Met Mohammed Aliyu Datti en Zéphirin Zoko haalde AA Gent nieuwe Afrikaanse spitsen. Daarnaast is er ook nog Nenad Mladenovic. Ze staan nog niet scherp.

“Mijn mening over de nieuwe spitsen ? Welke spitsen bedoelt u ?” Georges Leekens zucht. “Ik heb amper spitsen. Breng misschien uw voetbalschoenen mee.” Een dag voor de aftrap van de competitie ziet het er slecht uit. Op training kan hij met slechts één aanwezige aanvaller geen enkele aanvalscombinatie instuderen. Zéphirin Zoko is er wel, maar zijn voet zit in een gipsverband na een teenbreuk. Aliyu Datti, die net als in zijn Italiaanse periode met Mohammed wil aangesproken worden, is er niet. Zijn vrouw moest die ochtend dringend naar het ziekenhuis en een aangeslagen Datti daagt pas na de training op, wel mooi op tijd voor de fotosessie en het interview.

Van de voorspelers trainde alleen Nenad Mladenovic, maar ook zijn aantreden komt in het gedrang nadat hij een trap op de kuit kreeg met een inwendige bloeding tot gevolg. Sandy Martens staat evenmin op het veld. Hij kwam na zijn blessure van vorig jaar al weer aan voetballen toe, maar is nu weer uit na een trap op de voetzool. Vorige week hervatte hij de loopoefeningen, deze week pikt hij weer aan bij de groep. Als het mee zit kan hij tegen La Louvière al met de invallers testen.

Niet dat Leekens de moed verliest. Net voor hij naar huis gaat, duwt hij de deur van het spelershome open, waar Zoko zijn eerste indrukken over Gent weggeeft. “Jij kan morgen niet spelen, hé ?”, wil hij weten. “Beetje moeilijk”, verontschuldigt de Ivoriaan zich.

Zoko baalt. Vier weken is hij out. Op een toernooi in Groningen werd hij kort na de aftrap hard aangetrapt. Wat zijn aanvallers betreft, was Groningen de wedstrijd te veel, zucht Leekens : na tien minuten had hij al twee geblesseerden, Zoko en Mbark Boussoufa. Boussoufa trainde vrijdag niet, maar stond zaterdag wel aan de aftrap. De technisch vaardige Nederlander voetbalde achter de spitsen, maar depanneerde vorig jaar zijn trainer als tweede aanvaller toen Gent problemen in de spits had.

Ook vorig jaar zag Gent het seizoenbegin gehypothekeerd door problemen voorin. Al voor de competitiestart wist Leekens dat hij een half jaar geen beroep kon doen op Ali Lukunku, betrapt op het gebruik van doping. Na zijn terugkeer raakte de Fransman amper van de bank af en hij vertrok langs de achterdeur. Na één speeldag viel Sandy Martens geblesseerd uit voor de rest van het seizoen. Prompt liet Gent Alex Kaklamanos meetrainen, de ex-Gentenaar die net ontslagen was door Standard na het gebruik van verboden middelen. Tot bleek dat Kaklamanos niet meer inzetbaar was voor een andere club dan degene die hem geschorst had (Standard dus). Ivica Jarakovic (13 wedstrijden, twee goals en twee assists) bracht ook al weinig bij en verliet halfweg het seizoen de club, Mamadou Diop (twaalf wedstrijden, nul goals, nul assists, zaterdag op de bank) bleek evenmin een garantie voor succes. Nordin Jbari en Tim Matthijs kregen uiteindelijk de voorkeur maar zijn nu weg (zie kader).

Dat de zware Intertotocampagne moeilijk te verenigen viel met een aangepaste trainingsopbouw wil Leekens nog niet gezegd hebben. Wel merkte hij dat de spelers mentaal en fysiek behoorlijk moe waren toen ze na de wedstrijden tegen Valencia afreisden naar Groningen. Het gevolg is dat hij weer moet sleutelen, “maar constant wijzigen is inherent aan deze job. Het is niet op de eerste speeldag dat iedereen er honderd procent moet staan, wel in september en oktober.”

Wijze woorden waren dat, de dag voor de aftrap. Op de eerste speeldag blijkt dat véél spelers van Gent er nog niet staan. In de spits starten Aliyu Datti Mohammed en Nenad Mladenovic, met Boussoufa en Davy De Beule in steun. Gent moet nog even wennen aan zijn nieuwe spelers. De stadionomroeper, de supporters en het scorebord noemen Mohammed nog Aliyu Datti, terwijl hij zelf Mohammed wil genoemd worden.

De thuisploeg start goed. De Gentse spitsen werken hard, bewegen veel en moeten een paar keer foutief afgestopt worden. De beste kansen krijgt Mladenovic, wanneer hij op het kwartier met een volley uitpakt, of even na het uur een assist met het hoofd van Mohammed vergeet binnen te koppen. Ook de vrije trap van Nicolas Lombaerts tegen de lat komt er na een fout op hem. Mohammed krijgt één kans, wanneer hij op de achttiende minuut een voorzet van De Beule over kopt.

Na een half uur stokt de aanvoer. Veel te vroeg schakelt de Gentse verdediging over op lange ballen naar voor, makkelijke prooien voor de opgeschoten verdedigers Tjörven De Brul en Stefan Leleu. De Gentse spitsen kwijnen weg. Mladenovic wordt vervangen door Mamadou Diop. Mohammed Datti mag blijven, maar ook hij verliest steeds vaker de bal, dribbelt zich een paar keer vast. Na de wedstrijd is hij flink aangeslagen. De start van de wedstrijd was goed, weet hij, “maar we kunnen veel meer doen. Als we maar geconcentreerd aan de aftrap komen en blijven. Concentratie, daar gaat het om.” Weg is hij, alleen met zijn gedachten.

Op Mohammeds inzet viel niets aan te merken, vindt Leekens na de wedstrijd : “Hij voetbalde bij momenten goed, maar moet het niet te ingewikkeld willen doen.”

De Gentse trainer twijfelde niet lang toen hij de Nigeriaanse spits kon krijgen. “Een spits die zo makkelijk scoort, zelfs bij invalbeurten bij Standard, is toch wat. Ik had ook een goed gesprek met hem. Omdat ik vind dat hij nog een flinke progressiemarge heeft.” Of hij voelde dat de speler zelf ook wilde komen ? Leekens grijnst : “Iedereen wil graag naar Gent komen. Gent is een mooie stad, elke cultuur wordt hier gerespecteerd. Ik weet dat Mohammed en Zoko heel gelovig zijn. Daar moeten we respect voor opbrengen. Dat leerde ik in Turkije. Als ze respect voelen, zijn ze sneller geneigd om te tekenen, voelen ze zich beter.”

Of ze de omschakeling van degradatievoetbal naar dominant spel aan kunnen, weet Leekens nog niet. “Vorig jaar waren het counterspitsen, maar Gent is geen counterploeg. Het kan dat ze blokkeren, zoals hier met Zézéto gebeurde, maar het is nog te vroeg om daar al conclusies over te trekken.” In de voorbereiding zag hij een paar goede dingen, maar, net als zaterdagavond, ook flink wat tekortkomingen : “Ook in de voorbereiding zorgde overhaasting er voor dat Gent net als vorig jaar veel doelkansen miste. Het is mooi als je tegen een sterke tegenstander als Valencia vier, vijf kansen creëerde, maar de bal zat wel niet in het net. Alleen dat telt. Bij Gent zullen de spitsen wel voldoende ondersteuning naar voor krijgen. Maar dat lukt niet meteen. Zaterdag kregen we een les in nederigheid. We zullen een heel seizoen hard moeten werken.”

Datti kijkt al niet meer op van een nieuwe club minder of meer. Gent is al zijn achtste team sinds hij in 1996 in Europa arriveerde : “Weet u : ik ben hier blij, zoals ik blij was bij Bergen en Standard. Het voetbal van Gent lijkt een beetje op het voetbal met Standard. Ik kan met iedereen praten in het Frans of Engels, zelfs in het Italiaans. Dario Smoje zat ook bij Milan, maar niet samen met mij.”

Hij houdt wel van Gent. De stad, dat is niet echt zijn ding. “Ik ken het centrum nog niet, net zoals ik het centrum van Luik niet kende. Maar de supporters houden al van mij. Misschien omdat ik zo makkelijk scoor.” Toch wil hij niet alleen beoordeeld worden op zijn goals : “Als ik merk dat het niet mijn dag is, ga ik voor de anderen spelen. Want ik wil dat het team wint, dat is het allerbelangrijkste.” Datti is ook blij met de aanpak van de trainer. Leekens corrigeert hem af en toe : “Dat wil ik zelf, dat iemand me zegt wat ik verkeerd doe, opdat ik het volgende keer beter uitvoer.” Hij tekende voor vier jaar. “Dat is lang, maar wie weet wat er volgend jaar gebeurt ?”

Misschien heeft Gent voorin Zéphirin Zoko nodig om op een verdediging te wegen. Zoko is een stevige bonk. Leekens : “Hij heeft vorig jaar bij ons getest op Aalter. Toen zat Oostende sneller op de bal omdat wij nog een aantal dingen wilden verifiëren : medische tests, papieren. Het is geen spits die drie, vier tegenstanders uitschakelt. Nu moet blijken of hij kopbalsterk is bij voorzetten. Hij moet leren spelen met de rug naar de goal. Kan goed de bal aannemen, maar moet hem nog beter kunnen bijhouden. Hij wil soms nog liever een actie maken dan de bal terug te leggen. Zijn passing mag zorgvuldiger.”

Zoko praat zacht. Hij arriveerde vorig jaar pas eind juli in België : “Het moest allemaal snel gaan. Omdat Gent aarzelde, ging ik naar Oostende. Die gaven me meteen een contract. Ik heb geen spijt van mijn keuze. Ik wist van niets, ik kende de Belgische clubs niet, kon dus ook niet weten wat het verschil tussen Gent en Oostende zou zijn.”

Wat miste hij bij Oostende ? “We hadden geen nummer tien, niemand die een goeie pass kon geven. Ik stond alleen voorin, als enige spits. Het eerste jaar in België viel tegen, maar dat geeft niet. Ook in een slecht jaar leer je veel bij.” Zijn contract bij Oostende liep nog één jaar. “Gelukkig kon ik vrij weg. Na de degradatie belde mijn manager me dat Gent me wel wilde. De trainer was me niet vergeten. Hier zal ik niet aan mijn lot overgelaten worden in de spits. Komt Gent niet, keer ik misschien terug naar Frankrijk.” Bij Gent kreeg Zoko een contract voor één jaar. Voorzichtig : “Dat was niet mijn keuze, maar wat de club me voorstelde. Aan mij om te bewijzen dat ik straks een nieuw contract waard ben. Ik kan alleen maar bidden dat God het me gunt dat ik hier ook volgend jaar nog mag zijn.”

Makkelijk is het niet, geeft hij toe : “Ik moet me hier aanpassen. De trainer praat veel met ons. De eerste zes maanden bij Oostende gebeurde dat niet, de trainer legde ons niet uit wat hij van ons verwachtte, daarna ging dat iets beter.” Een ander verschilpunt is het plezier, op en naast het veld : “Dat miste ik vorig jaar. Nu mag ik zeggen dat ik bij een profclub zit. Vorig jaar niet. Oostende was geen echte profclub. Als je ergens nieuw aankomt, heb je hulp nodig van mensen ter plaatse. Als dat niet goed zit of als er niemand is die je kan helpen, stap je al met een bezwaard gemoed het terrein op. Op dat vlak was ik erg ontgoocheld.”

Wat van hem verwacht wordt op het veld, weet Zoko nog niet : “Aan de trainer om me dat te zeggen, ik hoop dat ik veel van hem leer.” Op een kans moet hij nog wat wachten : “Niet prettig, maar ç’est comme ça. De sfeer in thuismatchen bevalt me wel. Zelfs in Frankrijk maakte ik zoiets nog niet mee.” In de stad wordt hij nog niet herkend. “Om eerlijk te zijn : ik ken de stad nog niet zo goed, we gingen er één keer om handtekeningen uit te delen op de Gentse feesten. Ik wil me eerst op het veld laten opmerken, pas nadien in de stad.”

Tot al zijn spitsen fit zijn, moet Leekens zoeken en tasten : “Ik probeer twee spitsen complementair te maken. Dat kunnen Zoko en Datti zijn, of Datti en Mladenovic. Mladenovic is als enige linksvoetig. Zoko is een diepe spits, Datti lijkt me meer iemand die er rond draait, terwijl Mladenovic beide kan. Alle drie vind ik ze nog iets te bescheiden, te timide. Ze moeten nog leren ruimte maken voor infiltrerende spelers en positioneel hun verdedigende taak uitvoeren.”

Wat Leekens betreft, mag er best nog een spits bij : “Vier mensen voor twee of drie posities vind ik krap. Bij Moeskroen toonde ik dat ik mijn systeem aanpas wanneer blijkt dat drie spitsen in vorm zijn. Hier wil ik dat ook doen. Nu is dat nog niet het geval.”

Geert Foutré

‘Ik weet dat Zoko en Mohammed heel gelovig zijn. Daar moeten we respect voor opbrengen.’ (Georges Leekens)

‘Hier zal ik niet aan mijn lot overgelaten worden in de spits.’ (Zéphirin Zoko)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content