Zondag staat Cerclekapitein Denis Viane aan de toss voor zijn vijfde Brugse derby in eerste klasse. Een paar uur eerder woont hij de herdenkingsmis bij voor zijn vriendin Nele, die één jaar geleden aan leukemie overleed.

Verbaasd zien Clubspelers Gaëtan Englebert en Rune Lange op weg van de kleedkamer naar hun auto hoe een wagen met het Cercle-embleem langs hen heen het Jan Breydelstadion uitglijdt. Ze maken geen obscene of grappige gebaren. De voorbereiding op de Brugse derby verloopt bij beide teams gemoedelijk. Doorgaans kiest Denis Viane (28) net als zijn ploegmaats na de training de andere uitgang van het stadion, aan de Cercle-kant. Vandaag niet. Hij komt goed weg. Aan het eerste kruispunt geeft Gert Verheyen zoals de verkeerssituatie het vraagt voorrang. Aan zoveel hoffelijkheid verwachten de Cerclespelers zich zondagmiddag op het veld niet.

Zondag heeft Denis Viane nog een andere afspraak. ’s Ochtends vindt in de kerk een herdenkingsmis plaats voor zijn vriendin Nele, die op 24 november vorig jaar aan leukemie overleed. “Er was geen andere datum meer vrij in deze periode. Natuurlijk ga ik naar de mis, uiteraard speel ik nadien die match. Waarom zou ik één van beide laten vallen ? Ik speelde vorig jaar ook de dag voor de begrafenis met Cercle. Nele zou dat zo gewild hebben.”

Vorig jaar praatte de kapitein van Cercle één week na het overlijden van zijn vriendin in Het Laatste Nieuws sereen maar open over het drama. De avond voor dit gesprek, geeft hij toe, had hij het even moeilijk. “Ik keek heel erg op tegen dit gesprek. Mijn schoonvader was ook bezorgd. Hij vroeg : ‘Gaat het weer herbeginnen ?’ Ik doe het toch, maar ik hoop dat niet iedereen de komende dagen weer gaat bellen met de vraag om over Nele te praten.”

Viane neemt nog een slok van zijn koffie. Het is stil in de tearoom in Jabbeke. Dan eerst maar praten over de derby.

Toen je het Jan Breydelstadion uit reed, passeerde je Clubspelers. Je zwaaide niet, zij zwaaiden evenmin. Kennen jullie mekaar eigenlijk ?

Denis Viane : “Nee. Soms zie ik Rune Lange bij de kapper. De anderen ken ik niet. Waarom ?”

Jullie trainen toch dagelijks op hetzelfde complex, nog geen honderd meter van elkaar.

“Toch is er geen contact. Dat is geen bewuste keuze, het gebeurt gewoon niet. We hebben elk ons eigen territorium, onze eigen uitgang ook. Vandaag reed ik gemakshalve langs hun kant naar buiten. Maar dat doe ik anders nooit.”

Speelde jij van al wie zondag op het scheidsrechtersblad staat de meeste Brugse derby’s ?

“Jan Masureel, Frederik Boi en Bram Vandenbussche zaten van klein af bij Cercle. Ik denk dat zij er iets meer meemaakten, ik voetbalde eerst nog vijf jaar bij Zerkegem. In totaal maakte ik zo’n twintig derby’s mee. Zonder die jaren in tweede klasse waren dat er vast meer geweest. Voor ons is de derby altijd de wedstrijd van het jaar, meer dan voor Club. Voor hen is dat meer de topper tegen Anderlecht. Als wij de derby winnen, is ons seizoen al geslaagd. Voor ik stop met voetballen, wil ik absoluut eens de derby winnen. Bij de jeugd lukte dat geregeld, daar waren we vaak mekaars gelijke. Met het eerste elftal beleef ik zondag mijn vijfde derby. De derby van twee jaar geleden was ook mijn allereerste wedstrijd in eerste klasse : op de eerste speeldag, tegen Heusden-Zolder, was ik geschorst. Om meerdere redenen was dat een speciale ervaring. Het was niet alleen mijn debuut in eerste klasse, ook de eerste keer dat ik voor zoveel toeschouwers voetbalde. Eén keer dwongen we met Cercle als tweedeklasser voor de beker een replay af op Genk voor 20.000 man. Dan voel je hoe plezant het is om voor zoveel volk te voetballen. Ons lukt dat maar twee keer : uit en thuis tegen Club.

“Het is ook de vervulling van een droom. De derby is de wedstrijd waarvan je als jeugdspeler droomde die ooit met het eerste elftal in dat grote stadion te mogen spelen. Als het dan zo ver is, gaat er wel iets door je heen. Die eerste keer was iedereen tevreden omdat we maar met 2-0 verloren. Dat vonden wij heel verdienstelijk. Het dichtst bij een zege kwamen we vorig jaar, toen we een kwartier voor tijd 1-0 voorstonden. Het was de eerste keer dat er echt een wedstrijd was. Na die eerste 2-0 kregen we twee keer een serieuze pandoering. Met 5-0 verliezen is ook niet leuk, maar vorig jaar deed het meer pijn, omdat we er zo dicht bij waren.”

Zondag is het Cercle-Club. Voelt dat anders aan dan Club-Cercle ?

“Het is raar om een uitwedstrijd in je eigen stadion te spelen. Voor hen én voor ons. Bij Club-Cercle zit het stadion vol, omgekeerd niet. Als we thuis spelen, voelen we meer steun van de eigen aanhang. Bij momenten overstemmen de Cerclesupporters dan al eens de Clubaanhang. Speelt Club thuis, kan onze aanhang het nooit halen tegen hun legioen. Je voelt het al als je het veld op rent, omdat de bezetting van de hoofdtribune helemaal anders is. Zondag is de hoofdtribune van ons.”

Haat je Club ?

“Zo erg is het niet. Het is niet zo dat ik geen blauwe kledij draag of alleen maar groen verkies. Ik draag nu rood, maar dat is toeval, ik ben absoluut niet bezig met kledij. Nog altijd vragen mensen hoe je in deze regio tegen Club kan zijn, maar dat groeit spontaan. Club is toch de vijand voor ons. Wij, de echte Cerclejongens, maken nog wel eens grapjes met de ploegmaats die ooit bij Club speelden, maar dat zijn allemaal verstandige jongens.”

Anders waren ze niet van Club naar Cercle gekomen.

“(Lacht.) Precies. Het laatste jaar heb ik met Club minder problemen dan vroeger. Dat heeft met de komst van Ceulemans te maken. Ze maken een meer gemoedelijke indruk nu. Na de eerste derby in eerste afdeling voelde ik gebrek aan respect, ze kleineerden ons : ‘Cercle voetbalde niet mee, maakte alleen maar fouten.’ Ja, zeg ! Wat hadden ze dan verwacht ? Dat wij na zes jaar tweede klasse leuk gingen meevoetballen ? Wij waren het kleine ploegje en zij waren beter, maar je moet ook respect tonen voor je tegenstander. Dat respect voelde ik toen niet. De laatste keer was dat anders, toen het verschil erg klein was. Dat willen we ook : Club tonen dat wij hen met ons hecht groepsgevoel toch pijn kunnen doen.”

Krijgen jullie een extra premie of een gratis vat als jullie winnen ?

“Een extra premie ? Dat begrip komt in ons huishouden niet eens voor. Een gratis vat is wat anders, maar dat moeten we niet eens afspreken. Als we ooit de derby winnen, vind je ’s anderendaags niemand van Cercle nuchter. Dat weet ik heel zeker. Wij zijn een groep die er staat wanneer we elkaar nodig hebben. Niet alleen op het veld, in de kleedkamer maar ook naast het veld. Als we gaan eten, gaat iedereen mee, blijven we altijd hangen omdat het zo gezellig is. Die teamgeest is er ook op het veld. Dat blijkt uit de resultaten. Wanneer het moeilijk wordt omdat we een paar matchen verloren, reageren we meteen als groep. Het moeilijkst is, wanneer het een paar weken tegenzit, meteen als team rechtstaan en reageren. De laatste jaren toonden we vaker dat wij dat wel kunnen. Vorig jaar op Germinal Beerschot, maar ook dit jaar op Lierse. Lukt dat een paar keer na elkaar, dan is dat geen toeval meer.”

Dat Cercle een hecht team vormt, voelde je naar eigen zeggen ook toen je vriendin een jaar geleden overleed.

“Dat is nog altijd zo, over alle nationaliteiten heen. Ik heb nog altijd momenten waarop ik steun nodig heb en die krijg ik van mijn ploegmaats. Wat zeg ik ? Het zijn vrienden. Ze hebben me door die periode geholpen. Men zegt dat je in moeilijke momenten je echte vrienden leert kennen. Dan mag ik blij zijn, want dan heb ik veel echte vrienden. Het maakt een verschil dat de andere spelers Nele goed kenden. Als ik zo’n verhaal hoor van iemand die ik zelf niet ken, beleef je dat toch helemaal anders dan wanneer het iemand betreft die je jarenlang om de paar dagen ziet. Nele trok vaak met ons op.”

Heeft haar overlijden je als mens veranderd ?

“Dat weet ik niet. Ik was vroeger een rustig type, dat is niet veranderd. Kort na de feiten kon ik me wel ongelofelijk opwinden over details. Ik vond dat mensen te snel zeurden over pietluttigheden. Dat heb ik nu veel minder. Ik praat wel vlugger over mijn gevoelens, laat merken hoe het met me gaat, terwijl ik dat vroeger probeerde te verbergen.”

Sterk hoe je vorig jaar heel sereen over de gebeurtenissen praatte. Ook nu gaf je aan dat het thema ter sprake mocht komen.

“De voorbije dagen had ik het er wel moeilijk me. Ik zeg het nu niet alleen, straks moet ik het ook allemaal lezen. Niet alleen ik, ook mijn ouders en schoonouders worden er dan weer mee geconfronteerd. Toen ik mijn schoonvader gisteravond zei dat ik hier vandaag over zou praten, was zijn reactie : ‘Toch niet weer alles opnieuw.’ Vorige week had ik nog een interview, heel gemoedelijk, waarin één vraag gesteld werd, hoe ik me voelde. Die passage vormde wel de helft van het artikel. Dat is best lastig als je dat dan weer leest. Niet dat we iets verdringen, maar het doet weer dingen naar boven komen bij het gewone verwerkingsproces. Het toeval wil dat de derby ongeveer op de verjaardag van haar overlijden valt, daarmee rakelt men dat weer op. Daarna zal het afgelopen zijn met de extra aandacht in de pers. Maar artikel of geen artikel : Nele is er nog altijd, elke dag. Ik voel dat.”

Koos je er vorig jaar bewust voor om zo open te praten ?

“Zodra ze ziek werd, heb ik de hele groep ingelicht en gevraagd om dat stil te houden voor de pers. Later zou ik wel zien wat ik ermee deed. Iedereen heeft zich daaraan gehouden en die keuze gerespecteerd. Ook aan de plaatselijke pers vroeg ik om niets te schrijven : ik stond verbaasd hoe snel mensen zoiets te weten komen. Ook zij respecteerden die vraag. Na haar dood hielp het om er één keer uitgebreid over te praten, zodat iedereen het wist en ik niet elke keer aan iedereen wel de situatie moest uitleggen.”

Je ging vroeger met je vriendin naar de kerk. Heeft die ervaring je geloof verdiept of aangetast ?

“Nele was op dat vlak veel overtuigder, zij hielp mee in de kerk, ik ging gewoon mee met haar. Mijn geloof is nu sterker. Als ik naar de kerk ga, voel ik dat ze op één of andere manier bij me is. Soms beleef je dingen die je moeilijk kan duiden.”

Zoals ?

“Vorig jaar legden we na haar overlijden de dakpannen op het nieuwe huis tussen kerst en nieuwjaar. Mijn schoonvader vreesde dat we dat nooit dicht kregen voor het echt winter werd. Ik zei hem : ‘Geen probleem, Nele zal er wel voor zorgen dat het mooi weer is.’ Toeval of niet : het was de hele week mooi weer. De één lacht dat weg, de ander ziet daarin een teken. Het ligt er ook aan hoe je jezelf opstelt. Ik wil niet geloven dat ze helemaal weg is. Dat kan niet. Ze hangt hier nog ergens rond, ik voel dat bijna dagelijks.”

Je gaat ook in het huis wonen dat jullie samen voor jezelf aan het bouwen waren.

“Ja. Tot dan blijf ik bij mijn schoonouders wonen. Dat helpt, we hebben veel steun aan elkaar. Ik probeer ook vooruit te kijken, van het leven te genieten. Af en toe beleef je iets waarbij je even stilstaat dat je dat ook samen had kunnen doen. Maar daar mag je niet bij stilstaan. Anders ga je eraan kapot. Dat helpt mij niet en Nele evenmin.”

Hoe gaan spelers van andere ploegen daarmee om ?

“Jonge spelers staan daar niet bij stil. Het meeste medeleven kreeg ik van oudere voetballers. Op Charleroi betuigde de scheidsrechter uit naam van alle arbiters zijn medeleven, samen met de mensen van Charleroi. Ik kreeg van verschillende ploegen telegrammen vol medeleven. Westerlo was een van de eerste. Dat blijft me bij. Die mensen kende ik niet, de club ligt ook aan de andere kant van het land. Dat leert me dat ze daar, net als Cercle, nog goed in mekaar zitten.”

Sinds het overlijden ben je ook prof.

“Omdat ik van Cercle een mooi contract kreeg. Na de dood van Nele zat ik met afbetalingen en verbouwingen, het moet leefbaar blijven. Cercle kwam daaraan tegemoet. Ik geniet nu van mijn vrije tijd, maar ik weet wel dat ik straks weer ga werken. Zodra mijn huis af is, ga ik weer aan de slag, als zelfstandig kinesist in combinatie met het voetbal. Ik doe het graag en ga het straks weer doen, alleen nu niet meer in dienstverband.”

Met de combinatie werken-voetballen kan je nog altijd naar Zulte Waregem.

“De combinatie werken-voetballen vraagt veel van jezelf. Die spelers van Zulte Waregem moeten een enorme zelfdiscipline hebben. Het zou mij niet verbazen als ze na nieuwjaar een dipje krijgen, maar ik vind het een haalbare formule voor alle niet-topclubs in eerste. Ik vraag me alleen af hoe die vloerlegger, Ludwin Van Nieuwenhuyze, dat combineert, echt fysieke arbeid met topvoetbal. Da’s nog wat anders dan de hele dag rechtstaan, wat je als kinesist moet doen, of spelers die naast hun voetbal een bureaujob hebben waar ze de hele dag zitten.”

Gaf jij als junior de voorkeur aan je studies omdat je niet geloofde in een profcarrière ?

“Ik was daar gewoon nuchter in. Hoeveel spelers die stoppen in eerste zijn financieel binnen na hun carrière ? Niet zo heel veel, zelfs niet bij onze topclubs. Na je spelersloopbaan nog beginnen studeren is heel moeilijk, denk ik. Ik ging er nooit van uit dat ik prof zou worden. Ook de manier waarop ik mijn studies aanvatte, is een verhaal op zich.”

In welk opzicht ?

“Vijf weken voor de start van het schooljaar was ik in Portugal met vakantie en ik wist nog niet wat ik wilde doen. Op een dag belde ik mijn ouders en zei dat ik kinesitherapie zou studeren. Zomaar, misschien omdat twee klasgenoten dat ook zouden doen. In het middelbaar raakte ik net met de hakken over de sloot, met net geen zestig procent van de punten. Als kinesist studeerde ik met onderscheiding af. Ik doe het nog altijd graag. Als je mensen van hun pijnen afhelpt en hun dankbaarheid ziet, motiveert dat heel erg.”

Dacht je als jonge voetballer dat je op een dag in eerste klasse zou voetballen ?

“Ik wist dat ik om ooit in eerste te raken met Cercle moest meegroeien. Ik ben niet supergetalenteerd, ik moet het vooral hebben van mijn inzet. Met dat profiel is het moeilijk om via een transfer in eerste te belanden. Ik hoorde als jeugdspeler niet altijd bij de besten.”

Je werd zelfs teruggezet van de nationale naar de provinciale jeugd.

“Na de miniemen gebeurde dat. Pas bij de junioren mocht ik weer met de nationale jeugd spelen, daarvoor zette men me terug naar de provinciale jeugd. Misschien maakte dat me mentaal harder. Ik mocht ook altijd blijven bij Cercle. Dat betekent dat ze toch iets in me zagen.”

Waarom ben jij kapitein ?

“Goeie vraag. Op mijn 23ste gaf Dennis van Wijk me tot mijn eigen verbazing die band terwijl Cercle op dat moment spelers had met veel meer uitstraling dan ik. Nu pas voel ik me iemand die zich in een team als kapitein kan opstellen. Daarmee bedoel ik : een stuk initiatief nemen, niet bang zijn om iets te doen voor anderen. Vroeger was ik, ook toen ik die band al droeg, één van de jongens. Luisteren naar wat er leefde, deed ik toen al, maar je moet het ook kunnen overbrengen naar ploegmaats, trainers of bestuur. Aanvankelijk ving ik signalen op, maar ik was bang om die goed door te geven, daar iets nuttigs mee te doen. Ik heb altijd mijn best gedaan, maar ik wist toen dat ik niet altijd een goede kapitein ben geweest. Ik had gewoon de ervaring en het juiste gevoel niet die bij een leidinggevende functie horen. Nu is de schrik om iets te vragen weg.” l

GEERT FOUTRé

‘VOOR IK STOP MET VOETBALLEN WIL IK ABSOLUUT EENS DE DERBY WINNEN.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content