IN DEZE RUBRIEK DIEPT JACQUES SYS ANEKDOTES OP UIT DE KELDER VAN ZIJN GEHEUGEN.

Het was maar een klein bericht in de kranten: Karl Kodat, oud-speler van FC Antwerp, overleed vorige week woensdag op 69-jarige leeftijd na een korte ziekte. De Oostenrijker is zonder enige twijfel een van de beste buitenlanders die ooit in dit land te aanschouwen vielen, een ranke en verfijnde aanvaller, gezegend met een fabelachtige techniek en een staalhard schot. Zoals zo veel artiesten kenmerkte wisselvalligheid zijn spel. Kodat, in Antwerpen weleens de witte Pelégenoemd, kon een wedstrijd in zijn eentje beslissen om vervolgens een week of twee in te dommelen. Bovendien bleek hij erg blessuregevoelig. Karl Kodat was vooral een meester in het uitlokken van strafschoppen. Niemand die beter viel dan hij, nadat hij met een van zijn typische bewegingen zijn tegenspeler probeerde te passeren en dan theatraal ten gronde plofte.

Karl Kodat was de exponent van het Antwerp van het midden van de jaren zeventig, toen de indruk ontstond dat er in deze periode in de Scheldestad een echte topploeg uit de grond zou worden gestampt. Hij vormde de voorlijn samen met de Deense dribbelaar Flemming Lund en zijn opportunistische landgenoot Alfred Riedl, die eerder voor Sint-Truiden voetbalde en later naar Standard zou gaan. Jos Heyligen en René Desaeyere etaleerden in het middenveld hun surplus aan techniek. Antwerp speelde aantrekkelijk en aanvallend voetbal, vanaf de zijlijn gestuurd door Guy Thys. Er zat zo veel vernuft in de ploeg dat de technisch meest onderlegde voetballer als vierde buitenlander op de bank moest plaatsnemen. Dat was Louis van Gaal. Die begreep daar niets van. Memorabel is het verhaal dat hij op een dag naar Thys stapte en hem zei dat hij niet begreep waarom hij niet speelde omdat niemand zo veel met de bal kon als hij. Toen antwoordde Thys dat dit best mogelijk was, alleen, sprak hij, “u hebt de bal nooit.” Een andere keer, toen Kodat geblesseerd was, mocht Van Gaal wel meedoen, stapte op Thys af en vroeg: “Trainer, hoe wilt u dat ik speel?” Toen zei Thys, onbewogen: “Zoals altijd Louis, traag, heel traag.”

Karl Kodat lachte vaak om de zelfingenomenheid van Louis van Gaal. De Oostenrijker liep niet met zijn kwaliteiten te koop. Als je hem ging interviewen, serveerde zijn indrukwekkend mooie vrouw een uitstekende koffie met daarbij Mozartkugeln. Zo hoorde dat voor een koppel dat in Wenen opgroeide en later in Salzburg ging wonen. In deze culturele metropolen werd er toen rustig geleefd en dat zag je ook aan Karl Kodat: hij stapte met een zekere melancholie door het leven, soms dromerig, zoals dat hoort in steden die leven op de klanken van de muziek. Kodat bleek ook niet van plan om het uiterste uit zijn kwaliteiten te halen. Hij was geen harde werker op het veld, geen knokker, hij functioneerde niet bij balverlies. Daarvoor miste hij verbetenheid en gebetenheid. Dat gaf hij ook zelf toe. “Als ik op het veld ook nog eens hard zou werken, dan zou ik niet bij Antwerp maar bij Ajax voetballen”, lachte hij. Kodat bekeek alles op zijn manier. Als er zware fouten op hem werden gemaakt, kon de balkunstenaar dat relativeren. “Ik ga er dan altijd vanuit dat die verdedigers minder kunnen dan ik”, zei hij.

Karl Kodat, die na zijn carrière zou werken als controleur van de Oostenrijkse elektriciteitsmaatschappij, voetbalde tussen 1971 en 1977 op de Bosuil, werd met Antwerp twee keer vicekampioen (1973/74 en 1974/75) en speelde in 1974 de bekerfinale waarin Antwerp met 1-0 verloor van Anderlecht. Elk jaar kreeg hij aanbiedingen van Oostenrijkse clubs, maar een mogelijke overgang struikelde steeds over de transferprijs. Kodat voelde zich goed op Antwerp, ook al profileerde hij zich nooit als een leider. Veel liever bekeek hij het allemaal vanop afstand. En lachte in zijn binnenste als bijvoorbeeld voorzitter Eddy Wauters aan Guy Thys vroeg hoelang hij Jos Heyligen nog zou opstellen omdat je, volgens Wauters, met Heyligen in de ploeg met tien man speelde. Dan antwoordde Thys dat hij twee keer na elkaar met tien man tweede was geworden en het niet aandurfde met elf te spelen. Van dat soort reacties genoot Kodat. In alle stilte.

Zo is hij vorige week woensdag ook gestorven. Dat ze bij Antwerp pas twee dagen later op de hoogte werden gebracht van zijn overlijden past bij Karl Kodat. Hij zocht nooit de belangstelling. Misschien dat ook daarom zijn uitmuntende kwaliteiten nooit op hun waarde werden getaxeerd. Zoals ook nu blijkt bij de geringe aandacht die zijn dood kreeg.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content