In het begin van de jaren tachtig liepen er in de Belgische competitie nog gerenommeerde buitenlanders rond: Simon Tahamata bij Standard, Kenneth Brylle bij Anderlecht of JanSørensen bij Club Brugge. In die tijd waren de meeste Rode Duivels ook nog actief in ons land, zoals Erik Gerets op Sclessin, Erwin Vandenbergh in het Astridpark of Jan Ceulemans op Olympia. Het was dus ook niet verwonderlijk dat onze vertegenwoordigers op de Europese scène hoge ogen gooiden. Zo haalde Standard in 1982 de finale van de Beker voor bekerwinnaars, die het verloor in en tegen FC Barcelona. Een jaar later won Anderlecht de finale van de UEFA Cup tegen Benfica.

Tegenover die geëerde tenoren vormde RWDM in die tijd in zekere zin een uitzondering. Op een enkele vedette na, zoals Michel De Wolf, Maurice Martens of de Nederlandse ex-international Nico Jansen, deed de fusieclub het hoofdzakelijk met jonge spelers, geboren in de sixties: Patrick Thairet (1960), Rudi Cossey (1961), Franky Van der Elst (1961), Yves DeGreef (1962), Marc Trigaux (1963) en niet te vergeten: Patrick Gollière (1962), die in het Edmond Machtensstadion de positie van stopper bekleedde.

“Ik heb me vaak de bedenking gemaakt dat we allemaal dertig jaar te vroeg geboren zijn”, zegt de Pat, nu 53. “Tegenwoordig trekken veel clubs, gedwongen door de omstandigheden, de kaart van de jeugd. Ik denk dan aan Youri Tielemans en Leander Dendoncker bij Anderlecht, Björn Engels en Brandon Mechele bij Club Brugge of Siebe Schrijvers en PieterGerkens bij Racing Genk. Indertijd waren wij de enigen die met zo’n jonge ploeg speelden. Dat gebrek aan ervaring in vergelijking met de concurrentie hebben we duur betaald, met een degradatie aan het eind van het seizoen 1983/84.

“Als verdediger moest ik opboksen tegen het kruim van de aanvallers”, gaat Gollière verder. “Alex Czerniatynski bij Anderlecht, Preben Larsen bij Lokeren, Philippe Desmet bij Waregem, Erwin Albert bij Beveren… Maar de beste was Marc Degryse. Onze duels zag ik nadien nog vaak terug in mijn nachtmerries. (lacht) Het is jammer dat het gebrek aan routine ons zuur opgebroken is. Ik denk tegenwoordig weleens: met die ploeg zou RWDM nu play-off 1 spelen.”

De degradatie van de club uit Molenbeek naar het vagevuur van tweede klasse zette Gollière ertoe aan om een job te zoeken buiten het voetbal. Na zes maanden bij Assubel kwam hij terecht bij DVV. “Mijn domein was de burgerlijke aansprakelijkheid van kmo’s”, legt hij uit. “Ik heb me daar drie decennia mee beziggehouden, maar dit jaar ben ik door een herstructurering moeten opstappen. Ik heb een mooie ontslagregeling gekregen, dat is waar, maar ik vind mezelf nog te jong om met de duimen te draaien. Sindsdien ben ik op zoek naar werk.”

Zo nam hij onlangs contact op met een oude bekende, Herman Van Holsbeeck. “Hij werkte voor de bouwfirma van Johan Vermeersch toen ik mijn huis in Ternat liet bouwen”, vertelt Gollière. “Ik ben hem nog een paar keer tegengekomen toen hij samen met Daniel Renders RWDM overgenomen had. Wie weet heeft hij ooit nieuwe mensen nodig als Anderlecht zich installeert op de Heizelvlakte. Het zou mij alleszins bevallen om voor de commerciële dienst van een club te werken. Herman weet ervan, in geval dat… En anders zoek ik gewoon verder. Ik solliciteer steeds meer, want ik heb echt goesting om weer aan de slag te gaan.

DOOR BRUNO GOVERS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content