In het type-elftal van KV Mechelen geven twee Ghanezen kleur aan de linkerflank: Nana Asare en Abdul-Yakuni Iddi. Beiden komen uit de Afrikaanse voetbalschool van Feyenoord en praten het liefst met hun voeten. ‘Maar als we met PlayStation spelen, worden we wild.’

Zij aan zij sloffen linksback Nana Asare (22) en linkermiddenvelder Abdul-Yakuni Iddi (22) naar de kleedkamer terwijl ze van gedachten wisselen over de net afgelopen training. Ingetogen nemen ze plaats in de stoeltjes van het spelershome voor een dubbelgesprek. Iddi neemt nauwelijks hoorbaar als eerste het woord, op een serieuze toon. Hij legt uit dat zijn roots in Salaga liggen, een plaats in het centrum van Ghana. Die ligt een stuk noordelijker dan Kumasi, de stad waar zijn maatje naast hem vandaan komt. “Wie met de wagen van mijn thuis naar het zijne rijdt, is vierentwintig uur onderweg”, pikt Asare speels in terwijl hij een lach probeert te onderdrukken. “Niet waar, hoor”, zegt Iddi. “Hij liegt. Zes uur duurt zo ’n trip.” Asare schatert. Iddi smaalt en ondergaat het geplaag van Nana gewillig.

Van horen zeggen

In 2000 ontmoetten de twee elkaar voor het eerst. Dat gebeurde in Fetteh, een dorp dat helemaal in het zuiden van hun thuisland ligt, aan de kustlijn, op 60 kilometer van de hoofdstad Accra. Daar heeft Feyenoord een voetbalschool.

Asare: “Ik zat daar al een jaar toen Iddi er terechtkwam.”

Iddi: “Ginder trokken we niet enkel met elkaar op. Ghana is groot. Er zijn veel verschillende, plaatselijke talen. Je zoekt vooral de jongens uit je eigen streek op, met wie je in jouw taal kan praten. In totaal zaten er in onze tijd iets meer dan zestig voetballertjes op de academie.”

Asare: “De meesten belandden er zoals wij, via vriendschappelijke toernooien die over het hele land werden georganiseerd.”

Iddi: “Daar pikten ze de besten uit. Het was niet makkelijk om je daarbij te scharen. Vaak deden aan zo ’n toernooi wel achttien ploegen mee terwijl er uiteindelijk maar twintig jongetjes geselecteerd werden. Ik was zó blij.”

Asare: “Het was een beetje alsof je getransfereerd wordt naar een beter team. Je weet dat je meer kansen zult krijgen als je daarheen mag. Er waren op dat moment nog academies in Ghana, maar die van Feyenoord was nieuw.”

Iddi: “Ik wist dat Feyenoord een club uit Nederland is, maar echt goed op de hoogte was ik niet. In Ghana wordt het voetbal van hier niet zo goed gevolgd.”

Asare: “Maar het was de enige academie waarover het hele land praatte.”

Iddi: “Bovendien werkte er een bekende Ghanese trainer ( Samuel Arday, die als coach van de nationale ploeg van Ghana brons haalde op de Olympische Spelen van 1992 en die drie jaar later met Ghana het WK voor min-17-jarigen won, nvdr). Het kon daar dus bijna niet anders dan goed zijn. Het was wel een eind weg van huis. Tien uur rijden met de auto.”

Asare: “Vijf uur voor mij.”

Iddi: “Ik was pas dertien of veertien toen ik naar daar ging. Toch schreeuw je op zo’n moment niet om je moeder. Je bent net heel gelukkig, omdat je uitverkoren bent. Ook je ouders zijn blij, want zij moeten niet langer je schoolgeld betalen.”

Asare: “We gingen vanaf toen elk jaar amper twee keer naar huis, maar daar wen je aan.”

Erehaag en luid applaus

In de voetbalschool worden trainingen gecombineerd met onderwijs.

Iddi: “De academie bleek een heus complex met mooie trainingsfaciliteiten.”

Asare: “Vier voetbalvelden.”

Iddi: “De school lag ernaast. We volgden een vrij strak schema. Elke dag moesten we om halfzes uit de veren.”

Asare: “Echt pijnlijk ( lacht).”

Iddi: “Ook omdat we ’s avonds meestal lang lagen te babbelen in bed. We sliepen met vier op een kamer. De lichten moesten telkens om negen uur uit, maar we vielen pas enkele uren later echt in slaap. ’s Ochtends kregen we direct onze eerste training voorgeschoteld. Het ging er stevig aan toe, harder dan hier. Veel loopwerk, vaak op het strand, zonder bal.

“Na die training wasten we ons en namen we ontbijt. Vervolgens, rond halftien, moesten we naar de klas. Na de les volgde de lunch en in de vroege namiddag was er telkens een uur of twee rust. Nadien werkten we weer een training van twee uur af, waarna we ons opnieuw verfristen om uiteindelijk aan te schuiven voor het avondeten.

“De academie ligt wat afgelegen, in de bossen. De bedoeling is om gefocust te blijven op het voetbal. Soms werd wel eens geprobeerd om even te ontsnappen ( smaalt geheimzinnig). Ik deed dat één keer … om een vriend te zien ( schieten beiden in een luide lach).”

Asare: “Ja, dat was een goede vriend ( schatert)! Ze stonden altijd wel klaar om je bij de kraag te grijpen als je zoiets uithaalde.”

Iddi: “Juist. Mij betrapten ze toen ik terugkeerde.”

Asare: “We wachtten hem toen op met een erehaag en een luid applaus ( lacht). Een straf kreeg je niet voor zoiets. De enige sanctie was dat er dan misschien nog een tikje steviger getraind werd. Maar we deden nooit te gek. We wisten hoe belangrijk het was om ons daar goed te gedragen en wilden echt wel bij het kruim blijven horen. Je beseft dat het daar moet gebeuren.”

Stappen als de Lion King

Asare kon als eerste van de twee de overstap maken naar Europa. Hij kwam niet bij Feyenoord terecht, maar op de Bosuil. Secretaris Paul Bistiaux van Antwerp herinnert zich vooral nog dat Nana, toen 18, een enorm verlegen indruk maakte. “Geen woord kwam eruit”, zegt hij. “Hij glimlachte alleen maar wat.”

Toen Asare een jaar later bij KV Mechelen terechtkwam, ondervond ook Rita Verlinden dat, de vrouw van clubdokter Marc Beurghs. Zij ontfermde zich over de schuchtere Ghanees. “Nana is een heel fiere Afrikaan”, vertelt ze. “Een heel zelfbewuste jongen. Als hij stapt, lijkt hij net de Lion King. Maar hij is zo timide als hij praat.”

Een jaar nadien kon ook Iddi naar Mechelen. Wat vroeger dan voorzien landde die met weinig meer dan een plastic zakje en een bidtapijt op Schiphol. Daar liep hij hopeloos verloren tot sportief directeur Fi Vanhoof hem vond. “Ik ben zelfs ondergoed voor hem moeten gaan kopen”, vertelt doktersvrouw Rita, die zich ook zijn lot aantrok. “Iddi is nóg stiller”, lacht ze.

Iddi: “We praten inderdaad niet zo veel met anderen.”

Asare: “Het is een van de vele dingen die we gemeen hebben.”

Iddi: “Ik was ook als kind al heel stil. Mijn twee broers en twee zussen zijn een pak luidruchtiger. Ik lijk op mijn pa. Vroeger bleef ik ook liefst in huis. Mijn moeder moest me soms bijna dwingen om buiten eens te gaan spelen met andere kinderen. Enkel voor het voetbal kreeg je me gemakkelijk de deur uit. De bal en de school, daar draaide mijn leven om.

“In de klas was ik een vrij goede student, tot in de academie. Daar slorpte het voetbal zo veel energie op dat ik vaak versuft achter mijn bankje zat. Soms spijbelde ik. Ik zei dan dat ik ziek was. De liefde voor het voetbal was te groot.”

Asare: “Op de academie was je eigenlijk al moe wanneer je de klas nog maar binnenkwam. Wat de leraar zei, dat ging er langs het ene oor in en langs het andere weer uit.”

Iddi: “( smaalt) Nana sloop altijd stiekem naar de bibliotheek. Als je hem niet vond, moest je daar gaan zoeken.”

Asare: “Ik las er boeken over geschiedenis en wetenschap. Ik kon er niet goed tegen als ik dingen moest leren in een lawaaierige omgeving. Soms nam ik er in mijn eentje de dingen door die de anderen in de klas aan het leren waren. ( lacht) Ik moet wel bekennen dat ik vaak al lezend in slaap sukkelde. Op de academie was ik in feite geen stille jongen. Vaak haalde ik er fratsen uit.”

Iddi: “Nana lijkt soms verlegen, maar is dat in feite niet. Hij grapt constant, bijvoorbeeld over voorbijgangers als we in de stad wandelen.”

Asare: “Ook thuis maakte ik wel wat kabaal, zeker als mijn broer en vader weg waren. Dan was ik de mán in huis en wou ik de baas spelen ( lacht). Ik probeer anderen vaak te doen lachen, maar enkel mensen die ik heel goed ken. Hier doe ik dat dus vooral met hem. Bij andere ploegmaats ben ik voorzichtiger, ze zouden mijn grapjes misschien niet helemaal begrijpen.”

Iddi: “Onder ons tweeën ratelen we de hele tijd.”

Asare: “Zeker als we met PlayStation spelen, worden we wild ( lacht).”

Iddi: “Dan begin ik zelfs te roepen als het misloopt. Nana is het type dat op zo’n moment eerder met dingen begint te gooien ( smaalt).”

Schoppen om te stoppen

Zowel op als naast het veld vind je de twee Ghanezen voortdurend in elkaars buurt.

Iddi: “Ik heb liefst dat hij op training in mijn team zit ingedeeld. Ik vind hem heel sterk op zijn positie en haat het als ik tegen hem moet spelen. Ik kom er moeilijk voorbij.”

Asare: “Dat is andersom net zo. Ik moet hem altijd een schop verkopen om hem te stoppen. Hij is op zijn sterkst in een vrije rol, vind ik.

“Na de namiddagtraining blijf ik doorgaans tot rond acht uur bij hem. Hij woont op vijftien passen van het stadion, ik op vijftien minuutjes rijden.”

Iddi: “In feite ben ik een paar maanden ouder dan hij, maar hier is hij toch een beetje mijn grote broer. Hij kon me de weg wijzen.”

Asare: “We hebben vooral elkaar. Ik woon wel samen met mijn vriendin en haar ouders, maar ik moet er ook voor Iddi zijn. Mijn dochtertje woont bij haar moeder.”

Nana geeft in het algemeen de indruk dat hij zich hier het meest in zijn sas voelt van de twee. Intussen pent Iddi, die van schrijven houdt, regelmatig zijn bevindingen over zijn leven hier neer. Misschien komt er wel een boek van, suggereert hij. Maar daar doet hij heel mysterieus over.

Iddi: “Niemand mag het lezen vooraleer het klaar is. Het enige wat je nu al mag weten is dat bij de vreemde puntjes staat dat het hier altijd zo stilletjes is. Zo weinig leven op straat.”

Asare: “( met een uitgestreken gezicht) Soms herkennen de mensen op straat mij niet, dát vind ik raar ( schatert).”

Iddi: “En het klimaat is uiteraard een minpunt. Ik mis Ghana wel.”

Asare: “Ik zit hier al wat langer. Hij heeft daar allemaal meer last van dan ik.”

Iddi: “Maar als je nu denkt dat hij mij troost als ik klaag over het slechte weer … Weet je wat hij dan zegt? Ga een jas kopen!” S

door kristof de ryck en jan hauspie – beelden: danny gys (reporters)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content