Christian Vandenabeele
Christian Vandenabeele Freelancejournalist

Zaterdag ontvangt Kortrijk Anderlecht. Voor Sven Kums is het een weerzien met de club waar hij gevormd werd maar niet doorbrak. ‘Kreeg ik er mijn kans niet of dwong ik ze niet af?’, vraagt hij zich nog steeds af. ‘Ik weet het niet.’ Een portret.

Er staan in de tuin nog altijd verplaatsbare voetbaldoelen, maar in huize Kums werden ook in de living partijtjes gespeeld. Zolang het interieur niet gesloopt werd, kneep moeder aan die kant een oogje dicht. “Ze redeneerde: misschien wordt hij er wel beter van ( lacht)”, weet benjamin Sven Kums. “Mijn moeder is een even grote voetbalfreak als mijn vader. Ze mist geen wedstrijd en voor een vrouw heeft ze er ook vrij veel verstand van, vind ik. Al zegt ze soms wel: ‘Allee, Sven, je had vandaag geen inzet.’ Ik denk niet dat ze tactisch álles begrijpt ( lacht).”

Haar vader speelde destijds bij Halen, haar man was centrale verdediger bij Dilbeek en Bodegem en is nu jeugdtrainer bij Anderlecht én haar drie kinderen voetbalden van klein af. “We zijn een voetbalfamilie tot-en-met”, zegt Sven. “Soms huren we zelfs een zaal af en dan doet iedereen mee.

“Mijn broer studeert voor kinesist en voetbalt in tweede provinciale bij Kapelle. Mijn zus speelde bij Anderlecht en was international, maar koos enkele jaren geleden voor haar studies psychologie.”

Leven voor het voetbal

De eerste club van Sven Kums was Dilbeek Sport. Zijn vader was er jeugdtrainer en zijn twee jaar oudere broer jeugdspeler. “Ik was nog maar vier jaar toen ik begon”, vertelt hij. “Eigenlijk moest je zes zijn, maar voor mij werd er een uitzondering gemaakt. Ik ging altijd mee kijken en ik wou ook echt al zelf spelen. Ze zeggen altijd dat ik met een bal geboren ben. Toen al voorspelde mijn vader trouwens dat er iets moois van kon komen als ik goed werkte. Ik had techniek en inzicht en ik was gedreven.

“Twee jaar later vertrok ik al naar Anderlecht. Een droom ging in vervulling. Niet dat we in die tijd elke week gingen kijken, maar we waren toch supporter. Het was in de Belgische competitie de club die ons het meest aansprak. Van Dilbeek is het ook maar vijf minuten met de wagen.

“Vanaf het tweede seizoen was ik aanvoerder en ik bleef het tot bij de invallers. Nochtans ben ik niet de grootste prater. Veeleer was ik een goed voorbeeld voor de anderen dan dat ik een echte leider voor hen was, denk ik. Op het veld zette ik mij altijd in en ernaast was ik sober. Ik trok hen mee, maar zonder verbaal te zijn. Ik ben geen schreeuwer. Ik vind: iedereen kent eens een slechte dag, het belangrijkste is dat je elkaar probeert te helpen. Maar na een toernooi nam ik wel de microfoon om de organisatoren te bedanken. En als het nodig was, ging ik de trainer ook vragen waarom iemand die vijf keer niet was komen trainen toch mocht meespelen. Mijn ouders leerden mij altijd voor mezelf op te komen.”

Zijn ouders staan beiden in het secundair onderwijs: zijn moeder geeft LO en biologie in Dilbeek, zijn vader wiskunde in Anderlecht. Hijzelf sloeg de derde kleuterklas over om samen met een neefje in het eerste leerjaar te zitten en beëindigde later met vrucht de richting wetenschappen aan de topsportschool in Leuven, maar toen had hij er genoeg van. Bij de kleinste Kums brandde het heilige vuur voor het voetbal het hevigst.

“Dat denk ik wel, ja. Altijd al wou ik profvoetballer worden. Ik ben ook op internaat in de topsportschool geweest. Dat zag ik mijn zus en mijn broer toch niet doen. Ik deed ook veel extra. Nu nog ga ik regelmatig met mijn vader op Neerpede oefenen op traptechniek. Ik ga ook zelden uit en drink bijna nooit alcohol. Nog nooit in mijn leven ben ik zat geweest. Ik leef er echt voor. Ik heb wel een vriendin bij wie ik mij kan ontspannen, maar voor de rest ben ik eigenlijk constant met voetbal bezig. Het is tenslotte mijn beroep. Wat ik wel nog doe, is een beetje mijn neef volgen, de proftennisser Yannick Mertens.

Beter dan Manchester United

Pär Zetterberg en Zinédine Zidane waren zijn idolen, van beiden is hij trouwens in het bezit van een authentiek wedstrijdshirt. Op zijn kamer hangt er ondertussen ook een origineel Anderlechttruitje met de naam ‘Kums’ op de rug, maar aan dat verhaal kwam snel een einde. Slechts twee keer raakte hij voor een officiële wedstrijd bij de selectie van de eerste ploeg. In de terugronde van het seizoen 2006/07 stelde Anderlecht hem ter beschikking van SK Lierse. Daarna keerde hij terug en vertrok een halfjaar later weer: naar KV Kortrijk, tweedeklasser waarmee hij in mei 2008 de titel behaalde en nu in de eerste klasse speelt.

“Kreeg ik mijn kans niet bij Anderlecht of dwong ik ze niet af? Ik weet het niet. Je vraagt je toch af waarom ze er niet is gekomen. Als ik er niet klaar voor was, zou dat wel gebleken zijn.

“Het is moeilijk. Als je op je zeventiende belofte wordt, kom je terecht in een groep van een man of 30. De oudere spelers spelen dan met de invallers en de anderen met de U19. Pas het tweede jaar mocht ik meedoen met het tweede elftal. Soms werd ik er centraal in de verdediging uitgespeeld. Ervaren mannen die van de eerste ploeg kwamen, zoals Walter Baseggio en Marius Mitu, moesten allemaal op hun favoriete plaats staan en dus moest de jeugd voor hen wijken. Je klaagt niet, want je speelt; evengoed zetten ze je op de bank. Maar na twee jaar zeg je: nu is het genoeg.

“Bij Lierse kreeg ik meteen het vertrouwen van Kjetil Rekdal, ik stond er achttien wedstrijden in de basis. Omdat Anderlecht een transfersom voor mij vroeg en Lierse die niet kon of wou betalen, ben ik daarna teruggekeerd. Het was een moeilijke periode, maar ik wist dat ik op het einde van het seizoen transfervrij zou zijn. Na zes maanden op mijn tanden bijten, ben ik naar Kortrijk kunnen vertrekken.”

Hijzelf en zijn Dilbeekse vriend Joeri Dequevy (SV Roeselare) zijn de enigen die het tot profvoetballer schopten. Hun generatie stak er destijds nochtans boven uit in België en maakte ook in het buitenland furore. Als preminiem klopten ze in de Danone Cup ooit Manchester United. Sven Kums werd toen zelfs uitgeroepen tot beste speler van dat internationale toernooi.

“Uiteraard droom je er als jeugdspeler van Anderlecht van om ooit in het eerste elftal te spelen”, bekent hij. “Je denkt: ik werk hard en ik zie wel wat er komt. Blijkt dat het niet kan, dan zijn er andere clubs waar je kansen kunt krijgen. Nu voetbal ik voor Kortrijk en ik voel me er goed.

“Hoeveel jeugdspelers breken er bij Anderlecht door, behalve natuurtalenten als Vincent Kompany en Anthony Vanden Borre? Ik denk dat er daarom steeds meer jongens andere oorden opzoeken en dat daardoor in de hoogste jeugdcategorieën het niveau zakt.

“Naarmate je ouder wordt, merk je ook dat buitenlandse jeugd sneller vooruitgaat. De accommodatie is er beter, er wordt veel meer getraind, ze zijn er veel meer bezig met voetbal dan in België.”

Sterker worden

Hijzelf moet aan kracht en body winnen. “Bij Anderlecht zegden ze mij altijd dat je pas kracht kunt trainen eens je volgroeid bent”, vertelt hij. “Dat schijnt niet te kloppen. Het hangt ervan af wát je doet. Volgens een vriend die in Dilbeek een trainingscentrum runt en zeer beslagen is in die materie, ben ik twee à drie jaar te laat begonnen met krachttraining.

“Er werd wel gefitnest bij Anderlecht, maar het tijdstip waarop het moest gebeuren, was soms moeilijk te combineren met de schooluren, en wat je wel of niet deed, werd niet altijd even goed opgevolgd. Zo doe je maar half werk natuurlijk. Onze ploeg was voetbaltechnisch ook zo sterk dat we de nood aan extra kracht niet voelden. Als je het mij vraagt, zou er misschien iets individueler gewerkt mogen worden, maar daar zijn dan wel voldoende conditietrainers voor nodig.

“Nu ga ik in Dilbeek twee of drie keer per week krachttrainen. Alles. Bovenlichaam, benen, explosiviteit, uithouding. Daar ben ik nu anderhalf jaar mee bezig en ik voel het verschil. Ik kan beter mijn bal afschermen, ben explosiever geworden.”

Sven Kums, generatiegenoot van Steven Defour, wordt 21 op 26 februari 2009. Binnenkort verlaat hij het ouderlijke nest in Dilbeek, hij kocht een appartement in het nabijgelegen Sint-Pieters-Leeuw.

Behalve de kleur van zijn shirt, is ook zijn look veranderd: zijn haar is eindelijk gekortwiekt. “Ik droeg mijn haren altijd lang, ja. Mijn moeder hield ervan, ze zei altijd: ‘Jouw kracht zit in jouw haar’ ( lacht). Bij de jeugd was ik ‘die kapitein met zijn lang haar’. Ik dacht: als ik het afdoe, zal niemand mij nog herkennen ( lacht).”

Het bleek een misvatting. Zijn kracht zit in zijn voeten. S

christian vandenabeele

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content