De Koninklijke Racing Club Mechelen vierde haar 110-jarige bestaan met de terugkeer naar tweede klasse, waar de financiële perikelen de vreugde snel deden omslaan. De bekerwedstrijd op Anderlecht moet de ellende even doen vergeten.

Racing Mechelen is een begrip in Mechelen-Noord en zijn volkswijkjes Otterbeek, Marokken, Galgenberg, Katanga en Oud Oefenplein. Vooral Galgenberg, gelegen tussen de Oude Antwerpsebaan en de afrit Mechelen-Noord, staat te boek als een heus Racingbastion. Bij de oprichting van de club in 1904 door vier studenten was de verankering van de club er nog veel sterker aanwezig. Toen rekruteerde de Mechelse volksclub haar supporters grotendeels in het arbeidersmilieu ten noorden van de Dijle. Begin vorige eeuw gonsde het daar van de economische bedrijvigheid. Het stamnummer 24 was niet voor niets de favoriete club van de werkman.

De club is trots op haar roots: de volkse, vrijzinnige en socialistische achterban contrasteert fel met de aanhang van KV Mechelen, een club die vaak geassocieerd wordt met de middenstand en de clerus. Het eerste onderkomen van de Racingers bevond zich niet toevallig te midden van een arbeiderswijk op wat nu het Rode Kruisplein heet, een steenworp verwijderd van fastfoodketen McDonald’s. De Dijle lurkte toen letterlijk aan de stadionpoorten.

Sinds 1923 bespeelt Racing de huidige locatie aan de Antwerpsesteenweg. Met de jaren heeft het Oscar Vankesbeeckstadion het gezelschap gekregen van een aantal betonnen woonblokken en verloor het zijn atletiekpiste. Maar de kenmerkende Britse hooftribune heeft niets van haar grandeur verloren, met een gratis vergezicht op de 97 meter hoge Sint-Romboutstoren en de Sint-Pieters-en-Pauluskerk bovenop. Net als in 1948, toen de tribune de vorige houten constructie verving die een jaar eerder door een brand in de as was gelegd.

Ook in de buik van de tribune is de tijd blijven stilstaan. De trofeeënzaal annex vergaderruimte op de eerste verdieping is een schatkamer, met houten stoelen gegraveerd met het clubembleem. In een hoek van de kamer boezemt het levensgrote borstbeeld van de legendarische Oscar Van Kesbeeck – voorzitter in het begin van vorige eeuw – ontzag in. Te midden van alle relikwieën uit lang vervlogen tijden hangt er ook een ingekaderd shirt van Kris Slachmuylders, auteur van het winnende doelpunt op het veld van KV Mechelen in februari 2004. Een idee van de in 2009 overleden voorzitter Edmond ‘Monne’ Phlips.

Waar nu de hoofdtribune staat, moet binnen enkele jaren een modern gebouw oprijzen met tweeduizend zitplaatsen, loges en vipruimtes. De meeste supporters kijken daar tegenop, al beseffen ze dat de club nood heeft aan een stadion met meer comfort.

Krapuul uit Mechelen-Noord

Het kloppende hart van Racing Mechelen mag dan wel het Oscar Vankesbeeckstadion zijn, de ziel van de club zijn de fans. Zij vertegenwoordigen het grootste kapitaal van KRCM. Een Racinger mag je nog tien keer buitenschoppen, hij zal telkens terugkeren. “Een supporter van Racing Mechelen is kritisch, maar trouw tot in het graf”, meent persverantwoordelijke Fred Willems. “Weet je wat het is? Racing Mechelen is steeds in zijn originele vorm blijven bestaan en dat dwingt veel respect af bij onze fans.”

Toch zijn vreemd genoeg sinds de promotie naar tweede klasse de bezoekersaantallen in vrije val. De voorbije jaren kreeg Racing Mechelen in derde en vierde klasse geregeld tweeduizend toeschouwers over de vloer. Nu raakt het amper aan duizend, al trekt de eeuweling op verplaatsing vaak vijfhonderd man mee. Racing heeft een fanbasis van Kapelle-op-den-Bos, waar de grootste supportersclub gevestigd is, tot Herentals. Maar die zie je nauwelijks in thuiswedstrijden.

De liefde voor de clubkleuren grensde op een bepaald moment aan blind fanatisme. In de jaren negentig tierde het hooliganisme welig bij Racing Mechelen. De supporters sleurden een bedenkelijke uitreputatie mee en werden in de stad laatdunkend omschreven als het krapuul uit Mechelen-Noord. De vele stadionverboden maakten daar komaf mee en veranderden de sfeer. Supporters Foundation 24 nam daarin het voortouw. Een jaar geleden kreeg die groepering 20.000 euro bij elkaar om het loon van Cerclespits Arne Naudts te betalen. “Dit seizoen hadden we genoeg geld verzameld om aanvaller Dino Peljto weg te halen bij Turnhout. De transfer ging uiteindelijk niet door wegens administratieve problemen”, vertelt Willems, die naast persverantwoordelijke ook bestuurslid is van Supporters Foundation 24. “Ken jij nog supporters die het in hun hoofd zouden halen om uit eigen zak een speler te betalen?”

Een zot uit Geel

De bekerwedstrijd tegen Anderlecht is voor Racing Mechelen een afspraak met de geschiedenis. Met weemoed denken de oudere supporters terug aan het jaar 1948. KV Mechelen kroonde zich tot landskampioen en Racing Mechelen vierde tezelfdertijd de titel in tweede klasse met een elftal bestaande uit tien Mechelaars en ‘een zot uit Geel’. Die dwaas was aanvaller Jozef Mannaerts, die in 1948 een keer voor de Rode Duivels uitkwam en in 1952 topschutter werd in eerste klasse. Dat elftal spreekt nog steeds tot de verbeelding want met Bert Tuteleers staat er dit seizoen doorgaans slechts één echte kakker op het veld.

Tussen de Tweede Wereldoorlog en eind jaren vijftig deed Racing Mechelen zelfs mee voor de prijzen. Het was de tijd dat Anderlecht nog met een ei in de broek naar het Oscar Vankesbeeckstadion afzakte. Rik De Saedeleer, in 2004 tot meest verdienstelijke Racinger ooit verkozen, deelde op dat moment de lakens uit op het middenveld, al heette zijn ploegmaat Jan Van Der Auwera – 23 caps bij de Rode Duivels – de meest getalenteerde voetballer die Racing Mechelen ooit heeft voortgebracht. “Rik had meestal aan een goede helft genoeg om Racing aan de drie punten te helpen”, meent Albert Verstraeten, ex-bestuurslid wiens vader in het roemrijke elftal van de jaren vijftig speelde. “Maar in mijn ogen is Jan Van Der Auwera – De Lange, zoals hij hier werd genoemd – de beste. Met hem kon je naar de oorlog: hij had een geweldig kopspel en speelde in die tijd al als een moderne libero.”

Met De Saedeleer en Van Der Auwera schreef Racing Mechelen zijn mooiste bladzijdes uit de clubgeschiedenis. Het strandde in 1952 op de tweede plaats en verloor twee jaar later de bekerfinale van Standard. Eind jaren vijftig miste Racing de trein naar het professionalisme door toedoen van voorzitter-trainer Jan Dogaer, die zijn ideeën oppikte toen hij tijdens de Eerste Wereldoorlog in ballingschap leefde in Engeland. Dogaer bleef zich halsstarrig verzetten tegen de professionalisering van het voetbal en koos voor spelers uit de eigen streek.

In de eerste helft van de jaren zeventig bracht Racing voor het laatst een topelftal op de been. Walter Meeuws, Odd Iversen, de vader van ex-international Steffen Iversen, Harald Sunde en de Tsjecho-Slowaak Andrej Kvasnak lokten 20.000 man naar het stadion, maar brachten Racing niet verder dan de derde plaats… in tweede klasse.

Mexicaanse miserie

Een terugkeer naar eerste klasse, waar Racing voor het laatst aantrad van 1988 tot 1990, staat nu niet meteen op de planning. Racing zal al blij zijn als het een oplossing vindt voor de put van een half miljoen euro die ex-voorzitter Frank Dietens achterliet. De promotie naar tweede klasse zadelde de club zelfs met extra investeringen op om aan de veiligheidsnormen te voldoen. “We zijn zelf eigenaar van ons stadion en dat is meteen ons grote nadeel”, aldus Willems. “Bij de start van het seizoen hebben we minstens 100.000 euro gespendeerd voor aanpassingswerken in ons stadion.”

Als gevolg daarvan kampt de club al maanden met liquiditeitsproblemen en zijn de spelers sinds augustus niet meer betaald. Gelukkig zette het Mechelse stadsbestuur vorige week het licht op groen om over de brug te komen met de beloofde waarborg ter waarde van een half miljoen euro. Ook de centen van Anderlecht, dat diep in de buidel moest tasten om het thuisvoordeel af te kopen, moet het ergste financiële leed verzachten. In zijn zoektocht naar vers geld lonkt de oudste club van Mechelen zelfs naar buitenlandse investeerders. Alsof het niets geleerd heeft uit het verleden. In 1998 was er al de episode met een paar Georgische geldschieters van twijfelachtig allooi. Elf jaar later liet het bestuur zich verleiden tot een exotisch avontuur met een mecenas uit Mexico. Op het einde van dat seizoen zakte de club voor het eerst zelfs naar vierde klasse.

Pas wanneer de financiële onweerswolken zijn opgeklaard, kan de oudste club van Mechelen aan de toekomst denken. Dat Racing Mechelen ooit zou verdwijnen, is een scenario waar geen enkele supporter rekening mee houdt. Uiteraard kan de club failliet gaan, maar niemand zal Racing Mechelen ooit kapot krijgen, klinkt het.

DOOR ALAIN ELIASSY – BEELDEN JURGEN VANTOMME

“Racing Mechelen is steeds in zijn originele vorm blijven bestaan en dat dwingt respect af.” Fred Willems

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content