Jos Daerden werd bij Bergen abrupt aan de kant geschoven, maar dat tast zijn enthousiasme niet aan : ‘Ik zit hier niet geslagen, maar strijdvaardig. Als ze me vandaag bellen, kan ik zo morgen herbeginnen.’
K oen Daerden doet de keukendeur open. Straks kijkt hij samen met vader Jos naar Bergen û Club Brugge. Op tv welteverstaan : Jos is een week voordien ontslagen bij Bergen, dat daar sportief niet beter van werd. Leedvermaak heeft hij er niet om, opgelucht is hij evenmin. Wél verbaasd en opstandig, maar ook vol energie : “Hadden ze me ’s anderendaags gebeld dat ik een dag later opnieuw ergens aan de slag kon, ik was er klaar voor.”
Je bent niet wrokkig ?
Jos Daerden : “Tweehonderd tachtig kilometer was het, van Tongeren naar Bergen. Maar ik wilde volgend jaar best blijven. Op maandag en zaterdag bleef ik ginder slapen. Ik zit hier niet geslagen, maar strijdvaardig. Als ze me vandaag bellen, kan ik zo morgen herbeginnen.”
Als hoofdtrainer ?
“Als hoofdtrainer of in een andere functie.”
Wat is er, als je met enige afstand terugblikt, verkeerd gelopen ?
“Nooit voordien maakte ik als trainer mee wat tegen Westerlo gebeurde. Een voorzitter die in de kleedkamer komt tijdens de rust en helemaal uitbarst. Op Beveren zeiden ze me eens op het eind van het seizoen, voor een wedstrijd tegen Aalst, dat ik die en die speler niet mocht opstellen. Ik zei : ‘Als ik die niet mag opstellen, blijf ik hier geen uur langer meer.’ Die twee spelers spéélden die dag.”
Er was écht alleen dat kleedkamerincident ?
“Voor zo ver ik kan nagaan wel. Tijdens de rust wilde de voorzitter naar binnen stormen, ik probeerde hem nog tegen te houden, maar er was geen houden aan. Toen ben ik even in mijn bureau gaan zitten, terwijl hij raasde en tierde. Nadien stuurde ik tactisch nog bij wat ik al voor zijn tussenkomst wilde corrigeren. De scheidsrechter had al gefloten, maar zonder ons kon de tweede helft toch niet beginnen. Achteraf begreep ik dat de voorzitter niet meer terug kon. Hij nam emotioneel een beslissing, riep ’s avonds dat hij de baas was, want hij betaalde : geen enkele trainer zou hem tegenhouden, ik moest eruit ! Niemand in zijn entourage probeerde hem tegen te houden, integendeel. Maar dat verandert mijn mening over die acht maanden waarin we goed samenwerkten niet.”
Toen je aankwam, zag je het helemaal zitten. Maar vervolgens kieper je er wel de hele ploeg uit.
“Ik heb me bij mijn aankomst miskeken op de sportieve waarde. Vooraf kon je niet inschatten wat de spelers waard waren. Moet je bij wijze van spreken in Westerlo overnemen, dan weet je wie die spelers zijn. Bij Bergen niet. Alles was nieuw, ze hadden alles buitengesmeten. Niks op Bergen ademde voetbal uit. Net voor de winterstop al wist ik : er is weinig voetbalknowhow om op terug te vallen. Toen vroeg ik me af : hoe gaan we in de winterstop een groep samen krijgen waarmee we ons kunnen redden ?”
Waar heb je je op miskeken ?
“Er was vooral weinig voetbalintelligentie. Gewone, eenvoudige dingen ontbraken : hoe gaan we staan bij balverlies ? Dat moest allemaal heel eenvoudig zijn. Na een maand besefte ik : dit is een drama. Ook in de kleedkamer was er geen voetbalsfeer. Het was een verzameling individuen, geen eenheid, geen eigenheid. De spelers kwamen en gingen, waren echt niet betrokken bij de club, brachten niets bij : niet op het veld, niet qua sfeer in de kleedkamer. Er waren geen sfeermakers, geen cultuurdragers. Van de ziel van die club bleef niets meer over. Ook menselijk viel een aantal spelers zwaar door de mand. Er is er één vertrokken. Je had zijn appartement moeten zien, er zijn foto’s van gemaakt. Nooit meegemaakt. Het kan niet dat je met iemand die naast het veld zo’n beschamend gedrag vertoont op het veld kan werken. Maar dat weet je niet als je ergens aankomt.”
Wat doe je dan ?
“Spelers zoeken die wél ervaring brengen, die de Belgische competitie kenden. Gelukkig had ik met Cédric Berthelin een keeper die je zo zag groeien, van wie ik wist dat hij een versterking was zodra hij zou spelen.”
Sterke uitspraak was dat van jou, dat je een keeper wilde die punten kon pakken.
“Van het moment dat zaken voor mij klaar zijn, heb ik er geen moeite mee ze scherp te formuleren, op voorwaarde dat ik eerst de betrokkenen zelf heb ingelicht. Ivan Willockx keepte goeie wedstrijden, maar pakte geen punten. Cédric had meer in alle facetten : uitstraling, impact op de anderen. Door zijn aanwezigheid zag ik Ivan na de winterstop op zijn leeftijd twintig procent groeien, op training en wedstrijden dingen doen die hij voor de winterstop onmogelijk aankon.”
Durfde je even categoriek je mening zeggen aan de anderen die je niet goed vond ?
“Tuurlijk. Naar zo’n Eric Rabesandratana, die 32 is, bij AEK Athene en PSG voetbalde, zou een groep moeten opkijken als die professioneel gedrag vertoont. Maar dat deed hij niet. Hij woog te veel, trainde niet, negeerde afspraken met de diëtiste. Kort voor de winterstop kwam hij me vragen waarom hij geen vertrouwen kreeg. Toen vroeg ik hem op basis waarvan ik hem vertrouwen zou geven. Hij kon voetballen, maar hij deed er niets mee. Na de winterstop woog hij drie kilo te veel, ik nam hem niet eens mee op stage en zei vlakaf dat ik hem niet meer wilde zien.”
Kort voor de winterstop zag je het niet meer zitten : na de nederlaag tegen Moeskroen, toen jullie één op vijftien haalden, wilde je de handdoek gooien.
“Op dat moment zag ik niets waarop ik kon terugvallen. ’s Maandags had ik met de voorzitter op zijn bedrijf een heel goed gesprek. Ik voelde aan dat hij ervoor wilde gaan. Daarom had ik zo’n goeie band met hem : als hij zich ergens achter zet, gaat hij er helemaal voor, niet zoals de mensen rond hem die maar wat ronddraaien. Die nemen nooit echt een standpunt in. Van dat soort zijn er daar te veel. Dat is Leone’s grootste probleem : hij is heel slecht omringd.”
Toen jullie een nieuwe ploeg kochten, dacht iedereen nochtans : Bergen redt zich moeiteloos.
“Samen met de voorzitter haalde ik alle nieuwe spelers. Met Marc Schaessens heb ik zelf nog gevoetbald. De Souza kende ik, zag ik met Heusden vorig jaar een keer of tien spelen. La Placa is de enige die er ineens stond. Junior komt er. Daar ben ik honderd procent van overtuigd. Dat halve seizoen op Bergen was heel moeilijk, maar daar gaat hij de vruchten van plukken. Eigenlijk had ik eerst met Yves Vanderhaeghe gesproken, net voor Anderlecht van Club won. Toen hij die goal maakte, wist ik : daar gaat mijn plan. Zo kwamen we bij Junior.
“In Spanje maakten we een schitterend trainingskamp, met niet één wanklank. Niet één boete moest ik uitdelen. Perfecte trainingen, niemand die te laat kwam. Die kloof van acht punten fietsten we zo dicht. Daarna voetbalden we nog goed, maar we pakten minder punten, tot we net voor de laatste rechte lijn zeven op twaalf haalden. Dat sterkte me dat we ons konden redden. Bergen haalde me om zich te redden. Stopt de competitie op de dag dat ze me ontslaan, dan is Bergen gered. Qua resultaten stonden we vanaf mijn komst zesde. Na drie jaar bij Genk in de schaduw had ik weer een goed gevoel, wist ik : ik kan het nog.”
Na een sterke start in de terugronde bleven jullie wel haperen.
“Iedere ploeg krijgt een minder moment. Stel dat je in die laatste vier wedstrijden nul op twaalf haalt, dan moet er iets gebeuren. Met zeven op twaalf verslapte de concentratie en het geloof in eigen kunnen niet. Misschien schrok de voorzitter dat we na 30 speeldagen nog niet gered waren, met nog moeilijke wedstrijden tegen Anderlecht en Club in het vooruitzicht. Leone was van alles op de hoogte. Het probleem van Bergen is dat de voorzitter niet goed omringd is. Hij weet dat ook. Maar hij doet er niets aan. Met de technische staf hadden we een goed team, alleen qua trainingsaccommodatie was het een ramp. Er was niets. Geen zaal om binnen te trainen, geen synthetisch veld, geen krachtzaal. Weet je dat de reserven zich thuis moeten omkleden voor ze naar de training in Jemappes rijden en zich nadien thuis moeten wassen omdat er op hun trainingsveld geen faciliteiten zijn ? Je praat wel over eerste klasse. Hoe kun je dat als trainer aanvaarden ?”
In Vlaanderen zijn ze net altijd jaloers op de steun die de Waalse ploegen van de overheid krijgen.
“Qua trainingsinfrastructuur was het bij Bergen nochtans dramatisch. Toen ik mijn contract al getekend had, ben ik nog een uur voor de eerste training naar de voorzitter gestapt om te zeggen dat ik er niet aan begon. Ik kon op niets terugvallen. Scouting gebeurde ook al niet. Tot vandaag hoorde ik geen enkele naam. Vandaar dat ik me tijdens de winterstop zorgen maakte. Waar gingen we spelers halen ? Veertien dagen lang ben ik met de voorzitter elke dag bezig geweest om spelers te houden. Er zaten jongeren van twintig jaar in de B-kern waarvan ik me afvroeg : hoe is het mogelijk dat die niet in de A-kern zitten ? Zoveel basiskwaliteiten, maar niemand die dat ooit opmerkte.”
Bergen staat niet bekend om zijn goede jeugdwerking.
“Dat kan ook niet met die omkadering en die laisser-allermentaliteit. Hoe kan je als jeugdbegeleiders en comité aanvaarden dat je op zulke velden moet trainen en spelen ?”
Een eenmansclub, geen voetbalknowhow, geen trainingsvelden, geen jeugd, nauwelijks publiek : waarom verdient Bergen een plaats in eerste ?
“Er is veel aanwezig opdat het wel een goede eersteklasser wordt : ze krijgen een mooi stadion, Genk in het klein. Maar het laatste anderhalf jaar kwamen ze alleen maar negatief in het nieuws. Komt Wamberto, voor mij nog altijd een van de beste tien voetballers in België, vorig jaar niet in de winterstop, dan zakten ze toen al uit eerste.”
Maar toch was je er graag gebleven.
“Omdat ik dingen mee in beweging bracht. Er komt een kunstgrasveld om te trainen, plus twee grasvelden, waarvan één met de afmetingen van het hoofdveld. Ik betreur wat gebeurde, maar ik verander mijn mening over de voorzitter niet, ik heb daar prettig mee samengewerkt. Nu nog noemt hij me een harde werker en een correct en eerlijk man.”
Is die emo-aanpak de nieuwe stijl van voorzitters, à la Jos Vaessen en Johan Vermeersch ?
“Dadelijk na een match is Vaessen emotioneel, maar als er een beslissing moet vallen, wordt hij heel snel weer rationeel. Natuurlijk was ik vorig jaar ontgoocheld over de manier waarop alles gegaan is, maar dat zet al het voorgaande, hoe je samengewerkt hebt, niet op de helling.”
Kwam Leone tevoren wel eens in de kleedkamer ?
“Nooit ! Zodra ik mijn ploeg op papier had en de spelers op de hoogte waren, bracht ik hem wel op de hoogte. Toelichting of argumenten kreeg hij pas op maandag. Ook aan mijn spelers gaf ik uitleg. Alain Behy zette ik na Lokeren weer op de bank omdat hij als verdedigende middenvelder enorm veel ballen recupereert maar ze allemaal weer kwijtspeelt. Ondanks zijn gezonde agressie blijft hij een risicofactor. Ik legde hem dat uit, nog geen enkele trainer had hem dat ooit gezegd. Moest ik gaan roepen of brullen of uit mijn dug-out stormen bij hoekschoppen of vrije trappen ? We hadden daarop getraind, iedereen wist wat te doen. Ik vind dat allemaal goedkope kreten. Ga het rijtje maar af : bij iedere trainer in eerste klasse kan je zo de clichés opschrijven. Hugo Broos praat te weinig, de trainingen van Trond Sollied zijn te monotoon. Elk cliché bevat een vorm van waarheid, maar het is aan de clubs om uit te kiezen wie op welk moment bij hen past.”
Voelde je bij Bergen echt niets aankomen ?
“Echt niet. Ik ben hier maandagmorgen om kwart voor zeven vertrokken, geen haar op mijn hoofd dat aan een ontslag dacht, tot ze om half negen de krant toonden waarin stond dat ik die morgen ontslagen zou worden. De spelers wisten niet wat ze zagen toen ik daar nog in trainingspak voor ze stond, met de dokter en de kinesist overlegde ik nog wat we die dag zouden doen.
“Ik had met iedereen dagelijks contact. Was dat niet het geval geweest, dan zou ik hier nu niet zo strijdvaardig zitten. Toen ik bij Lierse stopte, was ik op, gewoon leeg. Daar zag ik dingen aankomen, leverde ik een gevecht dat ik nooit meer kon winnen. Toch kwam het ook daar nog als een verrassing. Ik kreeg telefoon van een journalist die me vroeg of ik wist dat ik ontslagen was. Ze zouden het ’s anderendaags brengen. Ik zei : ‘Dat kan niet, ik heb gisteren nog met het bestuur samen gezeten.’ ’s Anderendaags heb ik nog training gegeven, na de training zijn ze het me komen zeggen. Met de spelers van Bergen had ik geen probleem. Die zaten er die maandag verslagen bij. Een stuk of tien hebben me gebeld, al degenen die het prof zijn naar buiten dragen.”
Werkt Jos Daerden beter in de schaduw ?
“Ik kan het allebei. Bij Genk startte ik naast Pierre Denier om van daaruit te kunnen doorgroeien naar een andere functie zoals beloofd was. Dat is er niet van gekomen.”
Ben je nu kwaad op Jos Vaessen ?
“Ontgoocheld wel, kwaad niet. Alle mensen zijn beïnvloedbaar, hé.”
Je zit nu thuis : ben je nu beschadigd ?
“Dat zal de toekomst uitwijzen. Bij Lierse voelde ik me beschadigd omdat ik een ongelijke strijd had moeten voeren. Ik laat bij Bergen wel een stuk structuur achter. ‘Jij leerde ons wat professioneel voetbal inhoudt’, zei de voorzitter onlangs nog. Maar ik maak mezelf niets wijs. De meeste clubs weten niet hoe een trainer werkt, informeren zich niet echt over hoe een trainer werkt. Ze gaan gewoon af op een gevoel : het klikt of het klikt niet. Als trainer moet je het geluk hebben op het juiste moment op de juiste plaats te zijn. Als Rupel-Boom Raoul Peeters naar Oostende laat vertrekken, wordt Herman Vermeulen met al zijn kwaliteiten – ik heb hem nog aangeprezen bij Genk als hulptrainer – volgend jaar geen trainer van Sint-Truiden.”
door Geert Foutré
‘De meeste clubs informeren zich niet hoe een trainer werkt, ze gaan op het gevoel af.’
‘In de kleedkamer was er geen voetbalsfeer. Het was een verzameling individuen, geen eenheid, geen eigenheid.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier