Voor de Rode Duivels maakt hij geregeld belangrijke doelpunten, maar bij Ajax wachten ze nog altijd op de echte doorbraak van Wesley Sonck.

De selectie van Ajax bestaat bijna volledig uit karakters zonder geheimen. De media-afdeling van de Amsterdammers laat de spelers voor alles en iedereen opdraven. En daarom weet inmiddels heel Nederland dat Johnny Heitinga nog bijna wekelijks bij zijn opa eet, dat Wesley Sneijder sinds kort samenwoont, Rafael van der Vaart gaat trouwen, Zdenek Grygera houdt van alles wat Italiaans is en dat zijn stug ogende landgenoot Tomás Galásek een kei is in het vieren van een feestje. Schimmig is het alleen rondom de kopstukken op de kantoren – de hoofdrolspelers in de kleedkamer zijn een open boek voor de fans en de volgers.

Er is echter één uitzondering : Wesley Sonck (26) heeft, behalve enkele spaarzame evaluatie-interviews over zijn moeizame eerste seizoen in Amsterdam, zijn mond nauwelijks meer opengedaan. Vorige week, in de aanloop van de interland van de Rode Duivels in Spanje, leek hij de zorgen van Ajax te vergeten. Hij zei zich te verbazen over het feit dat hij dan weer wel en dan weer niet speelde en voegde eraan toe dat hij niet naar de trainer zal toestappen om uitleg te vragen. Wat Sonck doet of wat hem bezighoudt als de bal niet rolt, is in zijn ogen normaal gezien geen noodzakelijk onderwerp van gesprek. Na zijn komst naar Nederland gaven zijn oma, broer en vader een inzicht in de jeugdjaren van de goalgetter, maar het bleef bij die ene keer. Op verzoek van de voetballende Sonck zelf. De vrolijke flapuit, die zich een aantal jaren geleden zelfs met de dorpspolitiek in zijn geboorteplaats Ninove bemoeide, wil sinds zijn verhuizing naar Ajax eigenlijk alleen op het veld praten. Met zijn voeten, welteverstaan.

Na het recente vertrek van concurrent ZlatanIbrahimovic naar Juventus heeft hij zelfs bij de beleidsbepalers afgedwongen dat hij voorlopig alleen hoeft te spreken na afloop van wedstrijden. Vorig seizoen liet Sonck al merken dat hij principes heeft als het gaat om het verkondigen van zijn waarheid. Ajax verloor in de kampioensrace met PSV op een doordeweekse avond met 4-1 in Heerenveen en een paar dagen later ook in Nieuw Galgenwaard van FC Utrecht met 1-0. Sonck was in beide duels reserve. Hij was teleurgesteld dat zijn nieuwe club steken liet vallen, maar ook zichtbaar ongelukkig met zijn bijrol.

“Wat wil je dat ik zeg ?” kaatste hij destijds terug toen hem naar zijn mening werd gevraagd. “Ik heb niet vanaf het begin op het veld gestaan, dus mijn mening is nu even niet relevant. Natuurlijk baal ik van de situatie, maar mopperen heeft geen zin. Wat bereik ik daarmee ?” Een dag voor de eerste confrontatie in de Champions League tegen Juventus trok Wesley Sonck de rolluiken stevig dicht. Met de eeuwige rugzak om zijn schouders legde hij een biljartje in de ontspanningsruimte van het spelershome in De Arena. Op een tiental meters van zijn rustig met de pers keuvelende ploeggenoten bereidde de spits zich zwijgend voor op de confrontatie met de Italianen. “Morgen na de wedstrijd praat ik”, wilde hij slechts kwijt.

Even verderop, aan de stamtafel van aanvoerder Rafael van der Vaart, bleek dat Sonck slechts zwijgt in het bijzijn van derden. “Ik ken hem als een speler die graag zijn mening geeft”, vertelde Van der Vaart. “Wesley praat graag over voetbal en dat is wel lekker. In onze selectie zitten namelijk niet veel echte praters. Hij maakt graag gebruik van de mogelijkheid om te laten weten hoe we hem het best kunnen gebruiken en dat is goed. Nu Zlatan vertrokken is, missen we natuurlijk bepaalde kwaliteiten, maar ik weet zeker dat Wesley dat kan invullen. Hij is een andere speler, een voetballer die je in de loop moet aanspelen. We zullen daarom een beetje moeten omschakelen, maar dat komt echt wel goed. We hebben daar vertrouwen in.”

Een dag later bleek dat het vertrouwen in Sonck niet alleen is gebaseerd op hoop, nu de oorspronkelijke aanvalsleider Ibrahimovic voor Juventus speelt. Sonck begon Ajax’ openingsavond van de Champions League in Amsterdam met een ziedend afstandsschot, dat boven de Turijnse doelman GianluigiBuffon uiteenspatte tegen de lat. Het was een zwieper met zijn linkerbeen en dat is opvallend. Drie dagen eerder had hij het Haagse Zuiderpark even stil gekregen met een doeltreffende verre knal met rechts. Soncks tweebenigheid was een van de redenen voor Ajax om hem aan te trekken, maar dat hij in staat is met beide voeten kogels van buiten de zestien meter af te vuren, was tot vorige week woensdag voor de Nederlanders nog een goed bewaard geheim. “Er zijn nog wel meer dingen die jullie niet van mij weten”, prikkelde hij zijn gehoor na de 0-1-nederlaag. “Welke ? Dat moeten anderen maar zeggen. Dit was gewoon zoals ik ben. Als ik een kans zie om te schieten, probeer ik het, of de bal nu voor mijn rechter- of linkervoet ligt, is op zo’n moment minder belangrijk.”

Sonck is niet de gemakkelijkste gesprekspartner in de selectie van Ajax. Het lijkt erop dat hij zich snel aangevallen voelt of in zijn eer aangetast. In België krijgt hij wel eens het verwijt een dikke nek te hebben, in Nederland heeft hij dat stempel niet. Sonck is assertief en heeft een mening, hij praat Vlaams maar oreert als de meeste Nederlanders : zelfverzekerd en niet voor een gat te vangen. Onzendikken, zoals broertje Kevin hem noemt, spreekt zoals hij speelt. Doeltreffend en snel ietwat verongelijkt.

Soncks gedachten zijn helder en simpel. Zijn analyse over spelen tegen Italianen is bijna Cruijffiaans. “Die wedstrijd tegen Juventus bevestigde weer mijn algemene idee over voetballen tegen clubs uit Italië. Je denkt iedere keer dat je er dichtbij bent, maar zij scoren, gooien de boel dicht en de wedstrijd is eigenlijk afgelopen.” Als speler van de club waar de pure schoonheid van het voetbal zo belangrijk is, kan hij er toch wel van genieten. “Ze spelen geen mooi voetbal, maar dat hoeft voor hen ook niet. Ik denk er net zo over. Mooi voetballen staat bij mij niet bovenaan, ik denk alleen maar aan het resultaat. Dat zal best wel met mijn opleiding als voetballer te maken hebben, maar zo simpel is het voor mij. Ik weet dat de mensen graag een mooie wedstrijd zien, maar dat kan niet altijd. Zeker niet tegen een Italiaanse topclub zoals Juventus.”

Na het vertrek van Zlatan moet Sonck de concurrentie aangaan met ex-Anderlechtspeler Yannis Anas- tasiou als diepe spits in een systeem met vleugelaanvallers. Tegen ADO Den Haag, Juventus en FC Den Bosch liet hij in acht dagen tijd zien dat hij lerende is, maar dat de afstemming nog regelmatig ontbreekt. “Als ik de vrijheid geniet om de hoeken in te duiken, dan kan ik deze rol wel invullen”, vervolgt Sonck. “Ik ben dan moeilijker te verdedigen. Als ik alleen maar tussen die twee grote, sterke centrale verdedigers mag staan heeft het niet veel zin. In Europese wedstrijden is het voor mij nog gemakkelijker in te vullen dan in de competitie. In de Champions League krijgen we meer ruimte, in Nederland staan we vaak met heel veel spelers in een klein gebied en kan ik alleen maar wachten op die ene bal die in de zestien meter goed voor mijn voeten valt. Ik ben een speler die graag wat meer voor het elftal doet, die een bal bij zich houdt en de hoeken induikt om ruimte te maken voor anderen. Ik wil niet dat het team alleen voor mij werkt, ik wil ook voor het team werken. De sluwheid die je als spits moet hebben om op de goede plaats te staan heb ik, maar andere kwaliteiten mis ik weer. Het is nu zaak gebruik te maken van mijn echte sterke punten. Ik kan wel spelen in een kleine ruimte, maar het is niet zo simpel voor mij.”

Zijn eerste seizoen bij Ajax beschouwde hij slechts als een aanloop, zegt Sonck. Hij heeft zich niet druk gemaakt over het feit dat hij vaak tweede keus was achter Ibrahimovic of als valse rechterspits moest spelen. “Ik heb een jaar gehad van een beetje inlopen, de jongens en het spel leren kennen. Ik wist al vrij snel dat ik niet als diepe spits zou spelen zolang Zlatan er was. Ik heb daar nooit een probleem van gemaakt. Het plezier is er voor mij nooit minder om geweest. Als ik het vorig seizoen niet naar mijn zin had gehad, was ik al vertrokken. We hebben tegen Juventus in de tweede helft laten zien dat we heel goed kunnen voetballen, dat we meekunnen op dit niveau. Op een bepaalde manier moet je daar toch een beetje trots op kunnen zijn.”

Door het ontbreken van vaste kracht Tomás Galásek was Sonck in de competitie al eens de oudste basisspeler van Ajax. “En dat is toch wel een raar gevoel als je 26 bent. Als ik mezelf zie lopen, denk ik : Hoe kan dit eigenlijk ? Ik was de enige speler in de basis die kinderen heeft… Toch heb ik niet het gevoel dat ze extra dingen van me verwachten omdat ik de oudste ben. Ik moet gewoon mijn taak uitvoeren.”

Onderdeel van die taak is scoren, tegen ploegen zoals FC Den Bosch bijvoorbeeld. Het werd toen 0-5. Een ideale gelegenheid voor Sonck – zou je denken – om zich richting de kop van de topscorerslijst te schieten, maar hij kwam niet verder dan een knappe assist op Wesley Sneijder voor de openingsgoal. De Sonck die vier dagen eerder nog een meer dan redelijke wedstrijd speelde, was in de Hertogstad vooral ongelukkig. Zijn ploeggenoten bereikten hem nauwelijks, de spaarzame ballen die hij wél ontving, raakte hij vaker verkeerd dan goed. Na afloop wilde Sonck niet praten. Hij was boos, zei hij, omdat er bij zijn broer was geïnformeerd naar de namen van zijn kinderen. Maar het zou ook heel goed kunnen dat zijn gebrek aan doelpunten voor Ajax hem stak. Dat is immers een kenmerk van een echte spits.

door Thijs Slegers

‘Als ik alleen maar tussen die twee grote, sterke centrale verdedigers mag staan, heeft het niet veel zin.’

‘In de Champions League is de positie als diepe spits voor mij gemakkelijker dan in de competitie.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content