Een dubbelinterview met John Degenkolb, een van ’s werelds beste renners, en Tim Matthys, een voetballer van KV Mechelen? Hebben die iets gemeen? Ja: als de eerste straks in de Vuelta enkele ritten wint en eind september wereldkampioen wordt, zal de tweede even dronken van jubel zijn. En dat is niet de enige gelijkenis tussen hen, zo blijkt.

Eind februari 2011. Wanneer Tim Matthys en zijn koersgekke vriendenkliek hun jaarlijkse top drie voor de Omloop Het Nieuwsblad pronostikeren, worden de voor de hand liggende namen als Tom Boonen of Philippe Gilbert neergekrabbeld. Een van hen noteert echter een verrassende naam: John Degenkolb, ondanks een tweede plaats op het WK voor beloften dan nog een vrij onbekende neoprof van HTC-HighRoad. “Maar,” verklaart Jeroen zijn keuze, “een stevige bonk, gemaakt voor kasseien.” Wanneer Matthys en co tijdens de Omloop de hellingen afsnijden, hun vizier op Degenkolbs rugnummer gericht, zien ze tot hun verbazing hoe de pas 22-jarige Duitser in zijn eerste Vlaamse profrace vlot mee voorin strijdt en als twaalfde eindigt. “Dat wordt ónze man”, besluiten ze, nog niet beseffend dat hij zich in no time tot een wereldtopper zal ontpoppen.

Een jaar later staan de Zottegemse kameraden weer langs de kant tijdens de voorjaarsklassiekers, deze keer met een spandoek bij de hand. De foto’s worden op Twitter gezet, met Degenkolb als ’tag’, waarop die direct retweet, blij verrast dat hij in Vlaanderen dán al een (halve) supportersclub heeft. De definitieve internationale doorbraak volgt immers pas later dat jaar, wanneer de Duitser op zijn 23e liefst vijf ritzeges in de Vuelta behaalt. Maar dat Matthys en zijn vrienden het diamantje al langer zagen blinken, vinden ze net zo leuk.

Het contact met de renner groeit en mondt in maart dit jaar, drie dagen voor diens zege in Gent-Wevelgem, uit in een eerste ontmoeting in het hotel waar Degenkolb met zijn ploeg verblijft. Hij tekent er met plezier spandoeken en vlaggen en vraagt zelf ook om een gunst. Of Matthys en co, als kenners van de Vlaamse Ardennen, zijn vrouw Laura, zijn zus en nog drie vrienden tijdens de Ronde van Vlaanderen willen begeleiden? Kein Problem! Een goeie week later gidsen ze de Duitse groep langs de Eikenberg en Valkenberg. Een shirt van zijn team Giant-Shimano dat Dege aan zijn vrouw heeft meegegeven, wordt een mooie herinnering aan een leuke dag. Ook daarna wisselen de renner en de profvoetballer geregeld sms’en met felicitaties uit, wanneer Degenkolb als tweede finisht in Parijs-Roubaix, of wanneer Matthys een maand later bij KV Mechelen tekent.

Eenvoud

Een week daarvoor vertelt de 30-jarige Oost-Vlaming in de marge van een carrièreoverzicht in Sport/Voetbalmagazine bovenstaand verhaal en rijpt het idee om hem en zijn ‘idool’ in de zomer samen te brengen voor een dubbelinterview. Het agendaprobleem wordt vlug opgelost: allicht zal Degenkolb na de Tour een criterium in België rijden. En zo geschiedde: twee dagen na de aankomst in Parijs wachten we met Matthys, die de afspraak heeft geregeld, de sprinter op in Roeselare. Niet in een café, maar in een bistro, want dat is Degenkolbs enige ‘eis’: hij wil nog iets eten voor hij later op de avond het criterium afhaspelt.

Met slechts enkele minuten vertraging arriveert Dege met zijn boezem/jeugdvriend Basti. Niet in een blitse sportwagen en gekleed in peperdure kledij, maar in een gewone Skoda, het haar wat in de war en gehuld in een grijs marcelleke, half in zijn jeansbroek gestopt. Net een metser die van een werf komt, maar het felle bruin-witcontrast op zijn gespierde armen verraadden dat hij net drie weken in de Franse zon heeft gefietst. “Typisch John”, zegt Matthys. “Als hij geen zin heeft om zich modieus te kleden, dan doet hij dat ook niet, ook niet voor een interview. Een heel eenvoudige, sympathieke kerel.”

Dat blijkt ook bij de hartelijke begroeting tussen de twee vlot Engels sprekende topsporters. Meteen wisselen ze cadeautjes uit: de voetballer heeft het shirt bij dat hij tijdens zijn voorstelling bij KV Mechelen kreeg, de renner tovert acht koerspetjes, met ‘Dege’ als opschrift, tevoorschijn. Uitstekend geschikt als attribuut voor de fotosessie, vindt de Duitser, die er een op het hoofd van zijn Belgische fan zet en voor de lens zijn mooiste glimlach bovenhaalt.

Meteen daarna schuiven we aan tafel, want de maag knort – je zou voor minder na drie weken Tour. Het enige verschil: toen moest de coureur kilo’s pasta verorberen, nu mag hij iets vettiger/prettiger naar binnenspelen. “Gisteren na het criterium in Boxmeer al bier en hamburgers bij McDonald’s en geef me nu maar rindertartar (americain, nvdr) met frieten en een cola. Eindelijk kan ik weer als een ‘normaal’ persoon leven. Eventjes weliswaar, want met enkele kilo’s extra zal ik in de Vuelta (die zaterdag start, nvdr) geen ritten winnen, en dat is toch het doel.”

Populariteit

Maar eerst enkele criteriums afwerken, en daar is het bij de winnaar van Gent-Wevelgem niet alleen om het startgeld te doen. “Hier kun je je populariteit opbouwen, een band smeden met de Belgische fans. Handtekeningen uitdelen, poseren voor een selfie… Als ik me nu als een asshole zou gedragen, zullen ze mij ook zo behandelen in de klassiekers volgend jaar. Dat wil ik niet, ik wil een héld zijn die ze vooruit schreeuwen. Zoals Tim deed op de Oude Kwaremont in de E3 Prijs.”

Matthys (enthousiast): “Dat je dat nog weet! Kijk, ik heb er zelfs nog een foto van. (haalt zijn smartphone boven, nvdr) Kippenvel, want ik stond daar – nadat ik me na de training naar de Kwaremont gespoed had – helemaal alleen.”

Degenkolb: “Op de perfecte plaats, want ik zat in het wiel van Geraint Thomas en Niki Terpstra en naderde het breekpunt, maar kon door jouw aanmoedigingen toch doorbijten.”

Matthys: “Zo zie je dat dat belangrijk kan zijn, hé, al is het maar een procentje. Daarom probeer ik ook altijd een hechte band met de supporters te smeden. Want als je slecht speelt, en duizenden fans fluiten je uit… Hard hoor. Maar dat zullen ze niet vlug doen als je een goede relatie met hen hebt. Bij mij gebeurt dat trouwens vanzelf: ik sla graag met iedereen een praatje. En dat appreciëren de mensen heel erg. Op Zulte Waregem roepen ze nog altijd mijn naam, zélfs als ik tegen hen scoor.”

Degenkolb: “Een topsporter moet natuurlijk eerst presteren. Maar wij zijn ook performers die een show opvoeren en mensen moeten entertainen.”

Zoals je in de Tour deed met een wheelie (alleen op je achterwiel rijden, nvdr) of door na de zeges van je ploegmaat Marcel Kittel het publiek met je armen op te zwepen?

Degenkolb: “Ja. En dat doe ook ik niet echt bewust. Gewoon een leuke ingeving. Daarom hou ik ook zo van deze sport, waar je zelfs als ‘vedette’ dicht bij de supporters staat, terwijl topvoetballers als Messi en Ronaldo volledig afgeschermd worden. Dat wil ik vermijden, en zeker in België, het kloppende hart van het wielrennen. Hier hoor ik zelfs meer mijn naam roepen dan wanneer ik in Frankfurt, mijn woonplaats, koers. In het begin van mijn carrière heb ik trouwens even overwogen om naar Vlaanderen te verhuizen, maar ik ben voor mijn vrouw van Thüringen naar Frankfurt getrokken en kan haar daar niet weghalen, anders heb ik een probleem.” (lacht)

Tim, jij bent in Zottegem, te midden van de Vlaamse Ardennen, grootgebracht met het wielrennen.

Matthys: “Met de paplepel! Vaak gingen we met de hele familie zelfs naar amateurwedstrijden, waar de zoon van de zus van mijn opa aan deelnam. En zelf reed ik ook toertjes met een koersfietsje, in een fluoshirtje van Lotto dat mijn ma, een kapster, gekregen had van profrenner Sammie Moreels, een van haar klanten. Als AA Gentsupporter was ik echter nóg zotter van voetbal, en ik kon dat ook goed, dus heb ik voor die sport gekozen.

“Toch is de liefde voor het wielrennen altijd gebleven. In het tussenseizoen fiets ik met mijn pa of vrienden, en onlangs eens met Johns teamgenoot Dries Devenyns, telkens zo’n 1300 kilometer. Thuis mis ik ook geen enkele koers op tv. Ik kijk zelfs tijdens het jaar opnieuw naar de Ronde van Vlaanderen. Een kilometer of veertig, en een paar dagen of weken later pik ik weer in. En altijd merk ik nieuwe dingen op: over het parcours, de tactiek… Ook op YouTube zoek ik vaak naar filmpjes over Johan Museeuw of Peter Van Petegem, de man van de streek, uit Brakel, voor wie ik als tiener supporterde.”

John, wat zeggen ze in Duitsland als je er vertelt dat een Belgische profvoetballer een fanclub voor jou opgericht heeft?

Degenkolb: “Op een feestje van een krant had ik het er onlangs over met enkele voetballers van Eintracht Frankfurt. Dat begrepen ze totáál niet. In Duitsland leeft de koers na de vele dopingschandalen amper en slorpt het voetbal bijna alle media-aandacht op. En ook de voetballers zelf denken dat hun sport de enige op deze planeet is.”

Matthys: “Dat merk ik hier ook.Alleen bij Zulte Waregem gingen we met een vaste kliek – Stefaan Leleu, Pieter Merlier, Nathan D’Haemers… – naar de Ronde van Vlaanderen, al was het voor hen veeleer voor de sfeer dan voor de koers. Maar daarna, bij Lierse, Bergen en nu bij KV Mechelen: geen enkele échte wielerliefhebber zoals ik, ook niet bij de Vlamingen. Sommigen kennen wel de grote namen – Contador, Nibali… – maar van tactiek hebben ze totaal geen kaas gegeten. In het spelershome kijk ik ook telkens alleen naar de Tour, ook de vlakke ritten. Benjamin Nicaise, bij Bergen, begreep dat niet: ‘Straks wéér een massasprint, waarom volg je niet gewoon de laatste kilometer?'” (lacht)

Hebben wielrenners iets met voetbal, John?

Degenkolb: “Absoluut, in het begin van de Tour sprak het hele peloton over het WK, ook tijdens de race. Dan plaagden de Nederlanders en ik de Belgen: ‘Nu gaan jullie verliezen tegen Argentinië!’ En toen Dries Devenyns na de match zich half depressief aan tafel zette: ‘Innige deelneming, Dries!’ (lacht) Van die Mannschaft heb ik natuurlijk ook elke wedstrijd gezien. Het heeft ons Duitsers zelfs geïnspireerd, want op de dag van de halve finale won Marcel (Kittel, nvdr) in Rijsel en enkele uren voor de finale Tony (Martin, nvdr) in Mulhouse.”

Tijdens de Tour heb je ook Mark van Bommel, te gast bij jouw ploeg, ontmoet. “Een legende!”, tweette je enthousiast.

Degenkolb: “Die is in Duitsland na vier seizoenen bij Bayern wel beroemd, hé. En bovendien een leuke kerel. Voor de rest ken ik, op Tim na, geen voetballers persoonlijk. In de winter ga ik wel eens naar Eintracht Frankfurt, tussen de spionkop op de grote staantribune. Echt cool, maar door mijn druk programma helaas eerder een uitzondering.”

Je hebt zelf ook ooit gevoetbald, staat op je website.

Degenkolb: “De voorbije winters een keer per week met een lokale wielerclub, indoor weliswaar. En evengoed was ik zelfs voetballer geworden, want op mijn negende speelde ik – zoals al mijn vriendjes – bij SC Ettenstatt. Plezant, maar niet naar de zin van mijn vader, die me als ex-amateurrenner een stalen fietsje, met de versnelling nog op de benedenbuis, kocht. Ik liet hem echter lang staan – voetbal vond ik veel leuker -, tot pa me inschreef voor een criterium. Meteen gewonnen! Het vuur was aangewakkerd.”

Herkenbaar, Tim?

Matthys: “Ja, van kleins af had ik ook maar één droom: profvoetballer worden. Ooit zei een leraar dat ik van het voetbal niet zou kunnen leven, maar ik antwoordde: ‘Als ik ne goeien word wél.Hoewel ik toen ‘maar’ bij Zottegem speelde, heb ik er dan ook alles voor gedaan én gelaten. Uitgaan? Zelden. Alcohol? Pas op mijn 20e, bij AA Gent.”

Degenkolb: “Zóobsessioneel was ik wel niet. (knipoogt naar zijn lachende vriend Basti, nvdr) Van mijn vader mocht ik ook maar mondjesmaat koersen.Soms tot mijn frustratie want ik was als struise kerel de oudere jongens makkelijk de baas. Maar nu ben ik pa wel dankbaar. Ik heb nog progressiemarge en voorál nog de motivatie om op een zondagmorgen in de winter, als iedereen nog in een warm bed ligt, in de vrieskou te trainen. Die passie is het allerbelangrijkste.”

Matthys: “Ik ben bezig aan mijn elfde profseizoen en voor élke wedstrijd – op Anderlecht of op KV Oostende – voel ik in de spelerstunnel nog altijd diezelfde spanning en adrenaline. Ik kom uit bevordering (SV Zottegem, nvdr), ik wéét hoe speciaal het is om in eerste klasse te spelen en welke opofferingen ik me daarvoor getroost heb.”

Degenkolb: “Heel belangrijk is ook dat je een juiste balans vindt. Af en toe moet je stoom aflaten: uitgaan, een biertje drinken… Anders houd je het nooit vol in de maanden waarin je wél op alle details moet letten. Zoals van 1 januari tot Parijs-Roubaix, wanneer ik elke druppel alcohol mijd.”

Matthys: “Hét verschil met voetballers, hé. Wij kunnen ons tijdens het seizoen wel eens wat wrong things permitteren.” (lacht)

Degenkolb: “Op dit topniveau moet een renner hónderd procent zijn om te kunnen winnen. Dat is ook mijn ultieme motivatie. Zoals mijn ploegleider Addy Engels elf jaar koersen en geen énkele zege behalen? Ik zou het niet kunnen. Dat gevoel, die adrenaline na het winnen van een massasprint… Zó speciaal. Ik ben eraan verslaafd. Net geen drug.” (lacht)

Matthys: “Ik kan me dat goed voorstellen: als ik met mijn vrienden een helling op vlam en als eerste bovenkom, geeft dat ook een kick. En na een chaotische massasprint bij de profs – een veel hoger niveau – is die ontlading allicht nog een pak groter. Dat móét verslavend zijn als je daarvan geproefd hebt. Vandaar dat ik als voetballer ook altijd voorin heb gespeeld: ik moet kunnen aanvallen, assists geven, scóren!”

Wat zou de grootste adrenalineopstoot geven: een massasprint winnen of een doelpunt maken in een vol stadion?

Matthys: “We hebben beiden het andere nog niet ervaren, maar ik denk toch het eerste. Als een coureur na kilometers wringen als eerste over de finish snelt, is de zege binnen, terwijl als ik scoor de match dan vaak nog niet beslist is. Tenzij je natuurlijk, zoals ik in de beker op de Heizel tegen Moeskroen, in de slotminuut de 2-1 binnentrapt op vrijschop.” (lacht)

Degenkolb: “In das Pokalfinale? De max!”

Jouw grootste kick ooit op een voetbalveld?

Matthys: “Neen, omdat de ref meteen erna affloot en ik van hot naar her gesleurd werd. Ik wist amper wat me overkwam. Dat besef, en ook de kick, was groter en duurde ook langer enkele maanden later, toen we met Zulte Waregem het grote Lokomotiv Moskou uitschakelden in de Europa League. Die laatste tien minuten, na de 2-0 van Tony Sergeant, nadat ik ook zelf al gescoord had: magisch! Het stadion zat nochtans niet vol, maar toen álle supporters ‘Komaan SV!’ scandeerden, dat vergeet ik nooit meer.”

Degenkolb: “Ook mijn mooiste moment is verrassend: niet mijn zege in Gent-Wevelgem, wél die in het Duits beloftekampioenschap in Erfurt, bij mij thuis, waar ik maandenlang op gefocust had. De jaren ervoor had ik telkens de titel op een haar na gemist, maar dat jaar was het eindelijk prijs. En niet na een sprint, maar na een solo, met zes seconden voorsprong, onder het luide gejuich van mijn supporters.”

Nog een gelijkenis: jullie scoren beiden graag, maar halen ook veel plezier uit een beslissende pass geven of een sprint voor te bereiden.

Matthys: “Zeker, toen ik bij Bergen op kop stond van de ranglijst met de meeste assists, voor grote namen als Boussoufa, heb ik daar veel voldoening uit gehaald. Ik heb toen zonder moeite de switch gemaakt naar een rol als aangever voor een superspits als Jérémy Perbet, met wie het heel goed klikte.

“Diezelfde evolutie heb ik gezien bij John in de documentaire Nieuwe Helden, over zijn ploeg Giant-Shimano. Hij en Marcel Kittel sprintten vóluit een hellinkje op en Kittel kon nog 100 watt meer duwen. John besefte meteen dat hij beter voor hem de sprint kon aantrekken, dan omgekeerd.”

Degenkolb: “Zélf winnen is natuurlijk iets leuker – alleen al voor de kussen van de podiummissen (lacht) -, maar ik weet dat mijn rol in de lead-out voor Marcel crúciaal is. Als ik dat perfect uitvoer, en Marcel zo naar de zege loods, dan is dat ook heel speciaal. En het verschil met tien jaar geleden: toen ging alle aandacht naar de winnende sprinter, nu wordt het héle team in de spotlights gezet. Om dan de champagne te laten knallen, samen met de ploegleiders, de mecaniciens, verzorgers… Priceless.”

Matthys: “Dievreugde delen maakt een ploegsport – en dat is wielrennen deels toch – zo mooi hé. Na een zege in de kleedkamer, weg van alle buitenstaanders, met zijn allen ‘ziggezagge ziggezagge’ roepen, elkaar in de jacuzzi gooien… Dáár doe je het voor.”

DOOR JONAS CRETEUR – BEELDEN CHRISTOPHE KETELS/BELGAIMAGE

“Een topsporter moet eerst presteren. Maar wij zijn ook performers die een show opvoeren en mensen moeten entertainen.” John Degenkolb

“Ik heb altijd een hechte band met de supporters proberen te smeden. Want als je slecht speelt, en duizenden fans fluiten je uit… Hard hoor.” Tim Matthys

“In Vlaanderen hoor ik meer mijn naam roepen dan wanneer ik in Frankfurt, mijn woonplaats, koers.” John Degenkolb

“Ik ben bezig aan mijn elfde profseizoen en voor élke wedstrijd, op Anderlecht of op KV Oostende, voel ik in de spelerstunnel nog altijd diezelfde spanning en adrenaline.” Tim Matthys

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content