Dennis van Wijk mag dan maar de sportieve baas van degradatiekandidaat Roeselare zijn, hij heeft wel een beroemde vader. Hassie was de man die Marco van Basten als tiener in het eerste van Ajax lanceerde. Vijfentwintig jaar geleden kwam abrupt een einde aan zijn trainerscarrière.

“En daar gaat dit verhaal misschien wel over. Over de belachelijk dunne scheidslijn tussen geluk en pech en wat de verschrikkelijke gevolgen kunnen zijn als het noodlot toeslaat.”

(uit: ‘Waarom Hassie dood wilde’)

D ennis van Wijk neemt twee suikerklontjes en houdt ze tegen elkaar. Dan doet hij alsof hij ze breekt, wat niet moeilijk is, want het zijn twee klontjes. “Zo is het dak van die dug-out gekraakt.”

Het dak was van beton en Dennis’ vader zat eronder.

Hassie van Wijk is assistent-trainer bij Ajax. Aad de Mos is in de zomer van 1982 de Duitser Kurt Linder opgevolgd en heeft er de voormalige jeugdtrainer naast zich bij gekregen. Van Wijk is 42, De Mos 36, even oud als Johan Cruijff die, naar later zal blijken, aan zijn laatste seizoen als speler in Amsterdam bezig is.

Van Wijk wordt geboren op 10 mei 1939 in de Jordaan, een levendige volksbuurt in het centrum van Amsterdam. Wonen doet hij met zijn vrouw Fien en twee kinderen in Amsterdam-Noord, waar ze een goed draaiende sigarenwinkel uitbaten. Bewoners van dit stadsdeel hebben weinig op met Ajax. De Volewijckers is hun club. Fiens vader was een van de helden van het team dat in 1944 landskampioen werd. Zoon Dennis schopt het al op zijn zestiende tot het eerste elftal. Moeder en dochter Nicole handballen.

Dennis is negen als zijn vader in 1971 een punt zet achter zijn spelerscarrière. Hij heeft er dan tien jaar in de Nederlandse Eredivisie op zitten, achtereenvolgens bij De Volewijckers, ADO Den Haag, Telstar en AZ ’67. Hij verzamelt selecties voor het Nederlandse B-elftal, maar het echte Oranje haalt hij niet. “Als je niet bij Ajax, PSV of Feyenoord zat in die tijd, mocht je het vergeten”, weet Dennis dertig jaar later te vertellen.

Twee keer is Hassie er kort bij. Hij staat op het punt om bij Ajax de opvolger van Bennie Muller te worden, maar wanneer diens transfer naar Standard niet doorgaat, valt ook de zijne in het water. En in 1968 is hij het eens met PSV over een driejarig contract als fulltime prof, tot Telstar ineens het dubbele vraagt van de overeengekomen transfersom en de club uit Eindhoven afhaakt. Ontgoocheld geeft hij er de brui aan. Een half jaar later mag hij voor de helft naar AZ ’67.

“Mijn leven overziend, ben ik wel een pechvogeltje”, kan Hassie er na al die jaren in berusten. Zonder wrok, maar wel in het besef dat er meer had ingezeten, want een voortreffelijke voetballer was hij wel. Te vergelijken met Richard Witschge, vindt hij zelf. Technisch vaardig, goed loopvermogen, goede pass en dito schot, maar geen explosiviteit en weinig doelpunten. “Mijn vader was een stilist. Iemand die jonge spelers kon enthousiasmeren ook”, zegt Dennis.

The good and the bad

Dat laatste is Ajax niet ontgaan. Enkele jaren na zijn afscheid vraagt het Hassie als jeugdtrainer. Al na één seizoen geeft hij ontslag. Niemand schijnt het hem ooit te hebben voorgedaan en de club staat perplex, maar Van Wijk “mist het gevoel” en dan is hij er de man niet naar een rol te blijven spelen.

Toch vraagt Ajax hem een paar jaar later terug. Na wat bedenktijd stemt hij in en krijgt het beste jeugdelftal sinds jaren onder zijn hoede. Gerald Vanenburg staat al in het eerste, maar traint wel nog mee en Frank Rijkaard speelt in het tweede. Maar met John van ’t Schip, Marco van Basten, Sonny Silooy en Stanley Menzo wordt Hassie kampioen.

Ook Dennis heeft die zomer de overstap gemaakt van De Vo-lewijckers naar Ajax. Hij traint en speelt één seizoen in het belofteteam van zijn vader. Dan is hij weg. De mentaliteit in de club staat hem tegen. “Ik voelde me een product, geen mens. Het was survival of the fittest. Dat beviel me niet.”

Dennis gaat in Engeland voetballen, bij Norwich City. Zijn vader schuift door naar het A-team, waar hij Aad de Mos gaat assisteren. Ajax bestaat dan uit een mix van gearriveerde vedetten en jeugdig talent. Met behalve de op zijn oude dag teruggekeerde Cruijff – die geld nodig had omdat de Spaanse fiscus achter hem aanzat – ook Søren Lerby, Europees topscorer Wim Kieft en Jesper Olsen. Uit de opleiding zijn onder anderen Vanenburg en Rijkaard doorgestroomd. Tijdens het seizoen wordt ook de zeventienjarige Van Basten bij de selectie gehaald.

De Mos en Van Wijk vormen een perfect koppel. De een razend ambitieus, de ander gelukkig in de schaduw. Haagse bluf versus Amsterdamse warmte en humor. De voetbalversie van de goeie en de slechte, met een duidelijke rolverdeling ook: Van Wijk ontfermt zich over de jonge jongens en de balverliefde artiesten, De Mos over de routiniers en de waterdragers.

Huilende Van Basten

Hoe belangrijk Hassie is, illustreren twee incidenten tussen Cruijff en Van Basten. Berucht is het traditionele oefenwedstrijdje op dinsdag tussen het eerste en het tweede elftal. Partijtjes op het scherp van de snee, die door Hassie worden gefloten. Tot het gescheld en getier zo erg worden dat hij het wijzer acht maar ergens een scheidsrechter te regelen.

Vooral Van Basten moet het ontgelden. De gracieuze aanvaller steekt steeds nadrukkelijker zijn neus aan het venster en is vaak ongrijpbaar. Dat steekt. Vooral Lerby pakt de tiener hard aan. Wanneer Cruijff hem weer de huid vol scheldt, wordt het Van Basten te veel. Huilend vlucht hij naar binnen. Dat wie wegloopt, nooit meer hoeft terug te komen, roept De Mos hem nog na.

Van Wijk negeert het dreigement. Hij volgt Van Basten naar de kleedkamer en gaat naast hem zitten. Veel zegt hij niet, maar het volstaat om de razende speler weer tot bedaren te brengen.

Een andere keer meldt Cruijff zich ziek, waardoor Van Basten als bankzitter mee mag naar Kerkrade voor het uitduel tegen Roda. Als De Meester in laatste instantie toch opdaagt, moet Van Basten naar de tribune. Daar heeft het eigengereide talent geen zin in. Hij weigert op de bus te stappen. Pas als Van Wijk op hem inpraat, gaat hij toch mee.

“Hassie had een vertrouwensband met die jongens”, zegt De Mos twintig jaar later. “Hij voelde echt affectie voor die gasten.”

De oplopende spanning tussen de generaties verhindert niet dat Ajax in 1983 landskampioen wordt. Na dat succes ondergaat de selectie ingrijpende wijzigingen. Cruijff, Lerby en doelman Piet Schrijvers verlaten de club, Edo Ophof blijft over als enige getrouwde speler. De kleedkamer, bevrijd van Cruijffs verstikkende bemoeienissen, haalt weer adem. Het jonge Ajax swingt op het veld. In september wordt Feyenoord, mét Cruijff, vernederd in het Olympisch Stadion. Het wordt 8-2. Drie doelpunten van Van Basten.

Van Basten kroont zich dat seizoen met 28 goals tot Nederlands topschutter. De zoetste wraak echter is voor Cruijff: Feyenoord en niet Ajax wordt landskampioen.

Verbrijzelde voet

Hassie van Wijk zit dan al enkele maanden niet meer op de spelersbank. Op 29 januari 1984 speelt Ajax een oefenwedstrijd tegen HMSH, een amateurclub uit Den Haag. Het is een gure winterdag en er wordt overwogen om op het sneeuwvrij gemaakte kunstgrasveld te voetballen. De Mos en Van Wijk echter verkiezen het hoofdterrein. Daar staan ook dug-outs. De organisatie zwicht.

Drieduizend toeschouwers verdringen zich rond de omheining. De toeloop is zo groot dat tien, vijftien jeugdige toeschouwers op de dug-out van Ajax klimmen. Aanmaningen om eraf te komen worden genegeerd en als de tweede helft enkele minuten ver is, staan ze daar nog.

Jesper Olsen en Ronald Koeman zijn net gewisseld. Ook Van Basten is er in de rust afgegaan. De negentienjarige spits is opgehouden door een journalist en wandelt nog naar de dug-out, als voor zijn ogen het dak in tweeën breekt. Hassie krijgt de betonnen plaat op zijn hoofd, dan op zijn knie. Ze blijft op zijn linkervoet staan.

Naast hem in de hoek zit Hans Galjé. De in de rust gewisselde doelman springt ongedeerd recht. Aan Hassies andere kant zit Lou Bartels, de penningmeester van Ajax. Ook hij is zwaar geraakt. Aad de Mos, de fysiotherapeut en drie wisselspelers komen met de schrik vrij. De chaos is compleet. De wedstrijd wordt stilgelegd. De gewonden worden door ambulances weggebracht.

“Ik kreeg die zware plaat niet van mijn voet af. Toen ik erlangs keek, zag ik zo mijn tenen uit mijn schoenen komen”, zegt Van Wijk in een uniek interview vele jaren later.

In het ziekenhuis worden alle tenen van zijn linkervoet geamputeerd. Bij Bartels worden twee tenen afgezet. Dagen later klaagt Hassie nog over nekpijn. Pas dan ontdekken de dokters dat hij ook een nekwervel heeft gebroken. Hij krijgt een gipskraag om.

Het ongeluk maakt abrupt een einde aan Van Wijks trainerscarrière. Hij is 44. Speciaal voor hem creëert Ajax nog een soort verbindingsfunctie tussen bestuur en trainers, maar meer dan wat aanmodderen doet hij niet, vindt hij zelf.

Na een jaar mag de kraag eraf. Hassie valt op de grond, alle spierkracht is uit zijn nek verdwenen. Hij schrikt. Een grote angst overvalt hem. “Toen is het misgegaan.”

Jarenlange depressie

Hassie van Wijk praat niet meer over het ongeluk. Eén keer maar maakte hij een uitzondering, in 2003 voor de Nederlandse journalist Hugo Borst. Het gesprek verscheen in Hard Gras en de citaten in dit verhaal zijn eraan ontleend. Ook Nicole, Dennis’ zeven jaar jongere zus, slaat het verzoek om een interview af.

“Dat ongeluk is een wonde die hun leven ingrijpend heeft veranderd”, vraagt Dennis begrip. “Mijn vader lag jarenlang non-stop in bed. Manisch-depressief. Ik zat al in Engeland, maar voor mijn moeder en mijn zus is dit zeer traumatisch geweest.”

Van het gezellige gezin schiet niets meer over. Het leven staat helemaal in het teken van Hassies ziekte. Fien, zijn vrouw, is dag en nacht in de weer. Ze verkoopt de sigarenwinkel, naar ze zelf zegt uit angst dat Hassie zich van kant zou maken als zij er niet is. Hij zegt het niet te hebben overwogen. “Ik dacht toen wel de hele dag: ik hoef morgen niet meer wakker te worden. Ik had geen zin meer in het leven.”

Angsten, fobieën en hyperventilatie houden hem in hun greep. Hij raakt verslaafd aan de kalmeringstabletten, durft het huis niet meer uit. Televisie kijken is het enige wat hij doet. Boven, in zijn bed. Talloze bezoeken aan fysiotherapeuten, haptonomen (beoefenaar van de haptonomie, de leer van het menselijk gevoel en gevoelsleven) en psychiaters draaien uit op evenveel ontgoochelingen. Hassie zit in de put en raakt er niet uit.

Tot Dennis hem een golfclub in de handen duwt. “Er was net een nieuwe baan geopend, vlak bij hun huis”, vertelt hij. “Ik speelde al in Engeland. Ajax had me teruggehaald en ik stond geregeld op de baan met de broertjes Den Boer. M’n vader is ook wat beginnen te slaan. Om de gedachten te verzetten, maar vooral: ik wilde dat hij buitenkwam. Dat lukte. Hij doet het nog altijd. Drie, vier keer per week. Rondlopen doet-ie niet, vanwege zijn evenwichtsorgaan. Hij rijdt in zo’n golfkarretje. Zijn swing is ook onvolledig. Hij slaat hooguit honderd meter ver. Te weinig kracht.”

Er gebeurt nog iets. Door een televisieprogramma komt hij in contact met een vrouw die twee zelfmoordpogingen achter de rug heeft en hem antidepressiva aanraadt. Hassie wordt er alleen maar zieker van. Hij ziet bomen op zich afkomen en de angst slaat hem om het hart. Hij kapt ermee. Maar de vrouw dringt aan en een paar maanden later probeert hij het opnieuw.

Hassie: “Na een week of vier zie ik me naar beneden lopen en ik begin een boterham klaar te maken. Jaren niet gedaan. Jaren had ik me niet verzorgd. Het sloeg aan! Mijn angsten waren niet meteen weg, maar ik werd actiever, steeds actiever. Mijn zelfvertrouwen kwam langzaam terug.”

“Ongelooflijk”, zegt Fien. “Hassie is uiteindelijk beter geworden van een televisieprogramma.”

Vastgeschroefde enkel

In mei wordt hij zeventig. Volgens Dennis gaat het “best wel goed” met zijn vader, mede dankzij de vele medicatie. Onlangs nog waren hij en Fien een week in Brugge. Voor de kleinkinderen, zijn lange leven. Vier heeft hij er. Naar de voetbalschool, de baskettraining, de dansles: overal volgt hij ze dan. Ooit verhuisden ze van Landsmeer naar Brugge, waar Dennis en Nicole met hun gezinnen wonen, maar langer dan drie maanden hielden ze het niet uit. Die kleinkinderen missen ze het meest.

Op Ajax zien ze hem nog zelden. Daarvoor is hij te erg aan zijn lot overgelaten geweest, vindt hij. Onmenselijk behandeld zelfs.

Dennis: “Ajax is een fabriek. Als je niet meer kunt bijdragen tot hun succes, word je snel vergeten. Mijn vader heeft zich dat enorm aangetrokken. Zelfs dat ene jaar dat ik terug bij Ajax zat, is hij nooit komen kijken. Mijn moeder wel. Nog altijd gaat hij maar heel sporadisch. Dat Van Basten er nu trainer is, heeft daar niets aan veranderd. Als hij wordt uitgenodigd, blijft hij meestal weg. Maar naar de reünies van AZ gaat hij wél.”

Marco van Basten liet lang niets meer van zich horen. Negentien jaar, om precies te zijn. Nu bellen ze weer. Voorjaar 2003 stond hij in Landsmeer, met excuses. Voor hetzelfde geld had hij de klap opgevangen. Of De Mos. Wat áls? Maar de herinnering is vervaagd. Of verdrongen. Hassie begrijpt het wel. Ook Van Basten – 44, net als hij toen – heeft zijn deel gehad. Ook hij doet niet meer wat hij wil, met zijn vastgeschroefde enkel.

Alles is gezegd. Fien: “Eigenlijk praten we nooit van zijn leven meer over dat ongeluk. Dat is voorbij. Het heeft er flink ingehakt. Bij Hassie, bij mij, bij onze kinderen. Dat ongeluk, voor ons ligt het op de vliering. Je gooit het niet weg, maar voor ons gezin is het voorbij.” S

Geraadpleegde bronnen:

‘Waarom Hassie dood wilde’ van Hugo Borst (2003, in het voetbaltijdschrift Hard Gras – in 2008 gebundeld in ‘Schieten op Volkert van der G.’)

‘Het mysterie Marco’ van Johan Faber (2004)

door jan hauspie

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content