‘Zet de champagne maar al koel’, zei hij. ‘Vandaag ga ik ze allemaal op hun donder geven.’ Hij klemde zijn tanden op elkaar, nam autoritair de kop van het peloton en beukte erop los tot iedereen uit zijn wiel moest. Bernard Hinault, le petit Merckx des Français, wordt vrijdag zestig.

Bijna drie decennia nadat hij zijn fiets op een afgelegen akker symbolisch aan een appelboom hing, blijft Bernard Hinault deel uitmaken van het vaste meubilair van de Tour. Ook nu hij de kaap van de zestig rondt, reist de energieke Bretoen nog iedere zomer opnieuw mee met het hectische circus van de wedstrijd die hij tussen 1978 en 1986 acht keer reed en vijf keer als winnaar afsloot.

Onmiddellijk na zijn rennerscarrière werd Hinault op vraag van Félix Lévitan raadgever in de Tour. Onder de volgende Tourbaas Jean-Marie Leblanc begon hij vervolgens de externe relaties te verzorgen. Sindsdien zien we hem als ceremoniemeester, keurig uitgedost in een hemd, na iedere rit alle laureaten en notabelen op het podium stevig de hand drukken. Het moet het beeld versterken van een Tourorganisatie die haar helden en geschiedenis in ere houdt.

Maar zij die Hinault gekend hebben als renner, blijven zich er ongemakkelijk bij voelen. Ze vinden dat de zoon van een spoorwegarbeider zijn ziel verkocht heeft en op het Tourpodium slippendrager van Parijse multimiljonairs is geworden. Slechts wanneer het protocol barsten vertoont, ontwaren ze nog zijn ware temperament. Als een of andere paljas, op zoek naar aandacht, vanuit het publiek het podium op klimt en Hinault als een steward toestormt om het storende sujet hardhandig te verwijderen. Dan halen ze opgelucht adem: de licht ontvlambare bokser in de vijfvoudige Tourwinnaar leeft nog.

Oproerkraaier

Het was als oproeikraaier dat de Fransman bekend raakte bij het grote wielerpubliek. We schrijven 1978, de Tour viert zijn 75e verjaardag, een feest in gespannen sfeer. Na het verlaten van de Pyreneeën ontploft de bom. Vlak voor de aankomst van de rit naar Valence d’Agen zet het peloton collectief voet aan de grond. De renners ergeren zich aan de vroege starts, de talrijke verplaatsingen, de toename van halve etappes en het ontbreken van overleg. Vooraan, op de eerste rij in het midden, handen op de rug en de kin omhoog gericht: Frans kampioen Bernard Hinault. Hij is het ook die als eerste een stap naar voren zet en, de fiets in de hand, over de streep wandelt. Hinault: de vakbondsleider die opkomt voor de dwangarbeiders van de weg en weet dat in het leven niets zomaar verworven is. Onrecht verdraagt hij niet. “Bij ons”, zal hij over zijn kindertijd verklaren, “zei men altijd: iedereen moet zijn brood verdienen.”

Hinault wordt in Valence d’Agen arrogantie verweten, kritiek die hem zijn leven lang zal blijven achtervolgen. Zijn Tourpalmares rechtvaardigt op dat moment zijn leidersrol nog niet. De zelfverklaarde patron van nog geen 24 is een Tourdebutant die nog nooit het geel droeg en welgeteld één rit won. Wanneer hij twee dagen later, op quatorze juillet, de verwachtingen niet kan inlossen in een klimtijdrit op de Puy de Dôme, is hoongelach zijn deel. “De zware beschuldigingen na de staking raakten mij diep”, zal Hinault na de Tour toegeven. “Ik sliep een paar nachten slecht, waardoor de tijdrit uitliep op een mislukking. Op de Puy de Dôme kreeg ik een dreun, maar die heeft me voor de rest van de Tour veel goed gedaan.”

Dat laatste was de renner Hinault ten voeten uit. Als iets of iemand hem dwarszat, was het oog om oog, tand om tand. Een supporter in Valence d’Agen die hem uit onvrede met de staking met water overgiet? Hinault stapt resoluut op hem af, pakt hem bij de kraag en tilt hem van de grond. Een renner die gaat demarreren terwijl hij heeft afgekondigd dat er die rit niet wordt gereden? Hinault rijdt er zelf achter aan, scheldt hem de huid vol en verkoopt hem een mep met zijn fietspomp. Stakende arbeiders die tijdens Parijs-Nice zijn elan verstoren? Hinault baant er zich een weg doorheen met zijn vuisten. In zijn eigen woorden: “Op school heb ik er geïncasseerd, maar ook veel uitgedeeld. Een vuistslag, in de grond hou ik daar wel van.”

In de Tour van 1978 knokt karakterkop Hinault zich naar het geel in de laatste tijdrit, ten nadele van Joop Zoetemelk, die pas in 1980 zal kunnen winnen wanneer de Bretoen met een knieblessure moet opgeven. “Het was nooit moeilijk om Bernards bedoelingen te raden”, zegt de Nederlander. “We moesten maar naar zijn kaken kijken. Als hij ze op elkaar klemde, wisten we: vanaf nu zal het pijn doen.” Die verbetenheid van een roofdier in combinatie met zijn donkere ogen leveren Hinault de bijnaam le Blaireau op, de Das. Een titel die hij zelf met trots zal dragen: “De das is het enige dier dat als je het met een schop een klap op zijn muil geeft, die schop zal opvreten.”

De Tour winnen bij de eerste deelname? Het is alleen voor de allergrootsten weggelegd: Fausto Coppi (1949), Jacques Anquetil (1957), Felice Gimondi (1965), Eddy Merckx (1969). Die laatste is trouwens nog maar een paar maanden renner af op het moment dat Hinault zich in de Tour manifesteert. Niemand kon vermoeden dat zo snel na Merckx een nieuwe heerser zou opstaan die hem bovendien zo dicht benaderde. Lucien Van Impe, die zowel tegen de Kannibaal als tegen de Das moest optornen en tussen hun beider heerschappijen in zelf de Tour won in 1976, drukte het in L’Equipe Magazine als volgt uit: “Merckx was de grootste, maar Hinault de indrukwekkendste. Nooit zag ik zo’n razernij. In een fractie van een seconde was Hinault in staat om een situatie compleet te domineren.”

Onoverwinnelijke tandem

Altijd weer wordt herinnerd aan het mentale overwicht dat de Das tentoonspreidde. Maar wat gezegd van zijn uitzonderlijke fysieke capaciteiten? Jean Ginet, professor fysiologie: “Bernard sprong eruit. Hij kon beter met de warmte om dan anderen: hij zweette weinig. Bovendien maakte zijn lichaam van nature veel epo aan, in die mate dat zijn hematocriet (percentage rode bloedlichaampjes, nvdr) de vijftig overschreed. En dan had hij nog het voordeel van een bijzonder lage rustpols: 34 slagen per minuut. Op het toppunt van zijn carrière had Hinault een VO2max (maximale zuurstofopnamecapaciteit, nvdr) tussen 92 en 94.”

Bij de ploeg Renault wordt het maximum uit dat lichaam gehaald. Hinault vormt er een onoverwinnelijke tandem met zijn ontdekker Cyrille Guimard, die als sportdirecteur de Tour al had gewonnen met Van Impe. Guimard geldt in die tijd als een vernieuwer. Hij doet een beroep op de wetenschap om zijn renners te verbeteren. Hinault, ruw en onbehouwen als de kust van zijn geliefde Bretagne, staat er niet altijd voor te springen, maar haalt er wel zijn profijt uit. Via windtunneltests bereikt hij een fel verbeterde, aerodynamische positie op zijn fiets. Als hardrijder zal Hinault op zijn kenmerkende grote molen zijn generatie overvleugelen. Van zijn 28 ritzeges in de Tour – alleen Merckx doet beter met 35 – behaalt hij er 20 tegen het uurwerk.

Opmerkelijk genoeg is de eergierige Bretoen er in de Tour nooit in geslaagd om in het gebergte een nummer op te voeren à la Merckx. Eén keer slechts wint hij een bergrit met voorsprong. Toch behaalt hij zijn vijf Tourzeges altijd met panache. Zelfs in 1982, bij zijn vierde en makkelijkste, maakt hij er een erezaak van om ook nog op de Champs-Elysées zijn suprematie te bewijzen door het hele peloton te verslaan in een massaspurt.

Qua veelzijdigheid heeft wellicht niemand beter Merckx benaderd dan de Das. Samen met de Kannibaal is hij de enige die zowel de gele, de groene als de bolletjestrui in de Tour mee naar huis mocht nemen. En het etiket ‘Merckxiaans’ is ook niet eens overdreven voor een aantal van Hinaults overwinningen in de grote eendagswedstrijden. De Ronde van Lombardije 1979: na amper honderd kilometer tot de aanval overgegaan, zijn zes medevluchters allemaal uit het wiel gekletst, op de Italiaan Silvano Contini na, die hij afdroogt in de sprint. Luik-Bastenaken-Luik 1980: in bijtend koud weer in een sneeuwstorm vanaf 85 kilometer voor het einde alles en iedereen kapot gebeukt en aan de finish bijna tien minuten voorsprong op de tweede, Hennie Kuiper. Het WK datzelfde jaar in Sallanches in de Franse Alpen: in de regen op een enorm zwaar parcours de hele dag lang de concurrenten één voor één murw gereden. Nadat hij ’s morgens de hotelbaas had toegefluisterd: “Zet de champagne maar klaar voor vanavond. Ik kom met de regenboogtrui terug.”

Dat zelfverzekerde, snoeverige zat altijd in zijn karakter ingebakken. “Bernard had geen tijd om subtiel te zijn”, merkte Jean-Marie Leblanc ooit op, waarmee de Tourbaas verwees naar de jonge leeftijd van twintig jaar waarop Hinault vader werd van zijn eerste van twee zonen. De omstandigheden dwongen de Bretoen om vastberaden te zijn. Zelf vertelde hij daarover: “Stel dat ik in die tijd naar een psycholoog had moeten gaan, weet ik één ding zeker: het was ik die hem instructies zou hebben gegeven. En niet omgekeerd.”

Hinault koerste met het temperament van een wild dier. Uit elke vorm van provocatie haalde hij motivatie. Alsof Muhammad Ali met hem meereed. Getuigen uit zijn ploeg zeggen dat le Blaireau ongeveer als volgt sprak: “Ze gaan op hun donder krijgen vandaag”, “Jullie denken me kapot te maken, bende onnozelaars, maar jullie hebben het bij het verkeerde eind”, “Vandaag gaan we zien wie het in zijn broek zal doen.”

Afscheid door de grote poort

Tot 1983 is de heerschappij van de Das absoluut. Weliswaar wint hij dat jaar in de lente zijn tweede Vuelta, zijn pantser vertoont vanaf dan ook de eerste scheurtjes. In Spanje begrijpt de Franse karakterman dat een van zijn jonge ploegmaats minstens even sterk is als hij: Laurent Fignon, Parisien en niet eens 23. Bovendien krijgt Hinault tijdens de Vuelta last van pijnsteken in de knie. Een operatie dringt zich op, voor de Tour moet hij forfait geven. Het begin van het einde van de gouden tandem met Guimard, die voor zichzelf heeft uitgemaakt dat Fignon de toekomst is en dus zijn nieuwe kopman.

De knieoperatie vormt een breuklijn in Hinaults loopbaan. De pers schrijft hem af. Journalist en levende legende Philippe Brunel (L’Equipe) in het voorwoord van het pas verschenen boek Bernard Hinault van Sporzaverslaggever Ruben Van Gucht: “Hinault lokte gemengde reacties uit en zou vaak de wind van voren krijgen van de journalisten, die ‘aasgieren’, die ‘schurftige honden’ om in zijn woorden te spreken, die voortdurend kritiek op hem hadden, niet op de wielerkampioen, maar op de trotse, koppige man met de uitgesproken meningen die niet maalde om populariteit.”

Geprikkeld door de kritiek maakt Hinault nog een opgemerkte comeback bij La Vie Claire, het nieuwe team van de flamboyante zakenman Bernard Tapie. Hij bindt de strijd aan met de kampioenen van de toekomst: zijn ex-ploegmaat Laurent Fignon, in wie hij in de Tour van 1984 zijn meerdere moet erkennen, en golden boyGreg LeMond, die Tapie wegkoopt van bij Fignon. In 1985, wanneer hij voor de vijfde keer in het geel in Parijs staat en zijn tiende grote ronde wint (slechts één minder dan Merckx), kan Hinault zijn Amerikaanse ploegmaat nog onder de knoet houden. Maar in 1986 vergaloppeert de Bretoen zich in zijn drang naar een zesde eindzege. Hinault heeft LeMond beloofd dat hij in zijn dienst zou rijden, maar zal hem met zijn aanvalswerk vooral saboteren. Pas in de derde week, wanneer hij begrijpt dat een zesde Tourzege er niet meer in zit, begraaft de Das de strijdbijl. Hand in hand komt hij op L’Alpe d’Huez over de streep met zijn ploegmaat-rivaal. Een stukje theater van de bovenste plank.

Na zijn tweede plaats in 1986 zal Hinault nooit meer de Tour rijden als renner. Hij verkiest de wielersport te verlaten door de grote poort en gunt het de journalisten vooral niet om getuige te zijn van zijn fysieke achteruitgang. Hetzelfde jaar nog stapt hij voor de laatste keer van de fiets, na een onbeduidende cyclocross in een Bretoense wei. Een symbolische overgang naar een nieuw bestaan als landbouwer tussen zijn koeien. Twintig jaar lang zal Hinault de fiets niet meer van stal halen. Maar sinds zijn pensioen als landbouwer in 2007, heeft hij zijn oude liefde herontdekt. “Ik kan niet spreken voor iemand anders”, zegt de jarige. “Maar ik heb me altijd gelukkig gevoeld op een fiets.”

DOOR BENEDICT VANCLOOSTER

“Merckx was de grootste, maar Hinault de indrukwekkendste. Nooit zag ik zo’n razernij.” Lucien Van Impe

“Hinaults lichaam maakte van nature veel epo aan.” fysioloog Jean Ginet

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content