Tijdens het laatste grandslamtoernooi van het jaar kijken de toppers reikhalzend uit naar het seizoenseinde. Ook dit jaar werd het circuit herschapen in een enorme ziekenboeg. Ivo Van Aken vertelt waarom.

Hoewel de internationale tennisfederaties het in alle toonaarden trachten te ontkennen, krijgen almaar meer tennissers steeds vaker af te rekenen met blessures. De vrouwen spanden begin dit jaar de kroon met liefst zes speelsters van de toptien in de lappenmand : Amélie Mauresmo (rug), Jennifer Capriati (rug), Serena Williams (tendinitis aan de knie, operatie), Ai Sugiyama (rust na allerlei kleine kwaaltjes), Chanda Rubin (knie) en Elena Dementieva (spierscheur in de schouder). Venus Williams was op dat moment al uit de toptien getuimeld wegens aanhoudende buikspierproblemen, terwijl Kim Clijsters niet veel later geveld zou worden door een ernstige polsblessure. Het hele jaar door zagen toernooidirecteuren hun affiches gekortwiekt en ook voor de pas afgelopen Olympische Spelen regende het afzeggingen. De knie van Serena Williams blijft opspelen, Lindsay Davenport lijkt in een sukkelstraatje zonder eind te zitten na operaties een de knie en de enkel, en ook Capriati slaagde er niet in een aanvaardbaar niveau te halen.

Ivo Van Aken, technisch directeur van de VTV en coach van het Belgische Fedcupteam wil de toestand niet dramatisch noemen, maar ziet de laatste jaren een stijgende lijn in de blessures, bij vrouwen én mannen. De opkomst van het powertennis is daar niet vreemd aan. “De vrouwen zijn het hardst geëvolueerd : ze spelen explosiever, vallen meer aan en serveren harder. Als je nu beelden van Chris Evert bekijkt, dat is gewoon ander tennis. De mannen spelen al langer krachttennis omdat de service bij hen zeer dominerend is, maar ook bij hen nam de explosiviteit toe. De steeds beter wordende rackets zorgen ervoor dat je harder kan slaan en de laatste jaren is er ontzettend veel wetenschappelijk onderzoek gebeurd in de biomechanica, waardoor we ook beter weten hoe we tot krachtiger tennis kunnen komen.”

Jonge spelertjes krijgen het agressieve tennis dan ook met de paplepel ingegoten. Daar is niets mis mee, op voorwaarde dat het onder de juiste omstandigheden gebeurt. “Je moet hun lichaam voorbereiden om dat krachttennis te kunnen spelen zonder steeds geblesseerd te zijn. Van zodra je meer dan zes uur per week traint, passen de heup, de lage rug en de schouder zich aan. Deze adaptaties heb je nodig, maar het mag niet zo ver gaan dat het lichaam niet goed meer kan functioneren. Bij kinderen van tien, elf jaar zie je bijvoorbeeld vaak dat de schouder al wat ‘loskomt’, precies een vleugeltje dat uitsteekt achteraan op de rug. De bol van de bovenarm neemt daardoor een andere positie aan in het schoudergewricht, wat ertoe leidt dat je een geforceerde beweging maakt bij het serveren, met nek- en rugpijn tot gevolg. We zien ook kinderen van tien die helemaal voor-overgebogen lopen. Bij het tennissen ontwikkelen de borstspieren zich heel sterk en als je de rug niet bijtraint, krijg je dat effect. Je lichaam zal anders roteren, waardoor je blessuregevoeliger wordt. En het beïnvloedt ook je tennistechniek, waardoor je minder krachtig tennist.”

Het overgrote deel van dat kinderleed is volgens Ivo Van Aken te voorkomen door heel nauwkeurig preventieve oefenprogramma’s te volgen, aangepast aan ieder individueel kind. “De frustratie voor ons is dat we perfect weten wat er moet gebeuren en dat we toch zoveel blessures hebben. De meeste mensen investeren niet voldoende in preventie omdat ze het als een rem zien op de vorderingen in het tennis. Je moet er iedere dag mee bezig zijn, voor sommige kinderen kan dat oplopen tot een uur per dag.”

Ouders tellen vaak zonder verpinken honderden euro’s neer voor een privé-trainer, maar verzaken het om hun kinderen aan een grondige jaarlijkse screening te onderwerpen. Of ze laten hun kinderen zo veel mogelijk tennissen in de overtuiging dat ze zo sneller aan de top komen. “We krijgen hier kinderen van elf, twaalf jaar binnen met blessures die vroeger nooit voorkwamen op die leeftijd”, zegt Van Aken. “Stressfracturen in de lage rug, bijvoorbeeld. De eerste keer dat we het zelf meemaakten, was met Christophe Lummelen. We raakten een heel groot talent kwijt omdat we simpelweg niet wisten dat zoiets kon gebeuren. Het medische korps kon pas na een half jaar de juiste diagnose stellen en trok daarna meteen aan de alarmbel. Nu weten we welke preventieve programma’s er nodig zijn. Als het toch gebeurt, ontdekken we het veel sneller, zoals bij Xavier Malisse.”

Hoewel het krachttennis een belangrijke rol speelt in hun blessureleed, wijzen de spelers zelf liever het lange seizoen met de vinger. Wie deelneemt aan de Daviscup of de Masters is tot eind november, begin december zoet, terwijl een goeie maand later de voorbereidingstoernooien voor de Australian Open al beginnen. Die al te korte rustperiode zorgt voor een geforceerde conditieopbouw, omdat tennissers in drie of vier weken iets trachten te bereiken waar ze eigenlijk acht weken voor nodig hebben. “Normaal bouw je het volume en de intensiteit van de training langzaam op. Op een bepaald moment moet je het volume weer laten zakken om de intensiteit verder op te drijven. Je traint met andere woorden minder, maar aan een hogere intensiteit om nog meer kracht en explosiviteit te winnen, wat heel belangrijk is als je agressief wil spelen. Daar heb je acht weken voor nodig. Als je die periode inkort tot vier of vijf weken, ga je te snel aan een te hoge intensiteit trainen en krijg je blessures. Bovendien zal de fysieke fitheid die je opbouwt, veel sneller afnemen.”

Naast de opbouw in de winter moet een tennisser ook tijdens het jaar zijn conditie onderhouden door af en toe een periode van drie weken training in te lassen. Ook dat gebeurt vaak niet wegens de overvolle kalender.

Het seizoen inkorten en tijdens het jaar periodes inlassen waarop er geen toernooien plaatsvinden, zou de ideale oplossing zijn. Maar precies hier botsen de sportieve belangen met de zakelijke. “Niemand heeft het lef om er iets aan te doen. Toernooidirecteurs hebben maar één doel : het nummer één van de wereld op hun toernooi krijgen. Als die morgen ernstig geblesseerd is, dan is er een ander nummer één. Men ligt daar niet van wakker. De ITF, de ATP en de WTA zouden samen een aantal knopen moeten doorhakken, maar dat schijnt heel moeilijk te zijn omdat hun belangen erg verschillen. De ITF is de eigenaar van de vier grandslamtoernooien, de Fedcup en de Daviscup. ATP en WTA vormen een afzonderlijk circuit en uiteraard hebben beide partijen er alle belang bij om de beste spelers en speelsters in hun circuit te krijgen. Bij de mannen leidt dat tot de volgende situatie : de ATP heeft de Super Nine, negen toernooien en evenveel weken tennis. De ITF doet daar nog drie weken Daviscup en vier grandslamtoernooien van twee weken bovenop. Tel daar nog eens een aantal kleinere toernooien bij en je zit aan meer dan 25 weken competitie.”

Het zijn vooral de subtoppers die lijden onder de situatie. “Zij hebben de grandslamtoernooien nodig omdat ze daar het geld oprapen waarmee ze de rest van het seizoen doorkomen. Nu, als je ‘slechts’ vijftigste of zestigste in de wereld bent, is de kans groot dat je er in de eerste ronde uit vliegt. Dus speel je nog een hoop andere toernooien om je ranking te vrijwaren.”

Toppers kunnen in principe veel beter de toernooien uitkiezen die ze willen spelen, maar zij klagen dan weer dat de ATP of WTA hen verplicht aan bepaalde toernooien deel te nemen. “Klopt,” zegt Van Aken, “maar het gaat wel om een mes dat aan twee kanten snijdt. Op dit moment, tijdens de US Open, engageren de toppers zich voor het komende seizoen, waarbij ze aangeven welke toernooien ze zeker zullen spelen. Die moeten ze ook spelen, maar er hangt wel iets aan vast. De WTA zet er een groot budget tegenover als je aan je verplichtingen voldoet. In het andere geval krijg je een boete.

“Ik heb vaak het gevoel dat men vandaag de dag vaak denkt aan korte carrières : rap heel veel geld binnenhalen. Je hoort 18-jarige spelers die een groot toernooi winnen, zeggen : ‘Ik zou graag stoppen op mijn 22e’. Dat is toch doodjammer ? Mijn indruk is ook dat vooral de spelers uit de ex-Oostbloklanden zeer veel toernooien afwerken, al van in de jeugdreeksen. Soms zie je daar veertienjarige meisjes zo’n massa toernooien spelen dat je je afvraagt : hoe houdt dat kind zoiets vol ? Er wordt te weinig aandacht geschonken aan hun vorming. Als je de service van de Russische meisjes aan de top analyseert, zie je een povere bedoening. De service van Dementieva bijvoorbeeld, dat is technisch gewoon een complete ramp. Bij haar is het alleen maar : ‘Ik serveer miljoenen ballen en dan zal hij ooit wel binnenvallen.’ Pas die techniek aan en ze zou goed serveren, want Dementieva is een goede atlete.”

Waarmee we bij een derde reden van het vele blessureleed belanden. Als het zaakje technisch niet goed in elkaar zit, kom je veel sneller in de problemen. “Wie de bal heel laat raakt, creëert een enorme belasting op zijn schouder. Overcrossing zie je ook heel vaak : bij de backhand kruis je de benen, waardoor je veel moeilijker kan roteren en makkelijker rugproblemen ontwikkelt.” Hoe vreemd het ook moge klinken, de meeste proftennissers sleutelen amper aan hun techniek. “Trainers zijn heel vaak oud-spelers die op tactisch gebied veel kunnen bijbrengen, maar geen fluit weten van biomechanica of fysiologie. Ze volgen het wetenschappelijk onderzoek niet en doen nu nog steeds hetzelfde als tien jaar geleden. Ondertussen is het tennis, en dan zeker het vrouwentennis, heel sterk geëvolueerd.”

Wie wel tijd en geld investeert in zijn/haar eigen ontwikkeling, plukt daar de vruchten van, zo bewijst Justine Henin. “Justine kan uren liggen trainen op het kleinste detail”, zegt Van Aken. “Als je beelden neemt van haar service in de Fedcup in 2002 en je vergelijkt dat met nu, dan geloof je gewoon je ogen niet. En toen stond ze ook al zeven of acht in de wereld, hoor. Justine is niet groot en kan niet compenseren met kracht, dus moet ze zeer nauwkeurig spelen. Doordat het technisch zo goed in elkaar zit, is ze minder gevoelig voor blessures.”

Het omgekeerde lijkt wel te gelden voor Kim Clijsters, die met een stress-reactie in de schouder en een cyste in de pols met twee zeer ernstige blessures af te rekenen kreeg. Wordt zij niet goed begeleid, zit haar spel technisch niet goed in elkaar of speelt ze gewoon te veel toernooien ? Geen van de drie, weet Van Aken. “Kim heeft ontzettend veel kracht. Als je spieren heel sterk zijn, hebben de andere onderdelen van je lichaam – je pezen, ligamenten, botten – wel eens moeite om te volgen. Plus : Kim is een zeer explosief karakter. Ze kan uit blessure komen en een eerste bal slaan die zoveel kracht en ritme heeft dat het een bom is. Een ongelooflijke gave, maar wel heel erg belastend. Komt daar nog bij dat ze anderen altijd een plezier wil doen. Op de Fed-cupontmoeting tegen Kroatië had ze nog geen dag getraind, maar plots komt ze uit de kleedkamer geschoten : ‘Als ik die brace nu een beetje afknip, dan kan ik een backhand slaan, ik ga eens proberen !’ En even later klopt ze met gemak Karolina Sprem. Dat bewijst hoeveel talent dat kind heeft.”

door Loes Geuens

‘We krijgen hier kinderen van elf, twaalf jaar binnen met stressfracturen in de lage rug.’

‘Veel trainers weten geen fluit van biomechanica of fysiologie.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content