Tien jaar nadat hij er werd afgetest, keert Tom De Sutter langs de grote poort terug naar Anderlecht. ‘Ik ben geen emotioneel type,’ zegt hij, ‘maar ik voel mij wel heel fier dat ik nu toch het shirt van de beste ploeg van het land mag dragen.’

T om De Sutter (23) beëindigde 2008 zoals hij het begon: met een doelpunt. Ertussen lagen behalve nog meer goals ook een derde plaats in de verkiezing van de Gouden Schoen, een monsteraanbod van AZ, gescheurde kniekruisbanden, een forfait voor de Olympische Spelen, zijn debuut bij de Rode Duivels en de bekendmaking van zijn overgang naar Anderlecht. Het was een jaar van hoge pieken en diepe dalen. De voorbije heenronde kreeg hij meer kritiek dan lof en werd hij zelfs eenmalig naar de invallersbank verwezen. “Als je opgehemeld wordt, moet je ook kunnen incasseren”, beseft hij. “In momenten dat de ploeg niet te best presteerde, werd er geschoten op diegenen die vorig seizoen de speerpunten waren. Ik vind dat niet abnormaal. Het is niet leuk, maar je leert ervan.

“Elke speler kent wel eens een mindere periode en zeker wie terugkeert na een kruisbandoperatie krijgt onvermijdelijk te maken met een dipje. Lieven Maesschalck ( internationaal vermaarde fysiotherapeut, nvdr) waarschuwde er mij meteen voor: het zou een jaar duren alvorens ik weer helemaal stabiel op topniveau zou zijn. Nooit eerder trainde ik zo hard als tijdens mijn revalidatie met hem. Waarschijnlijk ontkom je daarom ook niet aan een mentale weerslag.

“Een tijdje was ik het vertrouwen aan de bal wat kwijt. Mijn concentratie werd iets minder en daardoor kwam ik ook niet meer op het juiste moment voor de goal. En nadat mijn transfer naar Anderlecht was afgerond, naar de club waarvoor ik altijd al wilde spelen, ontstond er misschien onbewust ook een beetje een soort decompressie. Wellicht is het geen toeval dat ik weer ben beginnen te scoren nadat de trainer mij een keer naast de elf zette. Van mijn vader hoor ik het al mijn hele leven: af en toe een trap onder mijn kont doet mij goed ( glimlacht). Blijkbaar presteer ik beter onder druk.”

Op 13 februari zal het een jaar geleden zijn dat je geopereerd werd. Hoe gaat het nu met jouw rechterknie?

“Zeer goed. Ik ondervind er geen enkele last meer van, behalve dat hij soms nog eens stijf is na de match.”

Hoe luidt de les die de blessure jou kan leren? Minder forceren, beter doseren?

“Hoe dieper je kan gaan, hoe beter, denk ik, daar word je ook sterker van. Ik leerde wel dat het niet zoals vorig seizoen in de heenronde iedere training vollen bak moet zijn. We leefden toen op een wolk en als je jong bent, is het sowieso meer lopen, springen en vliegen. Dat is volgens mij een normaal leerproces van een jonge voetballer.

“Met mijn constitutie zal ik nooit een langeafstandsloper worden en misschien zal ik ook niet tot mijn 37ste voetballen zoals Nico Van Kerckhoven, maar ik denk dat ik nu al veel beter weet wanneer ik het iets rustiger aan moet doen of net iets dieper moet gaan op training.”

In een vorig interview met Sport/Voetbalmagazine vertelde je dat je altijd iemand geweest bent die zijn concentratie niet lang kon vasthouden. Waar sta je ondertussen in dat proces?

“Met ouder te worden, verbetert de focus automatisch, denk ik. Het is ook belangrijk dat je mentaal uitgerust bent. Kijk naar Standard: de ene dag winnen ze van Sevilla, de andere verliezen ze van Zulte Waregem.

“Vroeger was voetbal voor mij louter een spelletje, nu is het tegelijk big business geworden. Het besef dat er zoveel van afhangt, bevordert de concentratie. Sinds mijn zware blessure doe ik alles met nog meer aandacht, omdat ik niet alles wil weggooien wat ik opbouwde en omdat ik er mij bewust van ben geworden dat het heel belangrijk is om nog betere prestaties te leveren. Ik wil er alles uit halen.

“Voor de match ga ik altijd even op mijn gemak alleen in de douche zitten. Dan adem ik diep in en uit en pep ik mezelf op met positieve affirmaties. Rituelen helpen je om dieper in jouw concentratie te geraken, focussen op vaste patronen helpt om in jouw flow te blijven als anderen je er proberen uit te halen. Ik las daar al enkele boeken over, onder meer ‘De bedrijfsatleet’ van Koen Gonnissen & Alain Goudsmet.”

Wat leerde je van de sportpsycholoog die je bezocht?

“Sowieso dat je altijd doelen moet stellen en dat als je focust op de trainingen en de oefeningen die je moet doen, het er ook in de match zal uitkomen. Het was een verkennend gesprek dat drieënhalf uur duurde. Ik wou vooral eens horen waar ik het best de nadruk op leg.

“Je mag niet vergeten dat ik nog maar tweeënhalf jaar aan het topsporten ben. Steven Defour en Axel Witsel bijvoorbeeld zijn jonger dan ik, maar zitten al langer op het topsportniveau. Een deel van hun evolutie moet ik nog maken, maar daar groei je automatisch in.”

Van bij jouw komst naar Cercle Brugge kon je in de fitnessruimte rivaliseren met Sergiy Serebrennikov. Waar komt jouw grote fysieke kracht vandaan?

“Van mijn vader, denk ik. Bovendien, hij heeft een marmerbedrijf en ik ging vroeger wel eens mee; ik kan u verzekeren dat ik dikwijls afzag.”

Spits

Nu ben je dé spits, maar drie jaar geleden zei je tegen Gaby Demanet, toenmalige trainer van derdeklasser Torhout 2002 KM: ‘Ik ben geen spits.’ Je dacht toen dat je dat niet kon, je speelde liever àchter de bal, vertelde hij onlangs in Sport/Voetbalmagazine.

“Bij de jeugd en de beloften van Club Brugge speelde ik vaak achter de spitsen en dat ging toen echt goed. Het is ondertussen zo goed als uit mijn spel verdwenen, maar een zeldzame keer kan je het nog merken aan mijn manier van spelen: dan wil ik uitdraaien en de bal diep sturen. Vorig seizoen voetbalde ik ook bij Cercle Brugge nog een paar keer als offensieve middenvelder, omdat er voorin meer snelheid nodig was, maar uiteindelijk ben ik er mij toch bewust van geworden dat mijn kwaliteit in de spits ligt en niet op het middenveld.”

In juni van vorig jaar zei je in Sport/Voetbalmagazine: ‘Ik ben Anderlechtsupporter in hart en nieren en stond er ooit nog in de spionkop, maar volgens mij is dat nu niet de ideale stap. Momenteel staat daar iemand die twee keer een heel groot aandeel had in de landstitel en door de supporters op handen wordt gedragen.’ Toen je in oktober voor Anderlecht tekende, was Nicolás Frutos geblesseerd en leek zijn toekomst in het Constant Vanden Stockstadion gehypothekeerd, maar ondertussen is hij weer beginnen te scoren als vanouds.

“Dat is positief voor Anderlecht.”

Niet voor jou?

“Ach, als Anderlecht mij is komen halen, is het omdat het iets in mij ziet. Als ik toon dat ik op niveau ben en mij blijf bewijzen, zal de trainer niet naast mij kunnen kijken.”

Wat heb je rond je nodig om te renderen?

“Ik mis nog het trainersverstand om die vraag precies te kunnen beantwoorden. In elk geval: om te renderen moet je spelen. En elke speler heeft tien andere spelers rond zich nodig die voor elkaar werken en door het vuur willen gaan. Ik verwacht gewoon dat er iets minder ruimte zal zijn, omdat de tegenstanders tegen Anderlecht nog meer naar achteren kruipen, maar daar moet je leren mee leven. Trouwens, alle trainers beloofden dat ze aanvallend voetbal zullen spelen ( lacht).”

Is het een voordeel dat Anderlecht min of meer in dezelfde veldbezetting voetbalt als Cercle Brugge?

“Dat kan een voordeel zijn, al vind ik dat alle systemen op elkaar lijken.”

Cercle Bruggetrainer Glen De Boeck vindt dat je beter pas in de zomer naar Anderlecht was vertrokken, omdat je na jouw zware knieblessure fysiek en mentaal nog moet groeien. Heeft hij ongelijk?

“Ik voel er mij klaar voor en ik voel dat Anderlecht echt in mij gelooft, waarom zou ik dan nu nog niet gaan? Uiteindelijk tekende ik er een contract van vierenhalf jaar.”

Hoe snel verwacht je het niveau van de topclub Anderlecht te kunnen oppikken?

“Dat gaat vrij snel, denk ik. Ik trainde al geregeld met de nationale ploeg en uiteindelijk is dat ook maar gewoon even aanpassen. Neen, daar maak ik mij echt geen zorgen over ( glimlacht). Ik wil er zo snel mogelijk bij zijn.”

Wat verwacht je van jouw integratie? Vrees je de ‘vestiaire’ niet?

“Ik ben nooit een moeilijke jongen geweest, ik pas me gemakkelijk aan. Ook mijn integratie bij de nationale ploeg verliep vlot. Vergeet niet: iemand als Frederik Boi bijvoorbeeld speelt al zijn hele leven voor Cercle Brugge, maar Anderlecht is voor mij al mijn zesde club. Ik denk niet dat ik ooit al met iemand botste. Ik ben ook in de jeugdbeweging geweest, ik leef al mijn hele leven in groep. Dan word je geconfronteerd met verschillende karakters en daar moet je mee leren omgaan. Ik stoor mij aan heel weinig mensen, eigenlijk alleen maar aan journalisten af en toe ( grijnst).”

Sporting

Toen je veertien jaar was, werd je afgetest op Anderlecht. Hoe reageerde je daarop?

“Ik liep toen toch wel een week rond met een gevoel van: spijtig dat het niet kan. Het is gewoon heel moeilijk om als jeugdspeler van Standaard Wetteren meteen mee te gaan in dat technisch hoogstaand spel van de Anderlechtjeugd. Maar het is wel leuk dat ik nu toch naar Anderlecht mag gaan ( glimlacht). Ik ben geen emotioneel type, maar ik voel me wel heel fier dat ik nu in het shirt van de beste ploeg van het land kan voetballen.”

Je werd toen zelfs afgetest bij Eendracht Aalst.

“Ja, maar gelukkig zetten ze er ondertussen een ander been aan ( grijnst).

“Ach, ik zat die tijd in de Oost-Vlaamse scholierenselectie en daar merkten Aalst, Anderlecht en een jaar later ook Club Brugge mij op, maar je mag niet vergeten: op dat moment had ik nog niet veel opleiding genoten. Tot mijn twaalfde speelde ik bij vierdeprovincialer Balegem.”

Je zei ooit in Sport/Voetbalmagazine dat je meer houdt van het voetbal dat Anderlecht speelt dan dat van Club Brugge.

“Ik kijk als voetballiefhebber liever naar acties van spelers als Legear en Boussoufa dan naar altijd kick-and-rush, diepteballen, koppen en oorlog maken.”

Wat zal je missen van Cercle Brugge?

“Alles een beetje. Ik onderhoud er met iedereen een goede band en de sfeer die er hangt is super. Het was een hele leuke periode, maar vooral: ik kreeg er mijn kans in de eerste klasse. Ik moet mijn ploegmaats heel erg bedanken, want zonder hun goede prestaties was die transfer naar Anderlecht onmogelijk geweest.”

Wat ze zich bij Cercle Brugge zeker ook nog lang van jou zullen herinneren, is de hilarische ‘motivatiespeech’ die je vorig seizoen net voor de wedstrijd in Dender op vraag van trainer Glen De Boeck hield.

“Wie vertelde jou dat?! ( schiet in een lach) De trainer is dat gewoon, maar als je dat plots als speler moet doen, is dat heel moeilijk. Ik ben ook niet echt een persoon die voor een groep kan praten. Het trok eigenlijk op niets, daarom was het zo grappig.”

Hoe goed verdraag je dat er met jou grapjes worden uitgehaald?

“Als ze mij pakken, pak ik ze meteen terug, dan ben ik het ook meteen vergeten ( lacht).”

Je blijft in Brugge wonen, omdat jouw vriendin er les geeft, maar huurt ook een appartement in Brussel. Kan je een beetje jouw plan trekken alleen?

“Jaja, toch wel. Het interesseert mij bijvoorbeeld om in de keuken te staan. Ik liet wel al eens mijn rode kool aanbranden, maar elke beginnende kok heeft dat wel eens voor, zeker? Van Brugge sta ik met de wagen normaal in drie kwartier in Anderlecht, maar als er file is, doe ik er misschien anderhalf uur over en daar word je niet los van natuurlijk. Dan ben je mentaal en fysiek niet fris om aan een training te beginnen. Daarom zal ik twee à drie keer per week in Brussel slapen.”

Glen De Boeck kent Anderlecht zeer goed, hij voetbalde er tien jaar en was er daarna ook nog twee seizoenen assistent-trainer van Frankie Vercauteren. Welke raad gaf hij je voor jouw vertrek mee?

“Geen ( lacht). We zouden eens praten, had hij gezegd, maar het is er nog niet van gekomen.”

Wat een merkwaardige carrière, nietwaar? Drie jaar geleden speelde je in de derde klasse bij manier van spreken nog voor een pint en een pistolet en nu tekende je een riant contract van vierenhalf jaar bij de grootste club van het land.

“Ja, als voetballer is het leuk als je ook jouw loon ziet groeien, maar het is niet het belangrijkste. Goede prestaties geven de grootste voldoening.”

Heb je niet het gevoel dat je veel tijd verloor?

“Neen. Uit elke ervaring valt te leren. Toen ik bij de beloften van Club Brugge geen contract meer kreeg, putte ik bij Torhout in derde de ambitie en de kracht om weer hoger te spelen. En dankzij mijn zware knieblessure leerde ik mijn lichaam beter kennen. Dat is positief voor de toekomst. Ik werk sindsdien ook meer aan de versteviging van mijn boven- en onderbenen voor de stabilisatie van mijn knieën en enkels. Op zulke momenten besef je ook nog beter hoe graag je voetbalt. Tijdens de winterstop hunker je na tien dagen al naar de bal, kan je je voorstellen wat dat tijdens een revalidatie van vierenhalve maand is?” S

door christian vandenabeele – beeld: danny gys (reporters)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content