Niet Romelu Lukaku maar Thibaut Courtois voetbalt straks – via een omwegje langs Madrid – voor Chelsea. ‘Wie weet zit ik straks ook daar. Misschien. We’ll see.’ En als het Londen niet wordt, dan Bornem.

H erman Van Holsbeeck is er niet en dus maken we het ons gemakkelijk in de fauteuils van het aan het bureau van de manager grenzende vertrek met uitzicht op de oefenvelden van Anderlecht. Voor ons zit een ontspannen jongeman van achttien over wiens toekomst de gissingen in het rond blijven vliegen, maar die daar zelf nog het minst over piekert. Als na vijf kwartier één zaak duidelijk is, dan wel dat Romelu Lukaku met zijn hoofd nog helemaal bij Anderlecht – “mijn club” – zit.

Van vakantie is voor de wat vermoeid ogende ster niet veel in huis gekomen. Een gebroken middenvoetsbeentje deed hem de laatste wedstrijd van het vorige kampioenschap en de interlands tegen Oostenrijk en Turkije missen en noopte hem nadien tot het dragen van een steunverband. Dat ging er alleen af voor het behalen van zijn rijbewijs, een nieuwe mijlpaal in zijn rollercoasterbestaan, waarin hij ook een punt zette achter zijn schoolse carrière.

Opgelucht?

Romelu Lukaku: “Ja, maar ik zal de leerkrachten enorm missen. We lachten veel, al waren ze soms streng ook, als ik mijn dag niet had. ( lacht) Na mijn examens ben ik direct beginnen te trainen. De eerste twee weken heb ik veel duurlopen gedaan, en stabiliteitsoefeningen. Ook mijn steunzolen zijn nog wat gecorrigeerd. In mijn eerste twee jaar in de A-kern van Anderlecht had ik telkens ergens last van in de voorbereiding, waardoor ik niet optimaal aan de start van de competitie verscheen. Nu wilde ik echt alles van a tot z meemaken. Dat is gelukt.”

Frustreerde die blessure jou?

“O ja. Je ziet de anderen trainen, wedstrijdjes spelen, scoren, acties maken. Allemaal dingen die ik zelf echt graag doe. Ik moest me beperken tot rondjes lopen. In de fitness zaten we wel samen, maar wanneer zij naar buiten mochten, moest ik binnen blijven. Dat doet pijn, hoor, echt pijn. Soms glipte ik mee naar buiten. Ik ga liever lopen dan dat ik binnen met die machines bezig ben. Ze weten dat hier, dus ze begrepen me wel. Wie mijn lichaam ziet, denkt dat ik vaak in de fitness zit, maar dat is niet zo.”

Oei, Romelu

Tegen FC Brussels, je eerste oefenpartijtje, viel je in bij de rust en scoorde je meteen drie keer binnen het kwartier. Anderlecht met of zonder Romelu Lukaku: het blijft een wereld van verschil.

“Ik denk het niet. Alle ballen vielen gewoon goed, dankzij mijn ploegmaats. Oké, ik maakte het af, maar dat is een kwestie van gevoel. Vanaf het moment dat ik in het systeem van de Purple Talents werd opgenomen, hebben we daar elke dag op getraind met Charly Musonda. Afwerken, afwerken, afwerken. Op het einde van vorig seizoen zijn we hetzelfde beginnen te doen met Besnik Hasi en Daniel Renders. Ik was naar de trainer gestapt met het voorstel om vanaf drie dagen voor de wedstrijd extra oefeningen op afwerking te doen. Drie reeksen. Vijfentwintig ballen, twintig ballen, vijftien ballen. Bal aannemen, manneke voorbij, trappen. Links, rechts, kop. Ták ták ták! Daardoor ook ben ik op het einde weer beter gaan voetballen. Ik vind: op mijn jonge leeftijd moet ik me zo veel mogelijk ontwikkelen. Hoe meer ik train, hoe beter ik word.”

Marc Degryse noemde het in die periode verontrustend dat je geen vooruitgang maakte op je zwakke punten. ‘Lukaku moet dringend aan zijn techniek werken’, zei hij.

“Techniek kan zo veel betekenen. Wat bedoelt hij? Als ik één tegen één kom met mijn passeerbeweging, denk ik niet dat veel verdedigers mij tegenhouden.”

Hij bedoelde vooral het kaatsen.

“Dat is veel beter nu. Ik doe wat de trainer van mij vraagt. Hij heeft graag dat ik van de bal wegloop, randje buitenspel. Zo speel ik zelf ook het liefst omdat ik op die manier ruimte maak voor mezelf én voor de speler in balbezit. Ik kom niet zo vaak meer in de bal.”

Er was een tijd dat je dat wel deed. Ariël Jacobs gruwde ervan.

( lachje) “Het draaide niet, dus deed ik hard mijn best. Ik zocht de bal op, gaf voorzetten, maar was daardoor ook minder aanwezig in de zestien. Ik herkende mezelf soms niet meer. Dan leden we balverlies en dacht ik: ‘Oei, Romelu, wat gebeurt er nu?’ Het belangrijkste is dat je met een positieve ingesteldheid het veld op stapt. De rest komt dan vanzelf. Maar toen het al in de eerste wedstrijd van de play-offs tegen Standard verkeerd liep, wist ik ( knipt met zijn vingers): we hebben een tik! Wat je dan nodig hebt, zijn spelers die op tafel kloppen en zeggen: boys, dit kan niet!”

En die heeft Anderlecht niet.

“Op dat moment nog niet, neen.”

Nu wel?

“Ik denk het wel. Veel spelers proberen initiatief te nemen nu en willen zich laten zien aan de trainer. Suárez bijvoorbeeld. Of Gillet: die doet echt zijn best om de ploeg op sleeptouw te nemen. En zoals Denis Odoi hier binnenkwam: dat is gewoon schitterend. Klasse. Denis is een zeer goede aankoop, net als Safari en Molins. Goh, en die Samuel: die vind ik ook heel goed, hoor. En Vargas liep hier ook al meteen rond alsof hij hier al jaren is. Ik hoop dat het bestuur nog meer zulke aankopen doet. We hebben allemaal leiders nodig op het veld.”

Een andere wereld

Leiderschap gaat vaak ook samen met graag doen wat je doet. Bij jou straalt het plezier er nog altijd af. Bij elk doelpunt ben je nog zo blij als een kind.

“Dat is mijn winnaarsmentaliteit. Ik haat verliezen. Zelfs op training. Laatst speelden we een partijtje. Ik verloor. Wel, ik had iemand kunnen vermoorden. Echt. Wie zich inhoudt op training zal er in de wedstrijd ook niet staan. Dáár begint het al. Dat zeg ik ook voortdurend tegen de andere spelers: ‘Ga door! Maak je sterk! Zet je voet! Speel om te winnen!’ Een wedstrijd begint op maandag, niet op vrijdag. Als ik naar de Premier League kijk, dan zie ik de wil om te winnen al op training stralen in de ogen van die spelers. Wauw, denk ik dan, dat is een andere wereld.”

In het voorjaar gaf je een interview aan een Amerikaanse internetradio. Wat je aanspreekt aan clubs als Chelsea en Manchester United, zei je, is dat je er allemaal leiders ziet, spelers die echt willen winnen, vechters. ‘Zoals ik’, voegde je eraan toe. Is het dat wat je ginder zoekt: uitgedaagd worden door winnaars om zelf ook nog beter te worden?

“Tuurlijk! Ik ga niet rond de pot draaien: ik snak naar spelers aan wie je op training ziet dat ze alles gaan doen om je te demotiveren, want dan moet ik zelf óók laten zien dat ik er sta. Mijn uitdaging hier in België zoek ik vooral nog in de wedstrijden en ik kan je verzekeren: de Belgische competitie is géén gemakkelijke competitie. Met Anderlecht naar Westerlo of Sint-Truiden: dat zijn echt moeilijke wedstrijden. Dán word ik mentaal getest.”

In datzelfde Amerikaanse interview zei je ook: ‘Als je altijd voetbalt met spelers die niet beter zijn dan jij, verlies je op den duur de focus.’

“Sommige spelers willen altijd winnen. Als we twee tegen twee toernooitjes spelen en ik sta met Wasilewski in de ploeg, win ik altijd. Altijd! De anderen weten dat: tegen Wasilewski en Lukaku winnen ze nooit. Never! Bij een club als Anderlecht zouden het allemaal zulke spelers moeten zijn. De trainer hamert daar ook op, op onze wedstrijdmentaliteit. Game mentality, noemt hij het. Als die niet goed zit, hoef je er niet eens aan te beginnen.”

Was het dat wat jullie misten vorig seizoen?

“Zeker weten! Hoe vaak heeft de trainer niet gezegd: your game mentality was bad! Ik geef hem honderd procent gelijk. Wedstrijdmentaliteit moet er altijd zijn en dat ontstaat op training. Je mag lachen, je mag een beetje fun hebben, maar de oefeningen moeten perfect worden uitgevoerd. Passing, looplijnen … alles moet optimaal zijn, dag na dag. Je kunt een slechte dag hebben, ik aanvaard dat, maar slecht trainen en het ook tónen: dat kan er bij mij niet in.”

Maak je je wel eens kwaad?

“Ik maak me soms kwaad, ja, ik geef dat toe. Zelfs op mijn jonge leeftijd. Ik wil het beste voor mijn ploegmaats en de club. Ik wil dat deze club zich in een positieve spiraal ontwikkelt. Niet in een negatieve, zoals vorig jaar. Hoe ze toen schreven over mij en mijn club: dat deed pijn.”

Zalig kicken

In februari, rond de Europese uitschakeling tegen Ajax, kondigde je op eigen houtje een persstop af. Had dat te maken met die pijn?

“Ik voelde me niet goed. Het verlies van de Gouden Schoen had me veel pijn gedaan. Ik liet het niet zo blijken, maar het was wel zo. Als je trots bent op jezelf, kun je niet zeggen: ‘ Bwah, het kan me niks schelen, ik ben nog jong.’ Sorry, dan moet je er niet aan beginnen. Het deed pijn, maar ik was ook heel blij voor Mbark Boussoufa. Ik was de eerste om hem te feliciteren en toen hij zijn schoen kreeg overhandigd op die persconferentie was ik er ook bij. Niet veel mensen zouden dat gedaan hebben. Ik wel, omdat ik een goede verliezer ben. Ik ben ook gelovig: als je goed hoopt voor de mensen, krijg je goed terug.

“Maar die persstop was niet alleen daarom. Anderlecht en ikzelf speelden slecht. Ik scoorde niet, we verloren tegen Ajax, tegen Westerlo ook, en ik dacht: ‘Ik ga effe mijn mond niet meer opendoen.’ Ondertussen ben ik tot het inzicht gekomen dat je altijd moet praten, of het nu slecht gaat of goed. Wie niet praat als het slecht gaat, verstopt zich. Ik zal me niet meer verstoppen.”

Op 14 april, enkele dagen na de 3-0-nederlaag bij Club Brugge, twitterde je: ‘Laatste dagen slaap ik zo slecht.’ Hoe kwam dat?

“Pfff … Met 3-0 verloren tegen Club Brugge, thuis verloren tegen Standard. Tegen een B-team, werd gezegd, maar ik noem dat geen B-team: Standard is Standard! Toen Manchester United Schalke 04 klopte, zeiden ze ook dat het met hun B-team was, maar ze speelden ze wel kapot. Dit is Manchester United, hé, dames en heren!

“Natuurlijk slaap je dan slecht. Dat is toch normaal? Voetbal is mijn leven, ik heb nooit iets anders gehad. Er is geen enkel gevoel dat benadert wat je voelt wanneer je in een stadion met 25.000 schreeuwende mensen speelt. Het is kicken, elke keer weer. Zelfs nu nog, na al die wedstrijden, denk ik: wauw! Supporters die mijn naam scanderen, of mensen die me om een handtekening vragen: zalig!

“Met zo’n beleving ben je tot grootse dingen in staat. Van toen ik vijf was, zei ik tegen mijn moeder: ‘Mama, op mijn zestiende ga ik heel veel geld verdienen, mensen zullen mijn naam schreeuwen en jij zult stoppen met werken.’ En zij maar lachen. Maar: ik was zestien jaar en elf dagen en ik stond er wel, hé! Toen ik tien was, zei ik: ‘Ik ga voor Anderlecht spelen.’ Ik was dertien, kreeg de kans en was weg. Direct. En drie jaar later speelde ik in de eerste ploeg. Vadis ging weg, Mbokani ook, maar toen kreeg eerst Olivier Mukendi zijn kans. Ik was ik weet niet hoe blij. Ik dacht: ‘Ze rekenen weer op de jeugd.’ Toen mocht ik spelen en ik dacht: ‘Dit is mijn leven!’

“De passie die ik voel voor voetbal: dat is echt niet normaal. Zelfs mijn vader wordt er soms kwaad van. ‘Kun jij over niks anders praten?’ Neen dus. Ik heb voor mijn pc abonnementen gekocht van Chelsea TV, Arsenal TV, Manchester United TV, Inter en Real Madrid. Ik heb dat állemaal thuis. Terwijl mijn broer op PlayStation zit te spelen en mijn moeder staat te koken, zit ik op mijn kamer te kijken. En dan komen ze binnen. Wéér voetbal. En dan kijk ik, zo van: ja! Ik ben altijd met voetbal bezig. Altijd.”

Belgische hypocrisie

Je sliep slecht, praatte niet meer, voelde pijn. Had het ook allemaal niet te maken met de nimmer aflatende stroom transferverhalen rond jou en Chelsea?

“Neen, daar heb ik mee moeten leren leven. Op dat vlak neem ik een voorbeeld aan Cristiano Ronaldo. Cristiano Ronaldo dit, Cristiano Ronaldo dat, Cristiano Ronaldo met Paris Hilton … Hoe hij daarmee omgaat: schitterend! Neem nu de geruchten over hem en Manchester City. Hij zegt het gewoon eerlijk: ‘Als José Mourinho vertrekt, ga ik ook naar City.’ Dat heeft hij letterlijk gezegd! Die jongen is gestoord, echt gestoord, maar hij is gefocust op maar één ding: ‘Ik moet de beste van de wereld zijn. Mijn ploeg moet de beste ploeg van de wereld zijn.’ Dat is zijn doel en voor mij is het dat ook: Anderlecht moet de beste zijn, elk jaar. Ik kom aan op de club, ik ontbijt, ik train, ik ga naar huis en ik ga slapen. Game over. Dat is mijn dag. Als ik me meer ga bezighouden met wat er zich buiten het stadion afspeelt, dan verklaar ik mezelf gek.”

Het glijdt van je af.

“Logisch. Dat gerucht over Chelsea is er al langer dan vandaag. Ik wil er niet veel over praten, maar nu het concreet is gemaakt, komen vrienden me vragen of ik bij Anderlecht blijf. ‘Ja’, zeg ik dan. Ik heb nog nergens getekend, hé, ik ben nog altijd nummer 14 in paars-wit. No stress, hé. Het belangrijkste voor mij is: spelen en trainen. En geen blessures. Voorlopig lukt dat heel goed. Als het zover is, tja, dan focussen we wel weer op iets anders. Dan moet ik de knop omdraaien.”

Al met Thibaut Courtois gebeld?

“Neen, maar dat zal snel gebeuren.”

Wat dacht je toen Chelsea hem binnenhaalde?

( denkt na) “Mja. Ik ken Thibaut al heel goed. Ik had er met hem over gesproken in Oostenrijk. Die jongen gaat het maken daar. Voor mij heeft hij een goede keuze gemaakt. Hij wordt nu eerste keeper bij Atlético Madrid. Sorry, hoor: eerste keeper bij Genk of eerste keeper bij Atlético Madrid: wat zou jij doen? Het grote voordeel is bovendien: hij is weg nu van de binnenlandse druk, want hier ging hij met druk moeten keepen. In Spanje kent niemand hem en kan hij zich in alle rust ontwikkelen. Dáárom heeft hij een goede keuze gemaakt.”

Naar die rust snak jij ook.

“Deels wel. ( lacht) Een jonge gast moet zich kunnen ontwikkelen in een rustige omgeving. Als ik zie wat er allemaal over mij wordt verteld, moet ik echt lachen. ‘Hij doet te veel aan publiciteit, en die foto’s in Humo, en dat interview …’ Mensen, please! Kijk toch naar wat er op het veld gebeurt. Ik noem dat hypocrisie. Ik ben niet de jongen die over andermans zaken oordeelt. Mijn probleem is Anderlecht. Anderlecht is mijn business, Anderlecht is mijn club, Anderlecht moet voor mij elk weekend winnen. Neymar is negentien, maar die heeft al véél meer dingen gedaan dan ik. Wordt daar in Brazilië over gepraat? Neen, het is daar part of the job. Hier niet. Hier is alles omgekeerd. Wat is er niet allemaal over die Kinder Bueno gezegd? Groot schandaal! Publiciteit voor een jonge gast, dat mag hier precies niet, ‘want dat stijgt naar zijn kop’. Wie zijn zij om dat te vertellen? Het lijkt wel of mensen denken soms dat ik een dikkenek ben, maar ik ben een gewone jonge gast die wil slagen als voetballer. De rest interesseert me niet.”

Courtois heeft getekend bij jouw droomclub en jullie hebben dezelfde makelaar. Dus?

“Wie weet zit ik straks ook daar. Misschien. We’ll see.”

De school houdt je niet meer tegen. Wat ga je doen met de tijd die vrijkomt?

“Met mijn mama chillen zeker? Ik ben een echte familieman, dus ik zal meer tijd met hen doorbrengen. Misschien ga ik ook opnieuw in mijn vroegere buurt wonen, in Bornem. We hebben er ons huis nog. Momenteel zitten we op een appartement in Brussel, maar we hebben een huis gekocht in Wemmel en als de verbouwingen afgelopen zijn, gaan mijn ouders en mijn broer daar wonen. Ik niet, denk ik. Als het zeker is dat ik nog een jaar bij Anderlecht blijf, ga ik terug naar Bornem. Alleen. Naar waar mijn vrienden wonen, waar iedereen me kent als de Romelu van een paar jaar geleden en waar ik kan lachen en rust vinden. Brussel is me te rumoerig.”

En de was en de plas?

“Dat heeft mijn mama me al geleerd toen ik twaalf was en naar Lierse ging. Knopje indrukken, halfuurtje laten draaien, droogkas in en klaar. Ik moest mijn voetbaltas altijd zelf maken. Nu doen anderen dat op Anderlecht, maar toen was daar geen denken aan. Niemand moest het wagen aan mijn voetbaltas te komen! Ik red me dus wel.”

DOOR JAN HAUSPIE – BEELD MICHEL GOUVERNEUR (REPORTERS)

“Eerste keeper bij Genk of eerste keeper bij Atlético Madrid: wat zou jij doen?”

“Als het zeker is dat ik nog een jaar bij Anderlecht blijf, ga ik weer in Bornem wonen. Alleen.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content