. Na de match tegen Charleroi, waar ik geschorst was, zei hij dat hij het lastig gehad had. Als de bal bij Julien komt, weet ik dat hij direct Nong zoekt. En dus begin ik onmiddellijk te lopen, om hem een oplossing aan te reiken. Op een dag zal de verstandhouding tussen Destorme en mij ook beter zijn en zullen we onze tegenstanders nog meer pijn doen. Voorlopig hebben we soms wat moeite om elkaar te vinden.”
Jij maakte al vier goals, Destorme ook en Gorius scoorde al vijf keer. Dat Vleminckx weg is, merk je eigenlijk enkel aan het aantal decibels in de kleedkamer, viel al te horen in de catacomben van het Veoliastadion.
“Er zijn nu veel jongens die leider zijn, maar op een kalmere manier.”
Verscheidene steunpilaren zonder dat iemand echt op de voorgrond treedt, misschien is dat wel het geheim achter ons huidige succes, zei Koen Persoons onlangs.
“In ieder geval is er niks storends aan deze situatie. Vleminckx stond dicht bij het publiek. En hij houdt ervan om te prikkelen, dat zit in zijn karakter. Hij is een stimulerende, opgewekte jongen die graag schreeuwt en veel praat. Misschien vonden sommigen dat hij overdreef in wat hij deed. Mogelijk stoorde hij soms bepaalde ploegmaats, er zijn jongens die weleens kalmte willen, om even tot rust te komen. Af en toe proefde ik een vermoeidheid op dat vlak. Björn heeft een zekere opgewondenheid nodig om goed te presteren. Hij moet dat zeker niet laten, want het zit in zijn persoonlijkheid. Nu hebben we andere jongens die zich laten respecteren zonder te tieren. Dát zijn voor mij leiders.”
door kristof de ryck – beelden: jelle vermeersch
Het was míjn schuld. Ik wou niet luisteren naar mijn lichaam.
Julien Gorius is de meest technische speler bij KV Mechelen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier