Hij blijft met 16 jaar, 2 maanden en 16 dagen de jongste doelpuntenmaker in eerste klasse. Maar op de echte doorbraak van Mats Rits was het toch even wachten. Is hij nu gelanceerd? ‘Ik ben pas 21, het lijkt alleen maar dat het lang duurde.’

Ze blijven zeldzaam, de jonge voetballers die studies combineren met topsport. Mats Rits, middenvelder bij KV Mechelen, probeert het. Vorig jaar rechten, nu ingenieur. “Rechten was interessant,” zegt hij, “maar ik zat in Antwerpen en qua topsportstatuut was het slecht geregeld. Ik kon aan twee examens niet deelnemen op de datum die was voorzien en bleek nadien twee examens te hebben op hetzelfde moment. Veel miserie.” Nu volgt hij les in het Mechelse, op een campus van de KU Leuven. Soms is het nog harken om tijdig op de practica fysica te zijn. “Het blijft moeilijk. Als je op zaterdag moet voetballen ga je op vrijdag niet gemakkelijk naar de les. Je wilt fris zijn en toch wat rusten. Idem in januari, de maand van de examens. Bij een voetbalploeg is dat een druk moment, met een stage, zware trainingen. Dan lig je tussendoor al eens liever op je bed in plaats van te studeren. Als je dan speelt, wil je zeker fit blijven, voldoende rust nemen. Je zit daar allemaal mee in je hoofd.”

Je eerste goals scoorde je al in 2009, tegen Westerlo. Ben je nu ‘gelanceerd’?

Mats Rits: “Gelanceerd… Ik ben wat matchen aan het spelen en het niveau is goed. Misschien is het wat gemakkelijker dan andere jaren, omdat de ploeg beter draait. Dan haal je wat sneller een constante. Want dat was het wel een beetje: ik heb al behoorlijk wat wedstrijden in eerste klasse gespeeld, maar de constante kon beter. Die is er nu meer en dat doet goed. Ik krijg ook veel vertrouwen van de trainer. Concurrentie moet er zijn, daar ben ik het mee eens, maar vertrouwen is voor een speler ook belangrijk.”

Wat verwacht Aleksandar Jankovic van jou?

“Ik ben de schakel tussen het verdedigende en het aanvallende compartiment. De 8. Hij verwacht van mij recuperatie en dat ik mee waak over een goeie organisatie. Van daaruit moeten we dan goed voetbal brengen.”

Hebben mensen in jou te lang een 10 gezien, of een hangende spits?

“Dat was ik vooral in de jeugd, toen scoorde ik ook meer. De 10 van vroeger, eentje die alleen aanvalt en scoort, de salonvoetballer, bestaat niet meer. Ik denk dat ik op 6, 8 én 10 kan spelen, afhankelijk van het systeem. Eigenlijk mag het ook niet uitmaken, want als je goed voetbal wilt spelen, moet je door elkaar lopen. Statisch spel is te gemakkelijk te verdedigen. Een salonvoetballer ben ik nooit geweest. Misschien wat bij de jeugd, maar later nooit meer.”

Sneller

Waarom heeft de doorbraak zo lang geduurd?

“Zo lang… Als ik zie hoeveel wedstrijden ik in eerste klasse al speelde: meer dan tachtig. Ik ben net 21 geworden en heb daarvan anderhalf jaar in het buitenland gespeeld. Dat is redelijk veel op die leeftijd. Misschien is die perceptie er omdat ik nu eenmaal zeer jong was toen ik kwam kijken. Mensen denken dat ik veel ouder ben, omdat ze mijn naam al zo lang horen. Dacht ik toen dat het anders zou lopen, sneller zou gaan? Natuurlijk! Je gaat daarin mee. Was dat haalbaar? Neen, bedenk ik nu.”

Waarom niet?

“Pas het laatste anderhalf jaar voel ik mezelf ‘klaar’ om wedstrijden te spelen. En dan zie ik zelfs nog een groot verschil tussen vorig jaar en nu. Vorig seizoen speelde ik onder Harm van Veldhoven ook een tijdje mee, en als er dan midweekwedstrijden tussenzaten, kon ik die fysiek soms moeilijk bolwerken. Nu heb ik daar geen last meer van.”

Hadden ze jou dan niet beter wat meer op de flank gezet, om daar aan speelminuten te komen?

“Dat is ook een paar keer gebeurd, maar niet consequent. Ik heb nooit gezegd dat ik er niet wilde spelen, maar het is niet mijn beste positie. Ik denk dat het gemakkelijker is voor een jonge of nieuwe speler om in een ploeg te komen die draait. Als de ploeg niet draait, verwachten ze dat je het gaat rechttrekken. Dat is niet vanzelfsprekend. Als je punten moet halen, is het voor een trainer vaak een moeilijke keuze.”

Zat je deze zomer niet met veel twijfels?

“Die waren er niet alleen bij mij, ook bij de club. Ik had weinig gespeeld en dan kom je toch op een leeftijd dat je minuten wilt maken. Er is toen een gesprek geweest. De club heeft gezegd dat ze versterking zou aantrekken, maar ze wilden dat ik bleef. Versterking vond ik logisch, we hadden een moeilijk seizoen achter de rug. Ik heb gezegd: oké, ik blijf. Tijdens de voorbereiding heb ik dan gepraat met de nieuwe coach. Geen enkele trainer belooft dat je gaat starten, maar ik wilde weten of hij iets in me zag.”

De meeste trainers zeggen dan toch ja.

“Dat is ook zo. Dat moet je wat aanvoelen.”

Justitie

De kern is inmiddels verjongd. Maakt dat de sfeer anders?

“De ploeg is jong, maar de gesprekken in de kleedkamer zijn niet veranderd. Waarover babbelen normale venten? Auto’s, vrouwen, voetbal. Wat zeveren hé, elkaar de duvel aandoen.”

Neem je daarin het voortouw?

“Als er wat gebeurt, ben ik er altijd wel bij, ja. Ik denk dat de sfeer op KV goed is. Anders dan bij Beerschot. Daar was de sfeer ook goed, maar was er meer druk. Hier is het rustiger, meer stabiliteit. Ik kom elke dag met plezier naar hier.”

Zie je het al als werk?

“Als mijn pa zegt dat hij gaat werken, is dat toch nog anders. Ik zeg dat thuis dikwijls om te lachen: amai, nu moet ik weer gaan werken. Er zijn dagen dat het wat minder gaat, maar ik zou toch met niemand willen ruilen. Anderzijds: je moet wel dingen laten. Het is de leukste job van de wereld, maar als de vrienden wat gaan drinken, moet je toch dikwijls neen zeggen. Wat gaan eten kan wel, maar zeker geen café.”

Kijk je veel voetbal op tv om bij te leren?

“Champions League wel, maar ik ben niet voetbalgek zoals Mbark Boussoufa of Johan Boskamp. Die komen thuis en zetten voetbal aan, het maakt niet uit van welk land. Ik kijk ’s avonds vaak tv – zoals veel voetballers, omdat we niet zo vaak op café kunnen – maar er staat zeker niet altijd voetbal op. Op zondagavond kijk ik bijvoorbeeld nooit naar Stadion. Ik kijk en praat ook weleens graag over andere dingen. Al gaat het thuis vaak over voetbal, mijn papa doet dat nu eenmaal graag.”

Zeer kritisch wellicht?

(lacht) “Toch wel. Onlangs zag ik een reportage over Kevin Mirallas. Die zei op een bepaald moment: ‘Je weet zelf wel of het goed of slecht was. Als ik bij de jeugd slecht had gespeeld, was ik soms bang om in de auto te stappen. Ik wist wat er zou komen en dat het een hele lange rit zou worden.’ Dit is écht typerend, dacht ik, ik had dat ook. Dan stond ik onder de douche en dacht ik: ai, er gaat straks een hele preek volgen.”

Naar wat kijk je nog?

“Verhalen uit de rechtbank volg ik ook graag. Niet omdat ik rechten studeerde. Het fascineert me, mensen die voor assisen moeten komen, hun verhaal. Quizzen doe ik ook graag, wat algemene kennis, zoals bij De Slimste Mens.”

Zou je graag deelnemen?

(lacht) “Ik denk niet dat ik een goeie zou zijn. Thuis in de zetel kan ik het wel, maar ik denk dat ik daar veel stress zou hebben. Ze zeggen het allemaal, dat ze zenuwachtig zijn, en ik geloof hen.”

Zou je – stel dat je je rechtenstudie had afgemaakt – iets hebben gezien in een job als strafpleiter?

“Niet direct, neen. Ik had die richting gekozen omdat die heel breed was en je vrij veel thuis kon studeren. En in elk bedrijf is er wel een jurist. Om strafpleiter te worden moet je stage lopen en daar heb ik de tijd niet voor. Mijn vriendin werkt op het secretariaat van een advocatenkantoor, van haar hoor ik ook weleens verhalen.”

Waarom studeer je nu voor ingenieur?

“Dat was de richting die ik had gevolgd was ik geen voetballer geworden. Mijn grootvader heeft altijd in de bouw gezeten en had een eigen bedrijf. Mijn vader werkt als ingenieur en heeft daarnaast het bedrijf overgenomen. Ik zou kunnen meegaan, dingen leren, contacten overnemen. In de humaniora heb ik wiskunde-wetenschappen gestudeerd, het ligt me wel. Alleen is het geen makkelijke richting om te combineren.”

Zit er wiskunde in tactische patronen?

(enthousiast) “Ik ben wel erg geïnteresseerd in tactiek. Een match lezen doe ik graag. Overmorgen (vorige week donderdag, nvdr) ga ik met Sven Swinnen, onze fysiektrainer, naar een wedstrijd kijken. Hij geeft les aan de trainersschool en we gaan samen de match analyseren. Daar leer je wat van. Ik wil graag wat meer verantwoordelijkheid nemen. In een wedstrijd waarin het wat moeilijker gaat, moet je vaak tactisch iets aanpassen om opnieuw de controle te krijgen. Oké, tegen Real Madrid kun je overklast worden, maar in België zijn er geen ploegen die echt alle matchen de pannen van het dak spelen. Dan kun je het met andere woorden altijd tactisch oplossen. Dat wil ik leren. Als ik naar een voetbalwedstrijd kijk, is dat deels amusement, maar ik let ook wel op looplijnen. En daarbij kijk ik lang niet altijd naar spelers in mijn positie.”

Is er een trainer naar wie je speciaal opkijkt?

“Ik denk dat je dan wel automatisch terechtkomt bij Pep Guardiola en José Mourinho. Guardiola doet met Bayern exact hetzelfde als bij Barcelona. Heel andere spelers, maar exact dezelfde patronen! Dan moet je toch zeggen: knap.”

In Spanje zijn ze op dit moment wild van Carlo Ancelotti en wat hij met Real doet.

“De Spaanse competitie zit niet bij Telenet, ik zie er te weinig wedstrijden van. Maar de kwaliteit die ze bij Real hebben… Die mannen kunnen dat volgens mij wel op hun eentje klaren.”

Het wereldje

Is de voetbalwereld zoals je had verwacht?

“Omdat er heel veel geld in omgaat, is het naast een leuke wereld ook een zeer harde. Daar moet je je mentaal over kunnen zetten. Ze zijn hard in je gezicht, maar ook achter je rug. Je bent een product, dat moet je een plaats kunnen geven. Doorgaan en mentaal sterk staan. Ten eerste om dat aan te kunnen, en ten tweede om toch wel wat dingen te laten. Er waren er bij de jeugd zeker die qua talent beter waren dan ik, of even goed, maar die om een of andere reden niet in eerste klasse komen. Vijftien, zestien, het is moeilijk hoor, op die leeftijd. De vrienden zijn er, de feestjes beginnen, en wie zegt dan graag neen omdat hij ’s anderendaags of later op de week moet voetballen?”

Wie waren de toppers in jouw leeftijdscategorie?

Yannick Ferreira-Carrasco, die had toch wel iets geweldig goeds. Thorgan Hazard idem. Van HannesVan Der Bruggen zag je dat ook. Maar dat zijn aanvallers of middenvelders, van die jongens zie je dat rapper, omdat zij flitsen. Dino Arslanagic maakte toen op mij ook indruk. Van Dino viel dat minder op, omdat die als verdediger sober moest spelen. Intussen heeft hij toch ook al zeer veel matchen gespeeld in eerste klasse.”

Hoe hard zijn ze met jou geweest?

“Als voetballer word je ontgoocheld. Daarom vind ik het zo leuk voor Hannes dat hij er nu weer bovenop komt. Hij heeft een dreun gehad zoals ik er ook al kreeg. En véél spelers. Op die momenten denk je vaak dat ze oneerlijk zijn. Soms is dat ook zo. Maar je moet ook in de spiegel kijken.”

Harm van Veldhoven vond dat je harder moest zijn voor jezelf.

“Misschien was ik in die periode niet kritisch genoeg, dat kan. Thuis kreeg ik die blik zeker mee. Maar soms ga je eruit en dan je best blijven doen is niet makkelijk, omdat je misschien zelf vindt dat je match wél goed was, al viel het resultaat tegen. Je vindt dan dat er oneerlijke dingen gebeuren, maar soms zijn die gewoon beter voor de ploeg. Daar doorheen kijken is mentaal soms moeilijk.”

Want dan kijk je niet jaar de ploeg, wel naar jezelf.

“En heb je, logischerwijze, een moeilijk moment. Ik heb dat gehad onder Frankie Vercauteren. Seth De Witte is er in het begin van het seizoen ook uitgegaan. Wie op dat moment volhoudt, komt er wel, denk ik.”

Het voetbal is wel veranderd nu goeie Belgische spelers steeds sneller vertrekken. Vroeger kwamen ze kijken op 21, nu willen wij en de clubs van jullie al een constante op 21.

(knikt) “Terwijl jongeren goeie wedstrijden spelen en in andere verdrinken. In Nederland is dat al langer zo, al wordt daar op een totaal andere manier gevoetbald. Wij hébben veel jongere spelers bij de topploegen en daaronder. Dan krijg je dat effect. Eigenlijk moet je ons week per week bekijken.”

Was het dan niet verrassend dat je terugkeerde uit Nederland naar een knokkerscompetitie?

“Ik had bij Ajax een heel goed begin, beter dan iedereen verwachtte. Misschien was dat wel een euvel. Het was de bedoeling om er bij de beloften te komen, maar ik kwam bij de eerste ploeg en misschien kreeg mijn lichaam daarvan de weerbots. Eerst een enkelblessure, daarna de rug. Ik kwam wel terug, maar Ajax is behalve een club ook een bedrijf. Op het middenveld heb je nummer een, twee en drie. Als één geblesseerd is, schuiven twee en drie op en komt nummer vier erbij, enzovoort. Je kunt op een gegeven moment nummer drie zijn, maar als je vijf maanden geblesseerd bent, zijn vier, vijf, zes en zeven opgeschoven en schuif jij achteraan in. Toen ik weer fit was, dacht ik: voetballen met de beloften, ook al is het niveau goed: neen, ik wil opnieuw bij een eerste ploeg.”

Dat snap ik. Maar je had ook elders in Nederland kunnen spelen.

“Het belangrijkste was voor mij het beste gevoel en vertrouwen, niet de competitie. En dat was bij KV Mechelen, waar ik heel goeie gesprekken had met Fi Vanhoof en Harm van Veldhoven. Dan maak je een keuze. Daar heb ik geen spijt van. Net zoals ik van geen enkele keuze spijt heb.”

Wat heeft Amsterdam je geleerd? ‘Hij is er volwassen geworden’, zegt je pa.

“Ik was in Beerschot nog jong, een kind nog. Op alle gebied. Achteraf gezien was het daar allemaal te snel, hadden we het beter rustiger aan gedaan. Nederland is een land met een directe cultuur en Amsterdam is nog eens extra direct. Jan Vertonghen heeft me er goed opgevangen. Ik voelde me daar wel thuis, al kwam ik vaak terug, want zodra je de afstand gewoon bent, is het iets van niks. ’s Avonds kom je wel alleen thuis, maar problemen had ik daar niet mee. Televisie, de computer, je leert er mensen kennen, gaat al eens de stad in…”

Fietsend door Amsterdam…

“Niet fietsend! Ik fiets echt niet graag, na tien minuten heb ik een zeer gat!” (lacht)

Was opnieuw thuis gaan wonen gemakkelijk?

“We hebben het er wel even over gehad. Uiteraard waren mijn ouders tevreden, liever thuis dan ergens op een appartement. Had ik een andere ploeg gehad, het was toch dat geworden, maar nu, bij een club op vijf minuten rijden… Het was wel aanpassen, aan etenstijden en zo. Dat klinkt stom, maar als je gewoon bent je zin te doen… In Amsterdam varieerde dat toch meer.” (lacht)

DOOR PETER T’KINT – BEELDEN: KOEN BAUTERS

“Mensen denken dat ik veel ouder ben, omdat ze mijn naam al zo lang horen.”

“Het is de leukste job van de wereld, maar als de vrienden wat gaan drinken, moet je toch dikwijls neen zeggen.”

“Jongeren spelen goeie wedstrijden en verdrinken in andere. Eigenlijk moet je ons week per week bekijken.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content