In Standards Stade Maurice Dufrasne krijg je het warm en koud. De accommodatie laat nochtans nauwelijks iets te wensen over. Maar misschien toch de ventilator uitzetten als het vriest.

In café-restaurant Le Bois D’Avroye prikt een tafel personeelsleden op zijn gemak een vorkje, achteloos de rug gekeerd naar een enorme luchtfoto van het Standardstadion uit de tijd dat de wereld nog in zwart en wit was. Hier is het dat ook de Luikse spelersgroep, als ze twee keer daags trainen, ’s middags de lunch komt gebruiken. Trainen doen ze op een terreintje voor het stadion of ze slingeren verdeeld over hun wagens hogerop naar het Bois Saint-Jean, in de heuvels aan de overkant van de Maas. Het stadion anno nu, in rood en wit, ligt tegenover het café-restaurant.

Eenmaal het café buiten gewandeld en de hoofdparkeerplaats over gestapt, staart RogerClaessen er, de zwarte haren strak gecoiffeerd tegen een gouden zon, naar de hoofdingang. Claessen was in de periode 1961-1968 midvoor bij Standard en maakte toen in 180 wedstrijden 124 doelpunten. Tweeëntwintig daarvan scoorde hij in 29 Europese ontmoetingen. Dat aantal maakt hem ook nu nog altijd Standards productiefste spits op Europees niveau. Hij speelde daarna nog voor Alemannia Aachen, Beerschot en Crossing Schaarbeek en overleed in 1982 op 41-jarige leeftijd. La légende rouge werd in 2003 door de supporters uitgekozen om als schilderij het portaal van hun tempel te flankeren. De afbeelding maakt deel uit van een ruimer kunstwerk van Vincent Solheid, waarvoor alle betonnen zuilen van het stadion in het rood werden bewerkt onder het motto Etre Rouge.

Op een zuil verder naar links, waar de supporters zelf tegels konden kopen en beschilderen, hebben de Rouches des Flandres en ene Bourvil zo te zien stevig geïnvesteerd om zichzelf naamsgewijs als deel van het stadion te zien. Stade Maurice Dufrasne heet het stadion officieel, naar de vijfde uit het rijtje clubvoorzitters, maar uitzonderingen zijn het die het niet Sclessin noemen, naar de Luikse wijk waarin het is gelegen.

Zo hartverwarmend als de club uit de Vurige Stede doorgaans wordt omschreven – als het over Standard gaat, steekt het nogal dikwijls op geen cliché – zo kil wordt de argeloze bezoeker via de hoofdingang het stadion binnengeleid. De indirecte verlichting achter de designhouten wand mag dan samen met het grote logo een poging doen, wie het plastic van het zomers boeket en de immense palmboom betast, voelt het beetje sfeer zo wegebben. Geen secretaresse of secretaris noch knusse fauteuil die soelaas brengt. Desolaat is het woord.

Dus snel links naar boven dan maar of toch rechtdoor de receptiezaal in ? Eerst de receptiezaal. “Voilà”, zwiert Frédéric Leidgens de deur van het salon d’honneur open. Leidgens is perschef en teammanager van Standard. Gestion de l’équipe naast het veld en interne communicatie tussen ploeg en de rest van de wereld. “Ik werk tussen Dominique D’Onofrio, de trainer, en monsieurFrançois, de algemeen directeur.” Hij heeft een bureau hier én een aan de overkant. ” Jepassede l’un bureau à l’autre“, glimlacht hij kort.

In het salon d’honneur eten de genodigden van de eretribune voor de wedstrijd en drinken ze tijdens de rust van hun glas, maar na de wedstrijd, om elf uur, ” on fait evacuer la salle“, zegt Leidgens. Iedereen eruit. “Want dan komen de spelers hier gezamenlijk eten.”

Aan de muur hangen foto’s, vier in zwart en wit en één in kleur, van elftallen met doelmannen als rood-witte draad. Jean Nicolay, Christian Piot, Michel Preud’homme, Gilbert Bodart en Vedran Runje keepten achtereenvolgens voor de Rouches. Tussen Standard en doelmannen is het altijd al een goed huwelijk geweest. Nochtans is het met Erik Gerets een flankverdediger die met zevenenveertig selecties voor de nationale ploeg Standards recordinternational is. ” Oui“, zegt Leidgens terwijl hij alweer de deur uit snelt. Evacuer la salle en de gang in waar zich de sportieve vertrekken bevinden.

Ici, la vestiaire des arbitres“, wijst de perschef. Wie op Sclessin komt fluiten, wordt ruim behuisd, mag zich douchen tussen stijlvolle grijs-wit geruite tegels en heeft de beschikking over vier kleerkastjes, een toilet, een pissijn, een lavabo, vier gemakkelijke fauteuils en een tafel. Je zou, arbiter zijnde, tijdens de rust voor minder in de kleedkamer willen blijven.

Daar vlak tegenover wenkt ongeduldig een van de twee bureaus van Leidgens, “waar we onder andere het wedstrijdblad invullen en waar ik elke dag spelers ontvang om praktische dingen te regelen.” Met vaantjes van alle oefentegenstanders en Europese opponenten heeft hij er sinds zijn indiensttreding de muur behangen, maar op de vensterbank is het de maquette van een schip, Schooner, die de aandacht trekt. Heeft… ? Maar weg is hij.

“Voilà, het hoofdveld.” Ah, bon. “En daar is de kleedkamer van de trainers.” Hup.

J osé Riga, de adjoint van Dominique D’Onofrio, ” bonjour“, bekijkt er net nog de video van Charleroi-Standard. ” Oui, we zitten hier goed geïnstalleerd”, lacht hij een opmerking terug. Voor het EK is alles vernieuwd. “In 2000″, zegt Leidgens. ” On est bien“, herhaalt Riga.

Vier bureaus staan er tegenover elkaar opgesteld : die van D’Onofrio, Riga, van Christian Piot, ” qui est là “, en Guy Namurois, ” lepréparateur physique.” Sympa van D’Ono trouwens om zo de competitiespecial van Foot Magazine toevallig op het bureau te hebben liggen. Voor de televisie staan ook nog een salonsetje en een bar ten einde het gemoed ook eens te kunnen ontspannen. Je zou…

“Hier is de ruimte om de schoenen schoon te maken”, roept Leidgens plots van op de gang. Tien sproeiers laten hun kopjes kniehoog hangen, acht waterkranen buigen solidair in de deemoed. Proper gepoetst kunnen de spelers daarna hun kleedkamer opzoeken, die ook al niet van enige luxe is gespeend gebleven. Naar het tv-toestel met flatscreen plasmascherm en de vier tactische borden met magneetjes en stiften gemeten, zou Standard haarscherpe patronen op de mat moeten kunnen tonen. Maar…

En kijk, zijn de Rouches hun chique geruite douches beu, dan is er nog altijd de jacuzzi of de jetstream in het met hout beslagen bad. Ook beu ? Dan duiken ze toch even de sauna in ? Draai je daarna de luxaflex elektrisch open, zit je bovendien onzichtbaar achter het witte melkglas in zacht gefilterd licht te bekomen.

Allez hop, voorbij het kabinet van de dokter de deur door naar de behandelzaal, die van zes tafels is voorzien, alstublieft, en op werkdagen met vier kinesisten wordt bevolkt. Genoeg Tensoplast ( stretch) staat er in de open kasten om een hele kern te mummificeren en massa’s huile camphrée om ze warm te parfumeren. Mooi ook is de oude bascule van Campbell, die uit nostalgie wordt bewaard naast de vederlichte digitale weegmachine. “Die oude wordt niet meer gebruikt”, zegt Leidgens, terwijl hij de weg naar het washok is ingeslagen.

Ici“, zegt hij, “doen we de was en heeft elke speler een vakje met zijn materiaal. Iedereen heeft twee tenues per match.” Gewassen en gedroogd worden ze door drie medewerkers uit de obligate wasmachines en vier droogkasten gehaald en daarna opgevouwen en wel in het vakje van de bijhorende speler gevleid. Een lijstje met namen en maten geeft aan wie wat toebehoort. XXL voor Onyewu, Roussel, Léonard en Vandooren en voor niemand een small, maar een van de Curbelo’s blijkt met een medium wel de kleinste maat te hebben en Wamberto draagt verbazend genoeg een large. Gekocht op de groei waarschijnlijk.

Hoeven we lang in de propere en zoals gewoonlijk soberder kleedkamer van de bezoekers rond te hangen ? Neen ? Dan snel en bonkend de ijzeren trap op en de perszaal in gerend. Rode en witte stoelen wachten er als gewillig bijeengedreven schaapjes rond de tafels op journalisten die zich evenwel ook aan een bar kunnen ophouden, maar er het raden naar hebben hoe het vertrek daarachter eruitziet. Wel, er staat een tafelvoetbalspel in wat een eerder bescheiden spelershome is in contrast met de vertrekken beneden. Elke dag als er wordt getraind, neemt de groep hier om negen uur het ontbijt aan een buffet. “Gezonde, lichte dingen, quoi. ” Van daaruit leiden gang en trap spelers naar de mengelzone waar ze op wedstrijddagen, willen of niet, niet ontkomen aan de pers.

Ergens onderweg naar hogerop hangt nog maar eens een foto, een van de harde kern op de tribune achter het doel, waar spandoeken samenvatten waar het hier om draait : une cause,un honneur, un mythe, une fierté, respectievelijk gekoppeld aan afbeeldingen verwijzend naar Lucifer, het logo van de stad Luik, dat van Standard en un coq wallon, een Waalse haan. Standard, un mythe. Een ongegrond verhaal dat voor waar wordt aangenomen, zo is ons altijd geleerd. Kostelijk ! Of verklaar het als een overlevering over goden, gepersonifieerde natuurkrachten of goddelijke voorouders, dan nog blijft een glorieuze toekomst in te vullen. Met Lucifer als aansteker. Ook kostelijk !

Boven, waar vroeger, vóór de verbouwingen, de zaal voor pers en genodigden was, wordt nu voor de wedstrijd alleen door genodigden gegeten en aan de andere kant is de privilegeclub ondergebracht, waar een glas wordt gedronken door de business-seathouders. In het donker – oegh ! (een tafel) – leidt een trap naar de loges, waar moet worden gewacht – oef ! – tot iemand met een sleutel is komen opdagen. Loges personnes admises 450, zegt het bordje op de deur. Dat, eens de deur geopend, aan de mahoniehouten toog in de gemeenschappelijke entreezaal exquisere vloeistoffen uit worden geschonken dan het red and white energy-drankje dat onderin een vitrinekast met andere clubkoopjes staat tentoongesteld, laat zich makkelijk raden : achter de toog kwelen de openstaande mondjes van drie halfvolle flessen rode wijn en twee halflege van champagne het antwoord.

Logerestaurant 38 in de hoek wordt elke week verhuurd aan wie zijn gezelschap in een ruimer kader van de wedstrijd wil laten genieten, maar ook in de andere loges wordt gretig getafeld. De keuken is midden in de gang gesitueerd en een legertje koffiekannen wacht er op de vensterbank. Buiten, waar een laagje sneeuw het veld bedekt, vriest het, maar in de hoofdloge ter hoogte van de middenlijn wentelt aan het plafond ijverig een ventilator. Kil was het nochtans al, zo zonder gasten.

Willen wij nog meer zien, vraagt Leidgens. Ja ? Zelf zal hij over het bevroren veld een sprintje trekken, dus misschien willen wij even omrijden ten einde hem aan de andere kant te vergezellen ?

De andere kant is waar het hart van Sclessin klopt. In een midden op de parkeerplaats neergelaten containertje is een supporterswinkel ondergebracht. Onder de tribune, tribune 2, zijn de Billeterie, het café Au Toss, waar tafels en stoelen aan de kant zijn geschoven, een Club Affaires en het eigenlijke secretariaat. Boven bevinden zich de burelen, die voorheen aan de andere kant van het stadion lagen. Eindelijk krijgen we volk te zien. Ontspannen kan de wachtende supporter zich voor een van de vier loketten met wedstrijdbeelden op alweer een enorm flatscreen tv-toestel. Of je laat de blik even door alweer een vitrinekast met memorabilia glijden.

De door lage ramen allemaal met elkaar in oogcontact staande burelen achter het secretariaat gonzen werkelijk van de activiteit, maar er één betreden is helaas onze wensen voor werkelijkheid nemen. Ah non ! Of het zou de met een warm bruin kamerbreed tapijt beklede vergaderzaal moeten zijn.

Daar, in la salle de conseil, staat de enige vitrinekast met trofeeën die de club rijk is. Een gesigneerd truitje van Steaua Boekarest valt op tussen de bombastisch geslepen kristallen vazen. “Een paar jaar geleden”, legt Leidgens uit, “was er un gros gaspillage : ten tijde van monsieurCostantin heeft men veel trofeeën weggegooid.” De trofee van de Uefacup 2004/05 – groupe B, dag 4, Besiktas – is Standards recentste aanwinst. In de hoek pronken pancartes met foto’s en plannen voor het nieuwe centre de formation Robert-Louis Dreyfuss, dat in 2007 Standard aan een kwalitatief hoogstaande jeugdwerking moet bezorgen en moet toelaten het voor het stadion gelegen terrein van Standard Femina tot parkeerplaats om te turnen.

Terwijl links en rechts de overwegend vrouwelijke bediendes voor elke vraag of foto schichtig door de gangen schieten, praat in zijn bureau Michel Preud’homme op verzoek ongestoord met José Riga, de hulptrainer. Het bureau van de sportief directeur ziet er vanuit de gang begluurd ordelijk uit : stapeltjes dossiers liggen keurig naast elkaar op een kast. Ook dat van monsieur François blijft onbetreden. De algemeen directeur van Standard vergadert op het moment van ons bezoek in Brussel en liet zijn nochtans impeccable uitziend kantoor zo-even telefonisch ontoegankelijk verklaren. Onverbiddelijk in de gehoorzaamheid is de perschef annex teammanager.

Met vier anderen betrekt hij zelf een langgerekt bureeltje aan de straatkant. “Preud’homme verjaart vandaag”, zegt hij, wijzend naar het glas champagne dat iemand op zijn bureau heeft neergezet. De rondleiding zit erop, dus voldaan nipt onze gids van zijn glas, zijn smachtend gevolg ten spijt. “Voilà, vous avez tout vu. Vous êtes contents ?

Raoul De Groote

Je zou, arbiter zijnde, tijdens de rust voor minder in de kleedkamer willen blijven.

Naar het tv-toestel en de vier tactische borden gemeten, zou Standard haarscherpe patronen op de mat moeten kunnen tonen.

Wamberto draagt een large.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content