Waarin een kleine man groot kan zijn : de tien geboden van Wesley Sonck, kampioen met Genk en Profvoetballer van het Jaar.

Ben je bijgelovig ?

Ik ken geen bijgeloof. Als ik goed speel nadat ik om negen uur ben opgestaan, ga ik daarom niet elke week om negen uur opstaan, hoor. Ik rust de dag van de wedstrijd alleen wel veel en ik probeer de adviezen van onze voedingsdeskundige te volgen. Maar ik heb altijd al voor het voetbal geleefd. Toen ik van Ninove naar Molenbeek overstapte, is het tot mij doorgedrongen dat het iets kon worden. Op mijn vrije dag ging ik toen zelfs nog lopen omdat ik dat nodig had. Net zoals ik het nodig heb om op mijn eten te letten. Ik kwam toen nogal redelijk goed bij als ik niet oplette. Nu heb ik daar geen problemen mee, omdat je goed traint, maar laat mij een jaar niks doen en je gaat dat meteen zien.

Waar zoek je houvast ?

Houvast… Ik weet gewoon wat ik kan en niet kan. Verder moet elke goede voetballer een goede vrouw achter zich hebben die het huishouden op zich neemt, zodat je daar na een zware training niet te veel meer moet doen. Dáár heb ik een houvast aan.

Is voetbal het enige of hou je er nog andere sporten op na ?

Ik heb gekaatst, alle cafésporten gedaan, nu rij ik graag met de fiets, tennis ik… Ik was al beginnen te golfen, maar dat lukt helemaal niet ( grijnst). ’t Is technisch, hé, niet zomaar die armen achteruit zwieren en op dat balleke slaan. Ik doe graag sporten waar je intens mee bezig kan zijn. Zo tennis ik bijvoorbeeld meestal tegen iemand die beter is dan mezelf. Dan móet je altijd het beste van jezelf geven. Ook al verlies ik altijd, ik wil bezig blijven. Als ik na twee uur bezweet en doodmoe op een stoel neerzak, vind ik dat plezant. Vroeger wou ik in alles altijd de beste zijn. Nu is dat verminderd omdat, hoe moet ik dat zeggen… ik wil niet meer elke training de beste zijn omdat ik naar mijn lichaam luister. Sommige trainingen moet je jezelf kunnen overtreffen, maar soms moet je ook wat minder doen. Ik weet nu : op záterdag moet je de beste zijn. Mijn broer wou vroeger ook altijd de beste zijn, dat zit er gewoon in bij ons. Hij is zeker niet minder goed dan mij, alleen heeft hij minder doorzettingsvermogen. Als ik hem zeg : ‘ Kevin, wat ga je doen na je studies ?’, dan wéét hij dat nog niet. Terwijl ik vastberaden was : ik wou voetballer worden.

Tweede gebod : gij zult geen gesneden beeld maken van wat boven in de hemel is, noch van wat beneden op aarde is, noch van wat in de wateren onder de aarde is.

Hoe vind je het om, zeg maar, verafgood te worden ? Je bent sinds dit seizoen voor veel jongeren een idool.

Ik merk dat ik een voorbeeldfunctie krijg en daar hou ik rekening mee. Op het veld denk ik daar helemaal niet aan, maar ernaast wel. In de paasvakantie stonden hier elke dag twee-, driehonderd kinderen en die wilden dan allemaal een handtekening. Tja, dan maak je daar tijd voor. Kinderen vind ik iets speciaal.

Creëert je bekendheid ongewild afstand ?

Ja, ze gaan je meer en meer anders bekijken en je vóelt dat, hé. Vooral bij grote mensen is dat zo. Kinderen beseffen dat eigenlijk niet goed. Sommigen van vroeger die mij kennen als Wesley die in het café voetbalde, gaan mij nu ineens Sonck noemen. Ik vind dat heel raar. Van zoiets sla ik helemaal tilt. Waarom toch ? En meneer Sonck, ik hoor dat dus niet graag, hé. En ze benaderen je ook. Ik ging onlangs in Diepenbeek naar de GB met familie die op bezoek was om drank te kopen – ik had er hier vorig seizoen zeventien met een abonnement – en er komt iemand achter mij staan die zegt : ‘jij mag dat niet drinken, jij moet morgen shotten’. Terwijl ze daar dus helemaal geen zaken mee hebben, hé ( lacht) ! Blijkbaar moet ik daarmee leren leven. Je bent een beetje eigendom van het publiek.

Derde gebod : gij zult de naam van de Heer, uw God, niet ijdel gebruiken.

Wie opgroeide in een café kan niet anders dan een heel arsenaal aan vloeken kennen, zeker ?

Elk scheldwoord ken je wel dan, ja ( lacht). Ik ben niet verlegen om te zeggen dat ik in dat café veel gehoord, gezien en meegemaakt heb. Verbale ruzies, andere ruzies, mensen die dronken zijn, die van zattigheid niet meer kunnen rechtstaan. Wat doen je dan als kleine gast… je kijkt en luistert en… af en toe vloek ik nog wel eens, maar zweren doe ik niet meer. En áls ik het doe, zal het juist zijn. Wat ik daar allemaal heb gezien wat verkeerd was : ik denk dat mij dat sterk heeft gemaakt. Ik doe juist het tegenovergestelde. Mijn ouders moeten heel sterk geweest zijn om dat werk te kunnen blijven opbrengen. Mijn moeder doet dat nu al dertig jaar : ik begrijp dat nog altijd niet dat ze dat volhoudt. ’t Is een sterke vrouw, met een sterk karakter, zoals ik.

Je werd de laatste wedstrijden ook al uitgefloten en uitgescholden.

Ten eerste : als ze op je roepen, wil dat zeggen dat je iets betekent. Ten tweede : het is voor mij een extra motivatie om beter te doen. Die mensen hebben betaald, dus als ze willen roepen op mij, moeten ze dat maar doen ( grijnst). Soms is het ook echt gewoon zó verwacht dat je niet anders kan dan ermee lachen ( lacht). Maar ik vind dat het respect enorm gegroeid is. Van mij naar andere mensen toe ook. In het begin wil je je laten gelden en dan ontbreekt dat respect wel eens. Nu ik er vijf jaar in zit, is dat respect gegroeid bij mij, omdat je weet dat iederéén in het voetbal onder druk staat. Nu weet ik bijvoorbeeld dat je iemand als Moumou heel subtiel moet aanpakken. Hem heb ik, denk ik, nog geen twee keer op zijn donder gegeven. Ik was óók zo : hoe meer ze tegen mij riepen, hoe minder ik luisterde. Maar als ze het mij beleefd zeggen, zoals een Degryse en Vergoossen dat kunnen, dan ga je dat toch oppikken.

Kon jij Boskamp, nog zo’n flapuit, de baas ?

Ik moet zeggen dat ik in het begin enorm veel schrik had van Boskamp. Ik heb één keer geprobeerd in te gaan tegen hem en toen begon hij nog harder te roepen. Dan heb ik maar gezwegen. Ik was nog zó groot ( houdt duim en wijsvinger bijna tegen elkaar).

Vierde gebod : gedenk de sabbatdag, dat gij die heiligt, zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen, maar de zevende dag is de sabbat van de Heer, uw God, dan zult gij geen werk doen.

Een voetballer heeft weinig vrije dagen. Weegt dat op je gezinsleven ?

De weinige vrije tijd die ik heb, probeer ik toch met het gezin door te brengen, want ik zit graag thuis. Er zijn wel dagen dat ik mijn dochtertje nauwelijks zie. Ik heb dagen gekend dat ik ’s morgens vroeg vertrok en ’s avonds pas thuiskwam als ze al in bed lag. Veel vragen er ook om mijn vrouw te interviewen, maar zij wil niet in de belangstelling komen. Ze is slim genoeg om dat af te houden. Maar ze word al niet meer aangesproken met haar eigen naam. Ze is nu mevrouw Sonck. Ik vind dat erg voor haar, want ze heeft een eigen naam : Evy Vandersmissen.

Voel je je zo stilaan niet opgejaagd door al die interviews en activiteiten tussendoor ?

Dit jaar heb ik de agenda uitgevonden ( lacht). Vroeger kon ik alles onthouden, maar dat gaat nu niet meer. Ze zeggen altijd dat voetballers veel vrije tijd hebben, tja, dat ze van eind januari tot nu maar eens in mijn schoenen komen staan… Maar als je je goed organiseert, valt het redelijk mee.

In hoeverre verzilver je dat succes commercieel ?

Ik denk niet dat ik dat moet verzilveren met contracten, maar op sportief vlak, via een beter contract of een transfer. Ik ben daar heel selectief in. Hier of daar iets komen openen, daar doe ik niet aan mee. Of het moet voor vrienden zijn. Je houdt er wel wat aan over, maar niet om te zeggen dat het immens is.

Vijfde gebod : eer uw vader en uw moeder.

De situatie is onderhand bekend : je ouders zijn gescheiden en het is al vijf jaar geleden dan je nog bij je moeder langs ging in café Madelon, hoewel je daarnet niet naliet je bewondering voor haar uit te drukken. Hoe kan je zo zijn ?!

Wat er tussen ons gebeurd is, blijft tussen ons. Ik voel niet de drang om terug te gaan en ik ben perfect gelukkig zoals het nu is. Klinkt misschien raar, maar het is gewoon zo. Maar begrijp me niet verkeerd : het is niet omdat ik geen contact meer heb met mijn moeder, dat ik haar niet respecteer. Ik heb een goeie opvoeding gekregen van haar, al was dat niet altijd zo gemakkelijk. Ik was zestien toen ze uit elkaar gegroeid zijn. Een leeftijd waarop je al eens weggaat, meisjes leert kennen, sommigen beginnen te experimenteren met drugs, roken… dingen die ik nooit gedaan heb. Ik zag in dat dat niet goed was. Daar ben ik heel fier op, dat ik dat heb meegekregen. Mijn ouders wil ik daar ook langs deze weg toch wel voor bedanken.

Zesde gebod : gij zult niet doden.

Met al die doelpunten kan je er niet omheen : je hebt een killersinstinct !

Maar ik zie dat toch meer als de doelman verschálken of passeren ( lacht). Als je in de zestien komt, moet je dat instinct wel hebben, natuurlijk. Maar van doden gruwel ik. Ik heb zelfs nooit gevochten. Eén keer, toen ik veertien, vijftien was, heb ik eens iemand geslagen. En ik beklaag het mij nog altijd. Ik zal eerder weggaan als er ruzie ontstaat. Op het veld, dat is iets anders, daar is het je job, draait het om de centen en wil je je profileren. Dan komt die winnaarsmentaliteit boven.

Word je sinds je succesvol bent harder aangepakt ?

Ja, maar ik vind wel dat het op een faire manier gebeurt. Zoals Wouter Vrancken van Sint-Truiden deed. Je ziet wel als iemand je tackelt om jou te hebben in plaats van de bal. Op Standard bijvoorbeeld vond ik dat sommige van die zwartjes over de schreef gingen. Die waren echt niet meer naar de bal aan het mikken. Dan spring je toch efkes omhoog als je kaatst, want anders zou het voor een tijdje gedaan kunnen zijn. Ik voel wel dat het respect gegroeid is. Het verstand komt met de jaren zeggen ze, hé.

Al bij stilgestaan dat je in het buitenland tegenover een ander kaliber verdedigers te staan komt ?

Ja, dan moet je weer van nul beginnen, hé. Of je dan Sonck heet of niet, prijzen gehaald hebt of niet : je bent een van de anderen. Dan hebben ze misschien heel weinig respect voor je. Dat besef ik. Maar als ze hard zijn, zal ik hard terug zijn.

Zevende gebod : gij zult niet echtbreken.

Raak je je vertrouwen in relaties niet kwijt als je in een café tussen mensen met problemen opgroeit en op een cruciale leeftijd je ouders uit elkaar ziet gaan ?

Mijn vrouw heb ik acht jaar geleden ontmoet en wij zijn perfect gelukkig. Er kan, heb ik gezien bij mijn ouders, altijd een moment komen dat het niet goed gaat. Maar ik hoop dat het tussen mij en mijn vrouw goed blijft gaan. Het vertrouwen in de mens kwijt zijn, is veel gezegd, maar ik zal niet zeggen dat het altijd perfect loopt, in elk huwelijk zijn er problemen.

Ga jij het anders aanpakken ?

Ik denk het wel. De opvoeding van mijn kinderen zal intenser gebeuren dan bij mij het geval was. Mijn vader was altijd gaan werken, mijn moeder stond altijd in het café. Ze hadden geen tijd om… Dat was geen gezin dat samen kon eten om zes uur, uitstapje maken… Die hechtheid heb ik in dat opzicht misschien wel een beetje gemist. Dat zal ik anders proberen te doen.

Hoe belangrijk is Dagano voor jou ?

Men zegt soms : zonder Dagano kan hij het niet. Maar ik heb drie keer gescoord in drie wedstrijden terwijl hij naar de Afrika Cup was ! En vorig seizoen dertien keer zonder hem in een zwalpende ploeg ! Dus wie vertelt dat eigenlijk allemaal ( lacht) ? Net zoals men nu benadrukt dat we een paar wedstrijden niet scoorden. Maar wij hebben nog andere taken dan scoren. Als je ziet hoeveel ballen ik als spits afpak, dat heb ik in de vier vorige jaren samen nooit gedaan. Sinds ik de Gouden Schoen gewonnen heb, verwachten de mensen dat ik dingen ga doen die ik daarvóór niet deed. Terwijl ik mijn gebreken ken. Ze zeggen : die Sonck speelt altijd simpel en maakt nooit een actie. Ga maar eens vragen aan mensen die jaren op topniveau gespeeld hebben wat het moeilijkste is : simpel spelen !

Achtste gebod : gij zult niet stelen.

Heb je wel eens gestolen ?

Ik heb vroeger gestolen, zoals iedereen, denk ik ( lacht). Kleine prullen, snoep. Als kind kreeg ik van thuis tien of twintig frank om snoep te gaan kopen, maar je wil altijd meer natuurlijk ( lacht). Dus je smijt er twee of drie stuks bij en op den duur steek je het in je zak als niemand het ziet ( grijnst). Maar de laatste vijftien jaar toch niet meer, hoor. En snoep is ook iets anders dan inbreken of écht stelen.

Waarom deed je het ?

Goh, ja waarom ? We waren niet arm, maar ook niet rijk. We zijn trouwens nog niet rijk. Dit is het eerste jaar dat ik goed verdien. Mensen denken dat ik goed geboerd heb omdat ik vijf jaar in eerste klasse speel, maar pas sinds dit jaar kan ik wat opzij leggen.

Geef je makkelijk geld weg ?

Mijn broer en mijn vader steun ik materieel als dat nodig is. Ik had onlangs ook voorgesteld om een deel van onze premies af te staan voor Levenslijn, voor de kinderen. Maar niet iedereen stond daar unaniem achter. Als je dat natuurlijk aan die Afrikanen vertelt ( lacht), begrijpelijk dat zij dat liever naar Afrika sturen. Ik wil maar zeggen dat ik ook aan de medemens denk, zeker als het kinderen aangaat. Raar, maar als ik op tv problemen zie met kinderen dan raakt mij dat, want een kind is altijd eerlijk. Ik ben, dat kan mijn vrouw beamen, op dat vlak heel gevoelig.

Wat is ‘heel gevoelig’ ?

Dat ik tranen in de ogen krijg. Zeker. Je zou het niet verwachten van mij, maar toen ik tijdens de openingsshow van Levenslijn die kinderen in een rolstoel zag zitten, dan… Ik leef daar enorm in mee.

Negende gebod : gij zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste.

Euh, ze zeggen dat er in de voetbalwereld wel eens leugens verteld worden.

( Lacht). Niet door ons, hé. Ik denk dat journalisten daar krakken in zijn. Geruchten heet dat dan, hé ( grijnst). Ik ben altijd eerlijk geweest, maar misschien zou ik eens meer moeten liegen. Door rechtuit te zijn, doe ik soms veel mensen pijn. Je weet perfect wat je aan mij hebt, maar soms kwetst dat ook.

Nooit gelogen ?

( Lacht). Vertel mij : wie liegt er niet ? Als jij zegt : ik lieg nooit, dan ben je aan het liegen, daar ben ik honderd procent zeker van ( lacht). Een leugentje om bestwil tegen je moeder… Ik was eens met vrienden meegegaan naar het frietkot na school, maar vijf minuten later stond mijn moeder daar al ( lacht). Zij stond enorm op stiptheid. Vijf uur thuis, was vijf uur thuis, anders kwam ze mij halen als ze wist waar ik zat. Ik heb geen problemen met stiptheid of discipline, net zoals ik nooit een boete heb gekregen omdat ik mij boven de groep zou plaatsen. De trainer heeft wel eens gezien tijdens een intense training dat ik slap afwerkte. Ik moest dan een extra oefening doen en zesentwintig ballen in mijn eentje naar de kleedkamer brengen ( lacht). Nu weet ik dat je ook gewoon aan de trainer mag zeggen dat je je even niet goed voelt. Die menselijkheid apprecieer ik enorm aan hem.

Tiende gebod : gij zult niet begeren uws naasten huis, gij zult niet begeren uws naasten vrouw, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn rund, noch zijn ezel, noch iets dat van uw naaste is.

Is men jaloers op je succes ?

Ik denk dat dat een overbodige vraag is, hé ( grijnst). Dat is heel spijtig. Ik doe alleen wat ik moet doen en dat dat lukt, is ook de verdienste van de mensen rondom mij.

Hoe merk je die jaloezie ?

Ze gunnen je het succes niet. Je slaat de krant open en dan staat er in de lezersbrieven dat je de Gouden Schoen niet verdient… Als je bij de dertig doelpunten in een seizoen maakt, en je speelt een hele goeie eerste ronde en een degelijke tweede ronde… Sorry, hé, ik kan er ook niet aan doen dat er geen andere zijn die erboven uitsteken. Is dat mijn schuld ? In de zakenwereld is het net hetzelfde. Als je jezelf opwerkt, waarom zou je dat dan niet verdienen ? Ik gun iedereen zijn succes.

Ben je jaloers op mensen met materiële rijkdom ?

Ik heb het nooit gehad. Nu kan ik me wel iets veroorloven, maar ik trek mij niet op aan materiële dingen. Voor mij is dat niet belangrijk. Mijn moeder werkt al dertig jaar voor haar centen. Dán weet je wat werken is. Ik durf te zeggen dat ik niet weet wat werken is. Ik heb het nooit moeten doen. Mijn beroep is mijn hobby. Wie van acht tot vier moet werken, daar heb ik respect voor, want ik zou het er moeilijk mee hebben. Problemen heb ik wel als jonge mensen direct zomaar een mooie wagen krijgen omdat ze toevallig uit een rijke familie komen. Maar dat is de wereld, hé, daar kan je niks aan veranderen. Ik kreeg er indertijd één en die kostte tussen de vijftien- en de dertigduizend frank. Toen ik er een van de club kreeg, heb ik hem verkocht en mijn moeder het geld teruggegeven. ‘Als je maar beseft,’ zei mijn moeder, ‘hoeveel uren ik heb moeten kloppen om dat geld op tafel te krijgen.’ Dat besef ik nog altijd. Daarom zal ik niet zomaar iets kopen voor mijn dochter. Ik heb mijn vrouw ook al gezegd dat ze dat niet moet doen. Ik kan dat niet hebben. Ik kán geen geld uitgeven aan domme dingen. Neen, mijn dochter moet niet te veel verwend worden. Ik ben dat door mijn ouders ook nooit geweest, maar wat ik móest hebben, had ik.

Je ziet : wat er ook gebeurt, het respect voor je ouders, dat gaat nooit weg.

door Raoul De Groote en Bruno Govers,

“Ik heb vroeger gestolen, zoals iedereen, denk ik.”

“Wat er ook gebeurt, het respect voor je ouders gaat nooit weg.”

“Als je jezelf opwerkt, waarom zou je dat dan niet verdienen ?”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content