Je bent een jonge, ambitieuze sporter en je wilt je vleugels uitslaan. Marc Herremans en Cedric Dumont helpen talenten op de weg naar het succes. In Sport/Voetbalmagazine stellen we er om de twee weken een voor. Deze week: loopster Anne Zagré (24), specialiste op de 60 en 100 meter horden.

Anne Zagré: “Ik ben een laatbloeier, kwam er eigenlijk wat per toeval bij op mijn vijftiende. Op school was breakdance mijn uitlaatklep, want ik vond de combinatie van muziek, dans en bewegen heel aantrekkelijk. Het vraagt veel energie en kracht.

“In mijn buurt werden er constant activiteiten georganiseerd, zoals een gezamenlijk bioscoopbezoek of een week atletiekstage. In die paar dagen tijd had ik een coach zodanig overtuigd van mijn potentieel als loopster dat hij maar bleef aandringen. Ik besliste te blijven gaan naar de training en combineerde dat met zwemmen. Tot het moment dat alles samen een beetje te zwaar werd en ik een keuze moest maken. De trainer kwam bij ons thuis op bezoek om mijn moeder en mij te overtuigen.”

Nooit druk

“Ik begon zowaar met polsstokspringen, wat bijzonder zwaar was voor de armen, hinkstapspringen en verspringen. Een beetje experimenteren. Later schakelde ik dan over op de sprintnummers en de horden. Al gauw deed ik ook mee aan het BK. Meer voor het plezier en om te kijken waar ik al stond, dan om me al echt te fixeren op een plaats. Bij de cadetten, op mijn eerste echte officiële meeting, eindigde ik zo als vijfde in de finale op de 200 meter. We beslisten om ons toch te concentreren op de snellere nummers. Ik had ooit Marion Jones fantastische tijden zien lopen op de spurt, en de afgelopen jaren keek ik op naar de manier waarop Lolo Jones zich manifesteerde in de 60 en 100 meter horden. (lacht) Maar denk nu niet dat ik ook zal overschakelen op het bobsleeën, hé, zoals zij deed en bij ons ook Hanna Mariën.

“Nooit voelde ik druk om iets te moeten presteren. Het plezier en amusement stonden bij de jeugd altijd voorop. Ik werd al vrij snel wereldkampioene bij de scholieren. Dat was de eerste grote verrassing, want dat had ik nooit verwacht. Pas toen ik het record van Kim Gevaert op de 100 meter bij de scholieren evenaarde, kwam er een kleine klik in mijn hoofd dat ik toch wel wat talent had. Ook omdat er veel vergelijkingen werden gemaakt met Elodie Ouedraogo. Die twee blijven tot op vandaag mooie voorbeelden. Ik was zo blij dat ik ooit met hen op stage mocht. Hun prestaties evenaren, en vooral het halen van medailles op grote kampioenschappen, dat zou me al bijzonder tevreden stemmen. In de topsport bestaan er weinig geheimen: je moet over een ijzeren wil en veel doorzettingsvermogen beschikken om te slagen. Niet is onmogelijk, zo denk en leef ik. Waarom zou ik niet op het podium kunnen staan op de Olympische Spelen van 2016 in Rio? Ik geloof daar alleszins in. (grijnst) Anders zou ik beter nu meteen stoppen.”

Vernieuwing

“Ik ben een atlete die openstaat voor vernieuwing. Vandaar dat ik de afgelopen twee jaar naar de VS trok. Ik beleefde aan de universiteit van Florida State mijn Amerikaanse droom. In eerste instantie ging ik naar daar om te studeren – want ik slaagde aan de universiteit in economische wetenschappen, die cursus business administration werd in het Frans gehomologeerd – maar ook om kennis te maken met een hoger niveau en compleet andere trainingstechnieken. (lacht) Het was een behoorlijke shock in het begin, maar wel geniaal. De concurrentie is daar moordend. Ik kan als ‘kleine Belg’ al uitpakken met een behoorlijk palmares, maar sommige meisjes daar – hoe goed ze ook zijn – zullen nooit iets halen omdat ze gewoonweg geen kans maken op een kampioenschap. Daardoor kan je alles veel sneller en beter relativeren. Het stimuleerde en motiveerde me alleen nog maar meer. Ik ben ervan overtuigd dat ik de kloof met de absolute wereldtop nog kan verkleinen. Positief denken en dat constant blijven doen, dat ontdekte ik toch in de States.

“Mijn grootste werkpunt blijft de start. Een delicaat geval. Mijn reactiesnelheid is wel vrij goed, maar ik duw te hard op de blokken, waardoor ik te dicht op de eerste horde uitkom en mijn stappen niet meer kloppen. Met mijn coach Jonathan Nsenga werk ik daar dagelijks aan. Hij maakte ook de Olympische Spelen al eens mee, zijn ervaring is onbetaalbaar. Hordelopen is echt detailwerk, onderschat dat niet. Hoe lager je bij de horde zit, des te meer milliseconden je kan winnen op de concurrentie. Het komt er dus op neer berekende risico’s te nemen, maar je moet ook goed je grenzen kennen. Daar hou ik wel van. Het voordeel is dat Jonathan en ik beiden heel rustig van karakter zijn, we laten ons niet graag opjagen. Wij kennen het pad dat we willen volgen, dat misschien wel loopt tot 2020 in Tokio. Want alleen de medaillewinnaars worden onthouden in België, hé.

“Dit jaar ga ik minder lopen, want in 2014 nam ik deel aan 38 races. Ik hoop me te plaatsen voor het EK indoor in Praag begin maart, dat zou een primeur zijn. Verder staat er in augustus nog een interessant WK geprogrammeerd in Peking. Dat is hetzelfde niveau als de Olympische Spelen. In Londen haalde ik nog de halve finales. Ik weet nu al dat ik de volgende keer niet meer overweldigd zal zijn door de grootsheid van het stadion en het aantal toeschouwers. Mijn progressiemarge is nog groot. Op de zestig meter wil ik onder de acht seconden duiken, op de honderd meter hoop ik mijn beste chrono van 12.79 te verbeteren naar 12.60. Eline Berings en Sara Aerts zijn in eigen land mijn concurrenten, maar wij proberen samen de grenzen te verleggen en fungeren als mekaars motivator. Ik studeer ook nog verder aan de Katholieke Hogeschool Brussel, bedrijfsbeheer, en zit in mijn laatste masterjaar. Misschien dat ik ooit een eigen bureau start.”

DOOR FRÉDÉRIC VANHEULE

“Mijn grootste werkpunt blijft de start. Een delicaat geval.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content