Na twintig jaar profvoetbal raakt Mario Cantaluppi nog zelden verrast. ‘De voetbalwereld is genadeloos. Voor nijd moet je werken, medelijden krijg je.’ Zijn bedenkingen bij het succes van STVV? ‘Niet iedereen gunt het ons.’ En: ‘Als we niet opnieuw voor mekaar lopen, zullen we rap tiende staan.’

Voor hem is iets zwart of wit, zeggen mensen die Mario Cantaluppi (35) goed kennen. Grijs bestaat niet. De Zwitser is de patron achterin bij Sint-Truiden, de revelatie van de eerste competitiemaanden. Hij kwam in januari 2008 naar Stayen en ontdekte daar een ploeg vol problemen. Geen groep, fysiek niet sterk en een paar rotte appels in de kleedkamer. Na de degradatie reageerde de club volgens hem heel alert: er werd wat gezuiverd, er kwamen nieuwe spelers, er werd een andere trainer aangesteld en het succesverhaal begon. Kampioen in tweede klasse, leider in eerste. Ongeslagen, tot vorige week Genk passeerde en de eerste barstjes in het Truiense blok ontstonden.

Mario Cantaluppi: “Mijn analyse? We waren voor de druk van de eerste plaats niet klaar. Niemand had gedacht, ook wij niet, dat we ooit eerste zouden staan. En dan komt de druk. We zijn in de wedstrijd gestapt met het idee dat we Genk gingen domineren. Dat was onze grootste fout. De trainer heeft ons geen druk opgelegd, wij hebben zélf niet bevrijd gespeeld. Pas na de rust zijn we ons voetbal gaan spelen en dan zag je Genk niet meer. Maar eigenlijk is het niet eens zo slecht wat we meemaken. Van mij mogen we nu vierde, vijfde zijn. De eerste is de opgejaagde. Zie maar Genk, hoe geconcentreerd die waren, hoe agressief. Ik heb Barda nog nooit zo gezien. Omdat het mes hen op de keel stond. Als ze hier verloren, kwamen ze ongetwijfeld niet meer thuis. Ons probleem was ook dat we die tien meter die we anders wél liepen, nu niet meer liepen. Ook door de situatie. De pers komt, er wordt wat meer over je gepraat, mooi. En dan vergeet je wat de basis is van je succes: compact spelen, samen, lopen voor mekaar. Voetbal is een teamsport, geen individuele sport. Eens dat erin sluipt, ben je snel weer de nummer tien, elf, twaalf. In Kortrijk is dat na de rust begonnen en tegen Genk trokken we dat in de eerste helft door.”

Je naam klinkt Italiaans. Waar liggen je roots?

Mario Cantaluppi: “Mijn vader komt uit Italië. Noord-Italië, de grensstreek in de buurt van het Lago Maggiore. Maar hij is opgegroeid in Zwitserland. Mijn karaker is een mix: Italiaans temperament en Zwitserse kalmte. Soms heerst het ene, soms het andere. Ik ben ongeduldig en verlies niet graag. Ik heb in het voetbal moeten leren dat het er af en toe bij hoort. Ik ben opgegroeid in de buurt van Zürich, dat speelt ook mee. Duitstalige Zwitsers zijn arbeiders, zo stipt als een uurwerk, dag en nacht bezig. Italiaanse of Franstalige Zwitsers zijn een beetje gekker. Die nemen liever twee uur de tijd om een koffie te drinken. De Duitsers een halfuur. Die discipline en stiptheid heb ik ook. Gelukkig heb ik een beetje Italiaans temperament om dat te compenseren.”

Kom je uit een sportieve familie?

“Mijn vader heeft in de tweede regionale afdeling gespeeld. Elk weekend weg, maar toen mijn broer en ik ook gingen voetballen, hebben ze ons gesteund. Mijn broer is wel een andere richting ingeslagen. Hij is de gastronoom van de familie, heeft een bar-restaurant. Ik had het geluk dat ik vrij jong bij de Grasshoppers uit Zürich terechtkwam. Met één doel: profi worden. School? Het moest, en ik heb ze op vraag van mijn ouders ook afgemaakt, voor het geval iets mis zou lopen. Maar wel in een pilootproject dat de Zwitsers toen opstartten. Johann Vogel zat er ook bij. ’s Morgens om acht uur training en pas na de middag naar school. Zwitserland staat heel ver wat jeugdopleiding en coaching betreft.”

Je bent van Zürich, maar de meeste wedstrijden speelde je voor FC Basel.

“Bij Basel hadden we het geluk dat we een voorzitter hadden met heel veel geld. Een beetje zoals mijnheer Duchâtelet. Ze hadden een nieuw stadion en wilden zo snel mogelijk Champions League spelen en kampioen worden. Dat lukte. Twee titels, twee bekers, Champions League, het ging supergoed. We hadden ook de financiële mogelijkheden. Twintig miljoen euro budget, in Zwitserland was dat ongezien. Waanzin in een land met amper zeven miljoen inwoners. Ik heb er veel geleerd van Christian Gross. Een pak goeie trainers heb ik gekend, Ottmar Hitzfeld heeft me op mijn zestiende de eerste kans gegeven. Hans Meyer had ik in de Bundesliga bij Nürnberg. Maar ik leer ook veel van Guido Brepoels. Ik probeer, nu ik aan de rand sta van mijn trainerscarrière, uit alles het beste te halen. En een beetje mijn weg te vinden.”

Hein overschat zichzelf

Wat is de impact van een trainer?

“Als een team slecht speelt, is de trainer slecht. Ja sicher. Hij stelt het team op. Hij zegt hoe er wordt gespeeld.”

Misschien heeft hij niet de goeie spelers.

“Dat is juist de kunst: uit elke speler het sterkste halen. Elke speler heeft zijn sterke kanten. We spreken hier over eerste klasse, jij gaat mij niet vertellen dat deze spelers geen kwaliteiten hebben. De kunst is om uit een speler het beste te halen en zijn slechte punten te verdoezelen. Ik weet hoe een Alex da Silva met een bal omgaat. Ik weet wat Jonathan Wilmet doet. Wij weten dat Alex ons veel bijbrengt, maar nu en dan een bal verliest. Dus moeten we daar defensief voor oppassen. Als Wilmet een sterke dag heeft, kan hij met een bal doen wat hij wil en moet je proberen hem in die één-tegen-één te krijgen. Als de trainer dat niet communiceert, weet een ploeg niet hoe ze moeten spelen. Als een ploeg wekenlang verliest, ligt dat ergens aan. Dan zou ik me afvragen: wat doe ik fout? Doet een speler niet wat je vraagt? Dan moet je met hem praten. Eén keer, twee keer. Doe hij het nog niet, dan moet hij eruit. Anders ben je dood. Zie tegen Genk: twee, drie spelers die niet lopen zoals we het gedacht hadden en hop, je bent dood.”

Ideaal voorbeeld: Genk haalde nauwelijks punten, trainer onder vuur. Op Stayen was het plots 2-4. Goeie trainer, gedurfde aanpak! Zo eenvoudig is het toch niet?

“Met Kortrijk heeft hij goeie prestaties geleverd, hij is dus zeker geen slechte trainer. Maar hij overschat zichzelf, ik denk niet dat Hein zo goed is als hij denkt dat hij is. Genk had na de overwinning tegen ons tien punten, met een budget van ik weet niet hoeveel. Heeft hij dan goed gewerkt? Ik denk het niet. Wat was hier tegen ons zijn geluk? Dat wij voor een stuk niet met de situatie klaar waren. Ik heb het gevoel dat er in België niet zo veel mensen gelukkig waren met het feit dat wij eerste stonden.”

Komaan! Iedereen gunt het STVV.

“Dat is mijn gevoel: er zijn mensen die het niet zo leuk vonden. Mensen die zeggen: zeg jongens, jullie met je budget van 4,7 miljoen… Wij hebben er eentje van 30.”

Niet coachbaar

Terug naar Zwitserland: hoe flikken jullie dat, verschillende culturen laten samenwerken in de nationale ploeg?

“Wij hebben ook discussies en dat zal in veel landen zo zijn. Hoe het nu is, weet ik niet meer, maar in mijn tijd als international hadden we drie groepen. Geen ploeg. Met de komst van Köbi Kuhn (bondscoach van 2001 tot 2008 en daarvoor beloftetrainer) is dat langzaam verdwenen. Hij nam een Franstalige assistent en de spelers vonden elkaar. Ik denk dat het probleem van België niet het gebrek aan goeie spelers is. Ik geloof alleen dat ze niet coachbaar zijn. Ieder denkt dat hij de grootste ster is. Misschien hebben ze ook geen zin. In een nationale ploeg mag het niet uitmaken welke naam je hebt. Iedereen moet lopen en als er eentje denkt dat hij het niet moet doen, moet hij zijn intelligentie in vraag stellen. Voor zijn naam moet hij het niet doen. Voor de centen ook niet. Hij moet het doen voor de eer. Voor je land. Voor het spelplezier. Misschien zijn er echte problemen tussen Walen en Vlamingen, ik weet dat niet. Maar dan nog … Ga rond de tafel zitten en discussieer met elkaar. Op een eerlijke manier. Heb je een probleem met iemand? Zeg het dan. Loopt Fellaini – en dat vind ik echt een superster – als Rode Duivel voor een ander? Vergelijk dat met Everton. Superstar of niet, wie niet wil, moet eruit. Ik zou ze allemaal rond de tafel zetten en dwingen met elkaar te babbelen. Komaan, verliezen van Armenië, dat kan toch niet.

“Het Belgische kampioenschap vind ik goed tot zeer goed. Jullie hebben topspelers in Europa, jullie moeten altijd tussen vijf en acht staan. Maar met de resultaten die jullie nu halen, daar lacht de hele wereld mee. Dat gaat rond hoor, verlies van Armenië. Nationale ploeg klappen, clubs Europees zwaar verlies: MeisterschaftScheisse, excuseer voor het woord. Hallo! Jullie kampioenschap is helemaal geen Scheisse. Voetbal is een bewegingssport, maar voetballers bewegen niet zo graag. Als je Genk ziet … De klasse van die spelers, die moeten eerste staan. Maar ze lopen niet graag. Eigenlijk is het eenvoudig. De trainer moet zeggen: ik ben de man. Wie niet wil, gaat. Als ik trainer ben, ga ik geen twintig minuten zitten toekijken. Werkt iemand niet zoals je vraagt, dan moet hij eruit. Welke wet zegt dat je tot de 45e minuut moet wachten om iemand te vervangen? Ik weet dat het niet wordt gedaan, maar als je dat achteraf uitpraat met de speler moet dat kunnen. Als het team niet functioneert, moet je ingrijpen.”

Je lijkt geen gemakkelijke man voor je trainers: problemen bij Nürnberg, bij Luzern, met Köbi in de nationale ploeg …

“Met Köbi niet. Ik was in supervorm, maar dat waren anderen toen ook, Vogel op kop. Lastig. Maar als iets niet werkt, dan praat ik, ja. En wellicht ben ik niet altijd diplomatisch geweest, misschien de autoriteit van de trainers aangetast. Dat klopt. Maar niet bewust, wel om te helpen. Misschien ben ik nu wat gematigder. Ik ben hier ook gelukkig. Dit avontuur heeft me veel mogelijkheden gegeven. Ik coach nu ook de beloften, dat is super. Kaviaar.”

Heb je discussies met Brepoels over de manier van spelen?

“Geen discussies, hij beslist. Maar hij vraagt mijn mening. Guido is een perfectionist, ik vergelijk hem met Christian Gross. Hij investeert heel veel, dag en nacht, ik denk dat hij niet lang slaapt. Ik ben blij met zijn succes. Ze kunnen het niet allemaal hoor, wat hij brengt. Er zijn trainers die al tien jaar coachen en nog nooit eerste stonden. Hij flikt het in vier maanden. Guido is geen nobody meer. En dus is het niet meer ‘die lieve Guido’. De eerste kritiek komt. Daarmee moet hij leven. Je bent op de goeie weg, zeg ik hem dan. Kijkt hij me boos aan. Ik meen dat. De voetbalwereld is genadeloos. Voor nijd moet je werken, medelijden krijg je.”

Wat is de sterkte van de ploeg?

“Je geeft zelf het antwoord: de ploeg. In Kortrijk is het na de rust beginnen fout te lopen. Tweede helft Kortrijk, eerste helft Genk: daar waren we geen ploeg. We staan nu op een keerpunt. We kunnen een fundament leggen in de twee, drie jaar die komen, zodat we altijd bij de eerste tien kunnen komen. En dan zien hoe Roland Duchâtelet daarmee omgaat. Misschien wil hij dan wel Barcelona beconcurreren. ( lacht) Zelf wil ik nog graag één jaar blijven spelen. Dan is het voorbij. 21 jaar profvoetbal volstaat.”

Je hebt dat profvoetbal grondig zien veranderen.

“Het is veel atletischer geworden. En sneller. En harder. Ik zou geen twintig meer willen zijn. Als je nu je boterham wilt verdienen, moet je echt heel goed zijn. Kon je vroeger een pass over vijftig meter deftig trappen, dan kreeg je wel ergens een half miljoen. Maar nu … Er zijn zo véél goeie voetballers. Afrikanen zijn intussen veel beter opgeleid en tactisch geschoold en lichamelijk veel sterker. Als je nu geen honderd procent werkt, vlieg je eruit. Dat moet elke jongere in zijn kop steken.”

door peter t’kint – beelden: reporters

België heeft spelers die niet coachbaar zijn.

Misschien wil Duchâtelet straks wel Barcelona beconcurreren.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content