Toegewijder dan Fabrice N’Sakala kan een coach zich geen speler wensen. Wisselspeler zonder morren. Of het nu over John van den Brom of Besnik Hasi, PSG of Olivier Deschacht gaat: de Franse linksachter van Anderlecht pareert alles met de glimlach.

Een jaar geleden liet hij Troyes achter en streek neer in Anderlecht. Fabrice N’Sakala liet zien uit het goede hout te zijn gesneden, tot hij zijn plaats verloor aan good old Olivier Deschacht en vanop de invallersbank moest toezien hoe zijn ploegmaats in extremis nog de landstitel binnensleepten. Alles lijkt hem met de glimlach af te gaan, maar vergis je niet: ambitieus is hij wel. Een basisplaats is het doel, al lijkt het hem weer niet in de schoot te zullen worden geworpen. In de supercup depanneerde hij als rechtsachter, een positie die hij in de competitieopener tegen Mouscron-Peruwelz moest afstaan aan Andy Najar. Het nieuwe seizoen begon dus zoals het oude eindigde: op de bank.

Je glimlach is zowat je handelsmerk in een wereld waarin voetballers vooral koeltjes uit de ogen kijken.

Fabrice N’Sakala: “Dat is maar een houding. Ik ken er genoeg die wat aflachen buiten het voetbal, maar bevriezen zodra ze een camera zien. Ik denk ook dat veel spelers vinden dat het voetbal veeleer hun beroep is dan iets plezierigs. Maar kijk naar een speler als Zlatan: je ziet dat hij zich amuseert op het veld. Net dat maakt zijn kracht uit.”

Is het voetbal je hobby gebleven?

“Het plezier uit mijn kindertijd is er nog steeds, ja. Soms trap ik nog mee een balletje met wat jongetjes. Ik schep daar plezier in. In hun plaats zou ik het ook als een droom ervaren. Als ik hen gelukkig kan maken, doe ik dat met plezier. Het is alsof ik goud in handen zou hebben en het zou uitdelen. Mijn beste jeugdvriend was een veel betere voetballer dan ik, maar is nooit in een opleidingscentrum terechtgekomen. Voor een moeder is het ook moeilijk om haar kind te laten gaan op de leeftijd van elf, twaalf jaar, op een moment dat het nog moet beginnen te studeren. Mijn geluk is geweest dat mijn moeder me mijn passie heeft laten beleven. Die wil ik graag delen.”

Wat is er verdwenen in vergelijking met je kindertijd?

“Het is mijn beroep geworden. Dan moet je weten wanneer er kan worden gelachen en wanneer er moet worden gewerkt. Als kind warm je je niet op en trap je meteen op doel. Er zijn een heleboel dingen die je niet weet. Ik ga niet meer naar de kebabzaak om de hoek met mijn maten na een training. Stretching, een ijsbad – alles draait nu om de juiste verzorging van het lichaam.”

Je voelt je erg op je gemak voor de camera. Komt dat door de communicatiecursussen die je tijdens je opleiding hebt gekregen?

“De jonge gasten in de groep vragen me ook vaak waar ik die gemakkelijke omgang met de camera vandaan heb. Dan antwoord ik dat het uiteindelijk om niets anders gaat dan een babbel met een ander persoon. Die mediasessies uit mijn jeugd zullen er zeker bij hebben geholpen. Interviews zorgen ook voor zichtbaarheid: niet onbelangrijk. Maar ik ga natuurlijk niet staan lachen voor een camera als we net vijf doelpunten om de oren hebben gekregen tegen PSG.”

Uitgerekend na die wedstrijd stond je erg ontspannen de media te woord, zelfs lachend.

“En toch was de ontgoocheling enorm. Voor de match had ik mijn maatje Blaise Matuidi nog gezegd dat we de match gesloten zouden houden en hem op de counter zouden winnen met 1-0. Uiteindelijk pakten we zelf vijf goals. Sommige spelers bij de tegenstander hebben me de hele tijd lopen jennen en knipoogjes geven. Ze waren erin geslaagd me een lach te ontlokken. Gelukkig hebben we een goede reactie gehad in de terugmatch in Parijs.”

Tactisch probleem

Heb je de indruk dat Anderlecht nog steeds een belangrijke club is?

“Zeker. Anderlecht tegen PSG: voor mij is dat evenwaardig. De grootste club van België tegen de grootste van Frankrijk. Het is het soort wedstrijd waar iedereen naar uitkijkt. Dat het dan 5-0 wordt, dat is niet normaal.”

Hadden jullie te veel respect die avond?

“Het probleem was veeleer tactisch. Als je het eerste deel van ons seizoen vergelijkt met het tweede deel, dan zie je op dat vlak een hemelsbreed verschil. We zijn het kampioenschap geëindigd met een compact blok waarin elke rol duidelijk was omschreven. Voordien lieten we te veel ruimte en was er minder communicatie. De verandering van coach heeft de groep weer bewust gemaakt van haar verantwoordelijkheid. Ook op fysiek vlak was het andere koek. Voor het eerst hadden we ook trainingen zonder bal. Onder Van den Brom trainden we veel op passing, maar zonder beweging. Plots gingen we beseffen dat ook het spel zonder bal belangrijk was.”

Wat heeft Hasi veranderd?

“Hij heeft elke speler apart genomen en ons laten verstaan dat er voor elke positie regels in acht te nemen waren. Dat was voordien nooit gebeurd. Na de match tegen PSG baalde Youri (Tielemans, nvdr) enorm omdat hij zich helemaal verloren voelde op het middenveld. Maar hij wist gewoon niet wat er van hem werd verwacht. Ik heb hem erop gewezen dat hij wel tegen Thiago Motta had gespeeld, iemand voor wie een wedstrijd in de Champions League iets vanzelfsprekends is. Als men je in het water gooit tegen zo’n tegenstander, zonder uitleg, dan is het normaal dat je kopje onder gaat. En dat gold voor iedereen. Hoe mooi het doelpunt van Zlatan ook was, je ziet dat we er met zijn drieën naar staan te kijken en niet weten wat te doen.”

Het verschil na de coachwissel was enorm.

“Sommige spelers verdroegen het harde fysieke werk onder Besnik niet, gewoon omdat we niet de gewoonte hadden om hard te werken. Toen ik hier arriveerde, voelde ik al dat mijn lichaam niet genoeg had aan die trainingen. In Frankrijk was ik het gewoon om twee keer per dag te trainen. Hier was de regel: één sessie per dag. Het gebeurde dat ik ’s avonds nog ging bijtrainen. Of ik trok al om acht uur ’s ochtends naar de club om aan de toestellen te hangen.”

Stelde je je dan geen vragen bij die manier van werken?

“Toch wel, maar aangezien ik nieuw was besloot ik me gedeisd te houden. Ik belde met mijn oude fysiektrainer voor extra oefeningen. Toen Besnik de arbeid opvoerde, morden de spelers eerst wat, maar al snel wierp het vruchten af. Alles veranderde: onze pressing werd beter, we werden sterker in de duels. We gingen spelen naar het beeld van onze coach: iemand die houdt van het duel en nooit opgeeft. Onze coach houdt niet van jongens die er de kantjes af lopen. In Frankrijk had ik een coach die zelfs schreeuwde als we iets goeds deden. Een grote bek opzetten, zo gaat dat in Frankrijk. Toen kwam ik hier en was alles rustig. Zelfs de rondootjes waren anders. In plaats van de twee jongens in het midden zo lang mogelijk achter de bal te laten aanlopen, kreeg je bewust slechte passes. Ik begreep echt niet waar ik terecht was gekomen! (lacht)

Heb je je ondertussen wat aangepast aan de Belgische gewoontes?

“Ik voel me hier erg goed. Ik vind de mentaliteit hier positiever dan in Frankrijk. Dat had ik niet gedacht toen ik hier aankwam. Mocht ik nu moeten vertrekken, zou ik het daar best lastig mee hebben.”

Toch heb je contact gehad met AS Monaco.

“Contact is een groot woord. Ik zou veeleer zeggen dat ze me in de gaten hadden voor het geval Kurzawa(de linksachter van Monaco, nvdr) zou vertrekken.”

Is Monaco niet wat te hoog gegrepen?

“Helemaal niet. Voor mij is dat hetzelfde als Anderlecht. Manchester en Liverpool, dát is een andere categorie. Monaco is het soort club waartegen ik al heb gespeeld en waarvan ik niet bang zou zijn om er mijn plaats af te dwingen.”

Thuis in Brussel

Zie je België als een springplank?

“Oorspronkelijk was het dat, ja. Vandaag spreek ik anders. Ik zou het zelfs moeilijk hebben nu om het dagelijkse leven in Brussel achter te laten. Ik heb me hier erg snel thuis gevoeld. Na twee dagen kende ik hier zowat iedereen.”

Ben jij de sfeermaker in de kleedkamer?

“Samen met anderen, Nicaise Kudimbana op kop. Cyriac is ook niet min, net als Chancel(Mbemba, nvdr). Om nog te zwijgen van een jongen die ik tot voor kort niet kende: Kabasele. De groep hangt goed aaneen.”

Merk je een verschil tussen de Franstalige en de Nederlandstalige spelers?

“Toch wel, ja. De Nederlandstaligen zijn ernstiger. Soms zie ik Dennis(Praet, nvdr) bezig en zeg ik hem dat hij niet mag vergeten eens te ademen ook. Het is maar voetbal, hein.” (lacht)

Ben je tevreden over je eerste Brusselse seizoen?

“Nee. Supporters zeggen me dat ik het wel moet zijn. Maar bij mij primeert de ontgoocheling over mijn verwijdering uit de ploeg zonder dat ik veel uitleg kreeg. Mijn laatste wedstrijd als titularis was tegen Kortrijk. Ik speelde op een positie die de mijne niet is: op het middenveld, in een formatie waarin ik plots een nummer zes was. Daar ben ik op beoordeeld. Ik heb geen kans meer gekregen. Gelukkig was er de titel om de pijn te verzachten.”

Voelde die titel aan als ook de jouwe?

“Zeker en vast. Ondanks mijn frustratie over de weinige speelkansen. Toen Besnik overnam, heeft hij me uitgelegd dat hij zijn elftal niet kon wijzigen zolang het won. Dat begrijp ik volkomen. Tijdens de play-offs nam ik me voor om al naar het huidige seizoen toe te werken.”

Wat is je beste positie?

“Linksachter. Ik speelde altijd centraal links op het middenveld, maar ben van positie veranderd na een polsoperatie die me vijf maanden aan de kant hield. Ik had heel wat van mijn explosiviteit verloren. In die periode was ik zo in de ban geraakt van spelers als Dani Alves en Patrice Evra dat ik het bureau van de coach, Patrick Rémy, ben binnengestapt en hem heb gezegd: ik wil linksachter spelen. Dat kwam hem net goed uit, want hij zag me toch vooral als een flankspeler.”

Ben jij niet zowat de grote broer geworden voor de jongeren die aan de deur kloppen?

“Ik voel me een beetje een jonge oude (lacht). Ik probeer mijn ervaring door te geven zoals anderen dat met mij hebben gedaan. Kleine, doe dit niet of doe dat niet: ik heb het vaak gehoord.”

En nu neem jij het woord ‘kleine’ zelf in de mond.

“Ah nee, dat niet. Die jonge gasten hebben een andere mentaliteit vandaag de dag. Niet alleen in België trouwens, maar overal.”

Zoals Youri Tielemans?

“Een superspeler! Hij heeft een dipje gekend afgelopen seizoen doordat hij wat métier miste en geen afstand kon nemen. Onder Hasi zag je hem weer passes van veertig meter geven. Dit seizoen kan beslissend worden voor hem. Als hij kan schitteren in de Champions League, zou het weleens kunnen dat we hem volgend jaar niet terugzien in België. Maar er staan al andere jonge gasten te trappelen. Zoals Samuel Bastien, die een prima voorbereiding meemaakte met ons.”

DOOR THOMAS BRICMONT – BEELDEN BELGAIMAGE

“Sommige spelers verdroegen het harde fysieke werk onder Hasi niet. Omdat we niet de gewoonte hadden om hard te werken.”

“Plots gingen we beseffen dat ook het spel zonder bal belangrijk was.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content