Lyon-Anderlecht van vanavond betekent het begin van de veertigste opeenvolgende Europese campagne van de Brusselse club. Alleen Barcelona en Benfica deden beter. Tijd voor een met nostalgie overgoten terugblik.

Voor de veertigste opeenvolgende keer tekent Sporting Anderlecht present op de scène van het Europees bekervoetbal. Slechts twee clubs deden ooit beter. FC Barcelona, de recordhouder, is al sinds 1958 zonder onderbreking actief in de Europacups. Dit seizoen vat het in de Uefacup zijn 46ste opeenvolgende Europese campagne aan. Van Benfica Lissabon werd een serie van 41 opeenvolgende deelnames afgebroken in 2001. Achter die topdrie gaapt een groot gat. FC Porto en PSV Eindhoven delen de vierde plaats : zij beginnen aan hun dertigste Europees bekeravontuur op rij.

Anderlecht is er dus sinds 1964 onafgebroken bij. In die serie van veertig Europese campagnes onderscheiden we vijf gouden generaties bij paars-wit. Een blik terug in de tijd.

Periode 1964/70

De context. Onder de Franse trainer Pierre Sinibaldi werd een ploeg gevormd die overwegend bestond uit eigen jeugdproducten. Nadat het de titel in 1961 en ’63 nog aan Standard had moeten laten, zette Anderlecht een nog altijd niet geëvenaarde reeks van vijf opeenvolgende kampioenstitels (1964/68) neer. Op het einde van dat decennium maakte alweer Standard – toen ook geleid door een Franse coach, René Hauss – een einde aan deze reeks. Voelde Anderlecht zich in die epoque iets minder lekker in de nationale competitie, in 1970 bereikte het voor het eerst de finale van een Europese beker, de Beker der Jaarbeurssteden.

De ploeg. Trappeniers ; Heylens, Plaskie, Verbiest, Cornelis ; Hanon, Jurion ; Devrindt, Van Himst, Stockman en Puis. Vervangers of versterkingen : Kialunda (die in de plaats kwam van de in 1966 bij een verkeersongeval in Oostende omgekomen Laurent Verbiest), Mulder en Bergholtz, twee Nederlanderse spitsen, Nordhal, de eerste Zweedse transfer, en nog twee lokale producten : Velkeneers en Van Welle.

De sleutelwedstrijden. Bologna, eerste ronde van de Europese Beker voor Landskampioenen, 1964/65. In die tijd telde een doelpunt buitenshuis nog niet dubbel en ook werd er nog niet tot strafschoppen overgegaan om een winnaar aan te duiden. Op de Heizel had Anderlecht met 1-0 gewonnen, in de terugwedstrijd in het Stadio Comunale sleept het een maand later in extremis een derde match uit de brand dankzij een doelpunt van Zorro Jacky Stockman (2-1). Die belle, afgewerkt in het Camp Nou van Barcelona, eindigt op een scoreloos gelijkspel. Waarna de toss moet beslissen. De eerste keer valt het muntstuk op zijn rand, de tweede keer op de goede kant voor Anderlecht. De Brusselaars zouden het nadien tegen FC Liverpool opnemen.

Real Madrid, derde ronde van EC1, 1965/66. Anderlecht, dat al in 1962/63 voor een stunt had gezorgd door Real uit te schakelen (3-3 op Chamartin en 1-0 op de Heizel, een goal van Mister Europe Jef Jurion), haalt het in Brussel opnieuw met het kleinste verschil, een doelpunt van Paul Van Himst. In Madrid word een flink spelend paars-wit op een schandelijke wijze bestolen door de Franse scheidsrechter Barberan. Die kent twee onregelmatige Spaanse doelpunten toe (het eerste na een duwfout, het tweede na buitenspel) en geeft Real ook een strafschop cadeau en sluit daarbij Jean Cornelis uit. De twee Brusselse doelpunten, van Jef Jurion en Wilfried Puis, kunnen de uitschakeling niet voorkomen : Anderlecht verliest met 4-2.

Arsenal, finale van de Beker van Jaarbeurssteden 1969/70. De Londense ploeg maakt een 3-1 nederlaag in het Astridpark ongedaan door op Highbury te winnen met 3-0. Deze wedstrijd, de eerste Europese finale van Anderlecht, betekent het einde van een briljante generatie. Nieuwe spelers dienen zich aan, zoals Hugo Broos, Jos Volders, Werner Deraeve en Jean Dockx.

De commentaar. “We waren te sterk voor België, maar nog niet sterk genoeg voor Europa”, zegt Georges Heylens. “We hadden een semi-professioneel statuut en bleken niet opgewassen tegen de echte profs, zoals de Engelsen en de Schotten, en tegen de staatsamateurs (en dus volwaardige profs) uit het toenmalige Tsjecho-Slowakije, aangezien we in 1966/67 bij de landskampioenen werden gewipt door Dukla Praag en het seizoen daarop door Sparta Praag. De volgens mij beste Europese match leverde Anderlecht toen in het seizoen 1962/63. Tegen het Schotse FC Dundee brachten we in het Heizelstadion droomvoetbal. En het straffe was dat we die match met 1-4 verloren.”

Periode 1976/78

De context. In het Belgische voetbal deed een derde topclub haar intrede : behalve met Standard diende Anderlecht voortaan ook rekening te houden met Club Brugge. Dat werd toen drie keer kampioen, onder leiding van de Oostenrijkse topcoach Ernst Happel. Anderlecht beschikte toen over markante personaliteiten en een legendarische trainer in de figuur van Raymond Goethals (die het van Hans Croon had overgenomen), maar liet zich meer kennen als een ploeg van de grote afspraken. Zoals in de Beker voor Bekerwinnaars. Anderlecht won die in 1976 en 1978, en bereikte in 1977 de finale. Maar de landstititel moesten de Brusselaars telkens aan Club Brugge laten.

De ploeg. Ruiter ; Van Binst, Broos, Vandendaele, Thissen ; Van der Elst ; Haan, Coeck, Vercauteren ; Ressel en Rensenbrink. Vervangers of versterkingen : De Bree, Dockx, Nielsen, Dusbaba.

De sleutelwedstrijden. De drie finales van EC2 : tegen West Ham in 1976, Hamburg in 1977 en Austria Wenen in 1978. Bij het behalen van zijn eerste Europese beker steekt het toeval Anderlecht een handje toe. De lottrekking spaart paars-wit, onderweg krijgt het tweederangsploegen voorgeschoven (Rapid Boekarest, Borac Banja Luka, Wrexham en Sachsenring Zwickau). Bovendien mag het de finale voor eigen publiek afwerken, want in het Heizelstadion (4-2 tegen West Ham). In Zwickau raakt het team gelanceerd, door toedoen van twee spelers : Arie Haan, die zich eindelijk opwerpt als strateeg van de ploeg, en François Van der Elst, auteur van twee doelpunten in Polen. Ook in de finale zorgt Van der Elst voor twee goals, net als Anderlechts absolute ster van destijds, de Nederlander Robby Rensenbrink. In 1977 schakelt Anderlecht Roda JC, Galatasaray, Southampton en Napels uit, maar botst in de finale (in het Olympisch Stadion van Amsterdam) op SV Hamburg, meesterlijk gedirigeerd door Felix Magath (2-0). Maar een jaar later is het opnieuw prijs voor paars-wit : 4-0 in de finale tegen Austria Wenen, in het Parc des Princes in Parijs. Onderweg naar Parijs hadden de Brusselaars Lokomotiv Sofia, Hamburg, FC Porto en FC Twente opzijgezet.

De commentaar. “Het was de tijd van de gala-avonden”, herinnert Hugo Broos zich . “Vergeet niet dat we toen ook twee keer de supercup wonnen. Eerst, in 1976, tegen Bayern München : 2-1 verlies daar, maar 4-1 gewonnen thuis. En twee jaar later tegen FC Liverpool : we verloren op Anfield Road met 2-1, maar wonnen thuis met 3-1. In die ploegen liepen toen nogal wat namen als klokken rond : Sepp Maier, Franz Beckenbauer en Gerd Müller bij Bayern, Ray Clemence, Emlyn Hughes, Graeme Souness en Kenny Dalglish bij de Reds. In dergelijke prestigematchen stond Anderlecht er altijd. Maar door een gebrek aan concentratie ondervonden we dan in de Belgische competitie wel eens problemen tegen ploegen als Beringen, Berchem of Kortrijk Sport. Daarom grepen we telkens naast de landstitel.”

Periode 1982/87

De context. Standard, onder de hoede van Raymond Goethals en versterkt met enkele gewezen Anderlechtspelers zoals Arie Haan, Johnny Dusbaba en Willy Geurts, domineerde het begin van het decennium met titels in 1982 en ’83, en een (verloren) finale van de Europese Beker voor Bekerwinnaars tegen Barcelona in Camp Nou. Anderlecht nam de rol over en bereikte in 1983 en ’84 de finale van de Uefabeker. De eerste finale trok paars-wit naar zich toe : het won met 1-0 tegen Benfica en ging in Lissabon 1-1 gelijkspelen. In 1984 daarentegen moest Anderlecht het onderspit delven. Zowel thuis als uit kwam het tegen Tottenham Hotspurs tot een gelijkspel, waarna de Engelsen zich beter toonden bij de strafschoppen (4-3). De Brusselse club breide aan deze periode van Europese hoogconjunctuur een interessante nationale periode met drie opeenvolgende landstitels (1985/87). De titel van 1986 kwam tot stand na twee testmatchen tegen Club Brugge.

De ploeg. Munaron ; Grün, Olsen, Peruzovic, De Groote ; Frimann, Lozano, Coeck, Vercauteren ; Brylle, Vandenbergh. Vervangers of versterkingen : Hofkens, Arnesen, Demol, Vandereycken, Scifo, Gudjohnsen, Czerniatynski.

De sleutelwedstrijden. Weer de twee Europese finales, maar ook de halve finale bij de landskampioenen in de lente van 1982. Onder Tomislav Ivic schakelde Anderlecht – dat kampioen was geworden met elf punten voorsprong op Lokeren – een aantal Europese grootheden uit : Widzew Lodz (overwinning met 1-4 en 2-1), Juventus (3-1 in het Astridpark, 1-1 in Turijn) en Rode Ster Belgrado (twee keer winst met 2-1). In de halve eindstrijd raakte het niet voorbij Aston Villa. De Engelsen wonnen thuis met 1-0, hielden in Brussel de score blank en wonnen naderhand de finale tegen Bayern München (1-0).

Het seizoen daarop nam Paul Van Himst het roer over en loodste het team naar twee opeenvolgende finales van de Uefacup. Opmerkelijk was het Europese parcours dat Anderlecht in 1984/85 aflegde. Het strafte thuis het Fiorentina van de Braziliaan Socrates af met 6-2. Vervolgens smeerde Anderlecht Real Madrid een 3-0 aan. Dat bleek niet voldoende : in het Santiago Bernabeustadion kende paars-wit een zwarte dag en werd door Real – onder impuls van ex-Anderlechtspeler Juan Lozano – verpulverd met 6-1.

De commentaar. “Voor mij was dat het laatste grote Anderlecht”, beweert Juan Lozano. “Maar Anderlecht werd toen wel het slachtoffer van zijn Europese successen, ook dat was nieuw. Eerst vertrok Ludo Coeck naar Inter Milaan, ik verhuisde naar Real Madrid, Franky Vercauteren tekende bij FC Nantes. Twee wedstrijden die ik nooit zal vergeten : de finale tegen Benfica, want in Lissabon maakte ik de beslissende goal. En, in datzelfde jaar, de 1-2 zege in de kwartfinales tegen Valencia. Mijn prestatie daar bracht me in de belangstelling van Real Madrid, dat me een paar maanden later bij Anderlecht weghaalde. Met dat Real bezorgde ik Anderlecht later één van de grootste nederlagen uit zijn geschiedenis : 6-1. Terwijl we in Brussel nog zwarte sneeuw hadden gezien. Maar die avond kenden enkele spelers van Real, zoals Emilio Butragueño, een begenadigde dag.”

Periode 1989/95

De context. Bij Anderlecht ontscheepte Aad de Mos, de Nederlandse trainer die het mooie weer had gemaakt bij KV Mechelen. De Mos nam nogal wat spelers van Mechelen mee naar het Astridpark : Marc Emmers, Bruno Versavel, Graeme Rutjes, Philippe Albert, en Johnny Bosman. Deze spelersinjectie, toegevoegd aan gevestigde waarden als Danny Boffin, Marc Degryse, Luis Oliveira, Luc Nilis en beloftevolle elementen à la Bertrand Crasson, Johan Walem en Pär Zetterberg, garandeerde Anderlecht een plaats aan de nationale top : tweede in 1990 en ’92, kampioen in ’91. Nadien veroverden de Brusselaars onder Johan Boskamp drie titels op rij (1993/95). Anderlecht drong in 1990 door tot de finale van de Europese Beker voor Bekerwinnaars : in Göteborg leed het een 2-0-nederlaag tegen Sampdoria. Een jaar later nam het voor de eerste keer deel aan de Champions League. Ook in 1993/94 en 1994/95 stootte paars-wit door naar de Champions League.

De ploeg. De Wilde ; Crasson, Rutjes, Albert, Versavel ; Boffin, Walem, Degryse, Zetterberg ; Nilis, Bosman. Vervangers of versterkingen : Andersen, Vervoort, De Wolf, Babayaro, Doll, Marchoul, Kooiman, Jankovic, Vander Linden.

De sleutelwedstrijden. De laatste Europese bekerfinale tot vandaag, maar ook de confrontatie met PSV Eindhoven, die Anderlecht voor het eerst in de Champions League loodste. De Brusselaars kwamen niet bepaald roemrijk uit die eerste deelname te voorschijn, al waren er in die editie 1991/92 interessante overwinningen tegen Sampadoria (3-2) en Rode Ster Belgrado (3-2). Vermeldenswaard is voorts een 5-3-nederlaag op het veld van Werder Bremen, waar Anderlecht met 0-3 leidde (1993/94), en een rondje Champions League in 1994/95, waarin – in een groep met Steaua Boekarest, Benfica en Hajduk Split – geen enkele keer werd gewonnen.

De commentaar. “Een periode waaraan ik met gemengde gevoelens terugdenk”, zegt Danny Boffin. “Tevredenheid omdat we ons twee keer voor de Champions League konden plaatsen : een eerste keer ten nadele van PSV (in 1991/92) en een tweede keer, twee jaar later, ten nadele van Sparta Praag. Vooral aan de wedstrijden tegen PSV bewaar ik goede herinneringen. In Eindhoven speelden we 0-0, in Brussel kwamen we op voorsprong en stonden we de laatste twintig minuten zwaar onder druk. Op enkele seconden van het laatste fluitsignaal zette Marc Degryse, die onze eerste goal had gemaakt, me op weg naar Hans van Breukelen. Een ren van zeker 45 meter die ik afrondde met een doelpunt. Dat is mijn topmoment uit de Champions League. In principe had ik er nog een ander moeten kennen. Op Werder Bremen zorgde ik voor de 0-2 en de 0-3 nadat Philippe Albert de score had geopend. Maar de thuisploeg keerde terug en won met 5-3. Dat moet een van de grootste teleurstellingen uit mijn periode bij Anderlecht zijn.”

Periode 1999/2002

De context. Anderlecht, niet meer kampioen sinds 1995, rekent op Aimé Anthuenis, succestrainer bij RC Genk, om weer met het glorieuze verleden aan te knopen. Een goede keuze, zo blijkt. Paars-wit pakt zowel in 2000 als in 2001 de titel. Twee keer opeenvolgend raakt het ook in de Champions League. In 2000/2001 kan Anderlecht zich als eerste Belgische ploeg kwalificeren voor de tweede ronde : een heuse stunt, aangezien het ingedeeld wordt in een groep met Manchester United, PSV en Dynamo Kiev. In die tweede ronde boekt Anderlecht nog wel thuisoverwinningen tegen Lazio Roma (1-0) en Real Madrid (2-0). Maar de nederlagen tegen Leeds United (2-1 op Elland Road, 1-4 in Brussel) doen het de das om.

De ploeg. De Wilde ; Crasson, Doll, De Boeck, Dheedene ; Stoica, Vanderhaeghe, Baseggio, Goor ; Koller en Radzinski. Vervangers of versterkingen : Ilic, Hasi, Staelens, Van Diemen, Dindane, Hendrikx, Jestrovic, Mornar, Seol.

De sleutelwedstrijden. In 2000/2001 draaiden alle thuismatchen op een succes uit, met uitzondering van het bezoek van Leeds United. Spraakmakend is vooral de met 2-1 gewonnen wedstrijd tegen Manchester United. Een paar maanden later wordt ook gewonnen van Real Madrid. Het jaar daarop verloopt voor Anderlecht – dat inmiddels sterkhouders als Didier Dheedene, Bart Goor, Tomasz Radzinski en Jan Koller zag vertrekken – veel minder voorspoedig. Op Real verliest het met 4-1, thuis met 0-2. Maar de nederlaag die het meest pijn doet, lopen de Brusselaars op tegen Lokomotiv Moskou : 1-5.

De commentaar. “We hebben toen in de Champions League enkele prestaties van zeer hoog niveau geleverd”, aldus Bertrand Crasson. “Jammer genoeg konden we dat niveau een jaar nadien niet meer aanhouden, hoewel we toen werden uitgeloot tegen ploegen die op papier meer binnen ons bereik lagen. Ons eigen team was door al die uitgaande transfers te zeer verzwakt. Financieel zal het bestuur daarmee wel een geslaagde operatie hebben gerealiseerd, maar sportief was het hoe dan ook een aderlating.”

door Bruno Govers

‘Op het einde van de jaren zeventig stond Anderlecht er altijd in de prestigematchen.’ (Hugo Broos)’Het laatste grote Anderlecht dateert van de jaren tachtig.’ (Juan Lozano)’Die 5-3 in Bremen moet een van mijn grootste teleurstellingen bij Anderlecht zijn.’ (Danny Boffin)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content