Voor het voetbal in Oost-Vlaanderen is een confrontatie met het verleden niet overal even flatterend. Maar de ambitie blijft en in Gent klopt het hart van de provincie nog altijd. Steeds harder zelfs.

Normaal zou Marc Hoste nu – het is vrijdag en vijf uur – snel nog een boterham eten. De beloften zouden al langs geweest zijn om hesp voor tussen de sandwiches en tegen zevenen zou hij op de club naar hun wedstrijd gaan kijken.

Maar Marc Hoste, groothandelaar in gekookte hesp, zit in de sofa en buiten trekt de Leie langzaam voorbij. Vijf overbruggingen sinds oktober hebben hem ertoe genoopt na twintig jaar het voorzitterschap van KMSK Deinze te laten voor wat het is. “Ik kan nog altijd niet teruggaan naar de club. Dat kan ik niet over mijn hart krijgen.”

Met zestien jaar is Deinze de langst dienende Oost-Vlaamse club in de tweede klasse, met al zestien jaar een Oost-Vlaamse sponsor: VDK, tevens de huisbankier van AA Gent. Maar een samenwerking met AA Gent heeft het niet bespoedigd. “We hebben dat geprobeerd,” zegt Hoste, “maar het lukte niet met gesloten beurzen. Ik denk dat wij anders misschien twintig of dertig spelers gekregen hadden en zij misschien één ( lacht). We hadden er eens één en die wou dan nog niet gaan, naar Gent. Tony Sergeant. Hij koos voor Antwerp ( grijnst).”

Deinze zal het moeilijk krijgen om dit seizoen in de tweede klasse te blijven en al werd het vroeger ook een paar keer ternauwernood gered door licentieproblemen bij andere clubs, zestien jaar blijft een mooie verdienste.

“Ik bekeek het voetbal zoals een zaak, mijn tweede zaak”, antwoordt Hoste op de vraag naar het geheim achter dat record. “Ik ben 64, maar ik vecht nog altijd voor mijn bedrijf. En in het voetbal was het ook zo: ervoor vechten, met mijn vrouw. Ik ben tot mijn veertiende naar school geweest en ik heb het altijd moeten hebben van werken en boerenverstand.”

En financiële injecties.

“Ik had een raad van bestuur van vijf, zes man en halverwege en op het eind van het seizoen keken we hoever we stonden en wij reden dat gaatje dicht.

“Met Gilbert De Groote, de grote architect van SK Deinze, hebben we de club naar de tweede klasse gebracht. Eén keer hebben we de kans gemist om naar de eerste klasse te gaan. Eendracht Aalst was bij omkoping betrokken: zij bleven in eerste of wij gíngen naar eerste. De tv zat bij ons om te filmen, maar Aalst is in eerste gebleven.”

Normaal zou Marc Hoste morgen naar SK Beveren rijden om de eerste ploeg van KMSK Deinze te zien spelen. Maar dat doet hij dus niet.

Wij wel.

Waasland blues (1)

Als je er met je neus bijna tegen plakt en je je wenkbrauwen fronst, herken je ze: Paul Van Himst en Martin Lippens. De eerste legt de bal terug naar de tweede tot wanhoop van een met de rug naar de lens gekeerde tegenstander.

De kleine foto in zwart en wit is volgens het bijschrift gemaakt op 14 oktober 1962 tijdens België-Holland. De ouderwets volgestouwde tribune moet volgens de plaatselijke perschef die van de Bosuil zijn. Maar waarom het beeld in de persruimte van SK Beveren hangt, blijft een raadsel.

Een erg intrigerend raadsel, omdat behalve een reusachtige foto van de huidige ploeg geen enkel beeld of trofee herinnert aan het nochtans glorieuze verleden van de club. SK Beveren is de laatste landskampioen (1984) uit Oost-Vlaanderen en won naast twee keer de titel ook twee keer de beker.

SK Beveren stelde ooit – om maar iets te noemen – spelers op als Jean-Marie Pfaff, Wilfried Van Moer en Yaya Touréen het won op 21 maart 1979 met 1-0 tegen Inter Milaan de heenwedstrijd in de kwartfinale van de beker voor bekerwinnaars, dankzij een doelpunt van Bob Stevens. Vanavond voetbalt SK Beveren, met slechts één Afrikaan in de basis, tegen KMSK Deinze.

“Ons imago is aan het verbeteren”, zegt voorzitter Dirk Verelst. “Wij hebben een goede jeugdwerking en men spreekt niet meer over FC Ivoorkust. Hoewel ik mij doodergerde aan Bjorn Vleminckx‘ uitspraak in Studio 1 dat ze in Beveren destijds geen aandacht hadden voor hem omdat die allemaal naar de Ivorianen ging. Dat ís ook zo, ze zijn dom geweest om hem te laten gaan. Maar dan moest hij er ook bij vertellen, vind ik, dat dat nu allemaal achter de rug ligt. Hij heeft hier onlangs in de jeugdkantine met zijn familie een pintje staan drinken, dus hij weet het goed genoeg. Maar ondertussen werd het ons in Studio 1 maar weer eens verweten.”

Van het tijdperk- Guillou blijft alleen nog een rechtszaak over. “Voor veel seatholders en sponsors is dat de reden waarom ze afhaken. Ze denken dat het geld dat ze investeren, zal wegvloeien omdat die zaak nog bezig is. Ze staat op de rol voor het najaar, maar wat er ook gebeurt, met Guillou kun je volgens mij tot redelijke zakelijke overeenkomsten komen. Want als wij hem nog geld zouden moeten betalen en de club gaat kapot, ziet hij het óók niet.”

Tegenover de perszitjes en keurige containers waarin tijdelijk de bureaus zijn ondergebracht, verrijst langzaam een nieuwe tribune. De afwijking die door Binnenlandse Zaken jarenlang werd gedoogd, bleek niet langer te handhaven.

“We mochten eerst nog op de tribune, maar alleen als we niet rookten”, grijnst Verelst. “Je moest op den duur een extra brandweerwagen klaarzetten en elk halfuur moest de brandweer in de bureaus patrouilleren tijdens de wedstrijd.”

Enige gelijkenis met de tribunes van Roda JC is geen toeval: de bouwheer, die eerder naast het stadion van AA Gent greep maar ook bij Lierse en Lokeren op werken hoopt, is dezelfde. “We rekenen erop dat de nieuwsgierigheid van de mensen naar de tribune en de commerciële ruimte groter is dan de economische crisis”, zegt Verelst, die zich onder andere laat adviseren door Bob Stevens, licentiaat handelswetenschappen en aanwezig bij elke vergadering van de sportieve cel.

Dirk Verelst leidt een ingenieursbureau in industriële automatisering en werd voorzitter toen hij na de degradatie als enige geldschieter overbleef. “Ik dacht: ik ga het toch maar doen en er verder geld in steken, dan zullen anderen daar wel in meegaan.”

Maar het werd zijn grootste ontgoocheling tot hier toe. Op een paar enkelingen na, zegt hij, stapte niemand aan boord. “Je moest eens weten hoeveel schoonmoeders er in sommige bedrijven al overleden zijn … Je nodigt mensen uit voor een wedstrijd, maar ze kunnen dan niet en als je het nakijkt, blijkt hun schoonmoeder al voor de derde keer overleden ( lachje).”

De club zelf leeft wel nog. “Beveren is niet dood, maar stabiel is wel een juister woord dan gezond. We zijn gezond aan het wórden.” Iedereen kijkt naar de voorzitter om bij te passen. Want van een grote Waaslandse fusie als reddingsboei is geen sprake meer.

Waasland blues (2)

Getergd door de financiële besognes zat Dirk Verelst op een zaterdagochtend in het stadhuis van Sint-Niklaas met fusieplannen tegenover Freddy Willockx, burgemeester van de stad.

“Ik zie hem hier nog zitten”, zegt Willockx. “In de periode van 2007 tot 2008 zijn we vrij dicht bij een fusie geweest. Er was een piste om een kleinschalig nieuw stadion te bouwen ter hoogte van het recreatieoord de Ster, langs de N70. In een eerste optie was dat met Beveren erbij: Beveren, Red Star Waasland en Nieuwkerken. Maar de burgemeester van Beveren, die ik uit fair play had verwittigd, panikeerde, wat ik kan begrijpen, want Beveren is een voetbalstad. Dus Beveren viel af.”

Wel kwam Sint-Niklaas zo in contact met hun Nederlandse bouwpromotor. “Die ging voor ons een kleinschalig stadion bouwen plus een evenementenhal. Dat concept bleef overeind zonder Beveren, met als voorstel om Van Lijsebetten ( voorzitter van Nieuwkerken, nvdr) voorzitter te maken.”

Maar de onderhandelingen sprongen alsnog af, de kans is gemist. “Definitief, want wij hebben ondertussen achter het station een evenmentenhal gebouwd. Dus de combinatie met voetbal is weg. We staan nu nergens, stel ik vast. De fusiegedachte koester ik meer met mijn jas van supporter dan met mijn jas van burgemeester. Want wij hebben 1800 jeugdspelers bij de Sint-Niklase ploegen. Maatschappelijk is dát de betekenis, dus we klagen niet. Maar over de houdbaarheid van topvoetbal maak ik me grote zorgen.”

Volgens de laatste berichten probeert Van Lijsebetten ondertussen in het bestuur van Beveren te raken en Nieuwkerken als satellietploeg te gebruiken.

VW Hamme, die andere tweedeklasser uit het Waasland, heeft zich bewust nooit in het debat gemengd. “Hamme heeft gekozen om zichzelf te blijven”, zegt Daniël De Paepe, algemeen manager van de club. “Wij zijn een familieclub met mensen die ons al jaren trouw zijn. Bovendien zijn wij gezond en dat willen we zo houden. Dus wij blijven zeggen: je hebt geen grote clubs zonder kleine en het mooie van voetbal is dat de kleine van de grote kan winnen. Daarom komt er trouwens volk kijken.”

‘De kern is te groot’

In het naburige Lokeren interesseert het ze allemaal nauwelijks. Zij vinden zich Durmejongens, geen Waaslanders. Trouwens, ze overleven toch door om de paar jaar een revelatie te verkopen, niet? Jan Koller was er zo een.

“Na de transfer van Koller is er in Lokeren veel veranderd”, zegt Fiel Laureys, voormalig speler, trainer, jeugdtrainer, scout en nog altijd het geweten van Lokeren.

Monoloog van een Lokerenman.

Fiel Laureys: “Er zijn na de transfer van Koller andere mensen in de club gekomen, er wordt anders bestuurd, men werkt met directeurs. Alles draait rond wat ik het presidium noem: Lambrecht en zijn aanhang. ( lachje) Maar ik vind dat niet de goede oplossing. Want wat is Gent tegengekomen na De Meester?

“Ze hebben ontdekt dat er met transfers ook geld te verdienen valt, maar men staart zich daar blind op. De toptransfers zijn maar een klein deel van de transfers. Men gaat de kaart van de jeugd moeten trekken en WillyReynders zal dat heel goed aanpakken. Clubs als Lokeren moeten voorzichtig zijn: je mag alleen spelers uit den vreemde halen die je ploeg verbeteren. De hoop spelers die niet meekunnen is nu te groot. Je moet niet denken dat het in een zak rijst allemaal goeie korrels zijn.

“Bovendien verkoopt Lokeren niet duur: Koller is voor iets meer dan 100 miljoen frank naar Anderlecht gegaan, maar Anderlecht verkocht hem voor 450 miljoen aan Dortmund. Je moet eens vergelijken wat wij voor João Carlos gekregen hebben en wat Anderlecht voor Biglia vraagt.

“Ik was betrokken bij de transfer van Koller naar Lokeren. Ik bleef veertien dagen in Tsjechië en ik sliep bij Jozef Vasinovski thuis op de bank in een goedkoop staatsappartement. Ik was daar voor Svoboda, die daarna naar Westerlo gegaan is. Met Jozefs Fordje zijn we naar Teplice gereden. Svoboda mocht niet weg, maar Vonasek en Budka, einde contract, wel.

“Koller kon Lokeren voor een prijsje bij die andere spelers krijgen. Vonasek drong er geweldig op aan. Koller kwam uit een dorp … jongen, jongen … armoe troef. Het enige wat ze daar hadden, was pils, veel pils.

“Ik vind dat we Tsjechië te vroeg laten vallen hebben, want een goeie Tsjech is technisch sterk. Na Koller is Lokeren beginnen te investeren in Afrika. Er is een moment geweest dat ze een ploeg hadden in Guinee, Abidjan, nu in Burkina Faso. Maar we zitten als club niet meer alléén in Afrika. Er zijn er nog die daar scholen hebben. Westerlo, Feyenoord … Maurice Cooreman zat er ook, maar die is daar nu weg, hoor ik. Vroeger zag je die soms nog eens op Aalst of Dender.”

Een lezer & de mijnheren

In mijn mailbox logeert sinds zaterdag 16 juni 2007 een berichtje van een lezer. De tekst luidt:

Geachte, wanneer eens een woordje of interview over Maurice Cooreman? Net voor de tweede opeenvolgende maal kampioen van Nigeria. Verleden jaar met Ocean Boys, die net hun eerste seizoen in de eerste klasse voetbalden, dit jaar met FC Enyimba, een van de voetbalgrootheden in Afrika (Afrikaans kampioen in 2003 en 2004). Je moet het maar doen, van Europese accommodaties etc… kan hij alleen maar dromen.

Bij deze een woordje over Maurice Cooreman.

Op 10 februari 2009 viel in de media een door Belga verspreid nieuwsbericht te lezen. Het luidde als volgt:

Maurice Cooreman is ontslagen als trainer van de Ghanese voetbalclub Asante Kotoko uit Kumasi, meldde een officiële bron dinsdag. De 65-jarige Cooreman had in november pas een driejarig contract getekend. (…) Na een omkopingszaak in 1998 werd Cooreman levenslang geschorst door de Koninklijke Belgische Voetbalbond (KBVB).

Wie de naam van Maurice Cooreman hoort noemen, hoort vaak in dezelfde adem nog andere namen noemen: die van Staf Blanckaert en Bart De Bruyne bijvoorbeeld. In verschillende media verschijnen in maart 2007 berichten zoals dit uit Metro:

Tweedeklasser Ronse heeft zijn coach Thierry Lootens ontslagen, nadat die had verteld dat hij zijn eigen spelers ervan verdacht omgekocht te zijn. (…) Later nam hij zijn woorden terug, maar toen was het al te laat. De Voetbalbond heeft een onderzoek ingesteld naar de zaak, die extra gewicht kreeg omdat de oude bekenden Pietro Allatta en Staf Blanckaert in de tribune zaten bij de bewuste match.

Misschien is dat wel een thema in Oost-Vlaanderen: het gemarchandeer in de marge, met de Denderstreek als belangrijkste biotoop. Het geldt ook voor de import van Afrikaanse voetballers. In iedere Oost-Vlaming met contacten in Afrika lijkt wel de onstuitbare drang te broeien om een speler mee te brengen – je weet maar nooit dat het iets wordt.

Dat verloopt niet noodzakelijk illegaal, zo blijkt uit De Standaard van 2 november 2006:

De oud-voorzitter van SV Roeselare, Roger Havegeer, is samen met trainer James Storme en de voetbalmakelaars Bart De Bruyne en Maurice Cooreman door de strafrechter in Kortrijk vrijgesproken van mensenhandel. De zaak ging over de transfer van vier Nigeriaanse spelers die eerst aan Roeselare werden aangeboden.

De volgende keer dat de zaak het nieuws haalde, ging het over een schadeclaim van één miljoen euro die een van de aangeboden spelers, Manasseh Ishiaku (ex-Club Brugge), wegens zijn onterechte klacht boven het hoofd hing. Want zo gaat dat met die mijnheren: dat handelt er, niet altijd gehinderd door enige schaamte, op los, maar een half verkeerd woord over hén en je hangt.

Tot hier het woordje over Maurice Cooreman.

Veel levercirrose

André Denul, spelersmakelaar van onder andere Tosin Dosunmu, heeft zijn bruine Peugeot geparkeerd en is net het secretariaat van Dender binnengestapt als we met Wim Redant plaats-nemen in de dit seizoen opgetrokken tribune. Redant volgt als medewerker van Het Nieuwsblad al twintig jaar het voetbal in de Denderstreek.

Hoe verhouden Dender en Aalst zich tot elkaar?

Wim Redant: “Aalst en Dender zijn water en vuur, de ene kan van de andere niet veel goeds zeggen. Ze houden nochtans jaarlijks een oefenwedstrijd tegen elkaar, maar het is een historische rivaliteit: Aalst is de stad en de club met traditie, die op basis van de achterban in de eerste klasse zou moeten zitten. Terwijl Dender een provincieclub is, die jaren in provinciale heeft gevoetbald. Nu hebben zij de heerschappij in de Denderstreek wat overgenomen en dat wringt in Aalst.

Dender is een fusieploeg.

“Onder andere Denderhoutem is gefusioneerd met Dender en de voorzitter, Vijverman, is mee naar Dender gekomen. Maar door meningsverschillen is dat na zes maanden uit elkaar gespat. Hij was in eerste instantie een enorme voetbalkenner. Noem ze maar op, de spelers uit de eerste klasse die hij gelanceerd heeft: Kielo-Lezi, Dosunmu, Munyaneza. Denderhoutem zat in de derde klasse, had een boerenpleintje en een provinciaal stadionnetje, maar Aimé Anthuenis zat wel in de tribune om die mannen te komen bekijken ( lachje).”

Hoe is het nu met Aalst gesteld?

“Echte clubmensen – zoals de huidige manager, Geert De Ridder, een supporter die de website maakte – hebben het overgenomen. Het probleem is dat het bestuur te smal is: hij delegeert te weinig.

“Als je de lijst van voorzitters bekijkt, heeft er zich in Aalst eigenlijk een opeenstapeling van drama’s afgespeeld. Het laatste voorbeeld was Peter Garré die in drie jaar naar de eerste klasse wou, maar een jaar later zaten ze in de vierde klasse. Dan zijn er gesprekken geweest over een fusie en dan blijkt wel hoe Aalst in elkaar zit. Garrez is letterlijk bespuwd geweest, of ze gingen op verplaatsing tegen zijn schenen stampen. Zonder begeleiding kon hij op den duur niet meer naar het voetbal. Het idee van een fusie maakte de Aalstenaren zot.

“Maar het is een club die volgens mij altijd zal blijven bestaan. Zelfs in de vierde klasse speelden ze nog voor minimaal 2000 man. Ik herinner mij een testmatch om in derde te kunnen blijven en er gingen 1000 supporters mee. Duízend, voor de staart van de derde klasse! Mijn overtuiging is: zet het bestuur en de omkadering van Dender in Aalst en dat is een club die in eerste blijft. Toen Aalst in eerste klasse zat, hadden de kapitaalkrachtige bestuurders geen tijd om het te runnen, gaven ze alles in handen van Orlans en daar is het fout gelopen.”

De Denderstreek lijkt wel het territorium van figuren die, laat ons zeggen, graag in de marge opereren. Hoe komt dat, denk je?

“Dat is hier een beetje typisch, ja. Je afzetten tegen de gevestigde waarden en aan alles je voeten vegen, dat zit hier wel wat in de mentaliteit. Het is hier ook de carnavalstreek, hé. Een beetje de spot drijven met iedereen. Ik herinner mij nog de verhalen van toen Aalst in de eerste klasse zat. Dingen die het daglicht niet mogen zien, blijven bij andere clubs in beperkte kring, maar hier mag iedereen het weten. Het wordt gewoon aan de toog verteld. Daar zijn ze bij Dender ook wel wat van geschrokken sinds ze in de eerste klasse zitten.

“Wat hier ook typisch is, is de feestsfeer. Aalst mocht winnen of verliezen, het vierde tot vier uur ’s ochtends feest en dat is bij Dender niet anders. Bij topclubs word je om twaalf uur buitengezet, terwijl het hier dan nog maar begint. Het alcoholmisbruik en de levercirrose, heb ik eens gelezen, zouden hier ook hoger liggen dan in de rest van het land ( lachje).

“In Ninove zie je ook die feesttraditie. Ze spelen in tweede provinciale op zaterdagavond, maar ga daar om één uur ’s nachts langs en het is vollen bak in de kantine.”

Slagen onder de armoedegordel

Rij je Ninove zuidwaarts voorbij, dan kom je in Geraardsbergen, een stad van 31.543 inwoners. Door gemeentefusies telt het acht voetbalploegen die bij de bond staan ingeschreven, maar hun hoogst geklasseerde, KSV, doet niet beter dan tweede provinciale. Misschien promoveren ze straks wel, maar veel reden tot feesten is er niet: de vloer is zopas proper gedweild, maar de ramen van de kantine tochten en lekken.

Voorzitter Roger Depoorter houdt de folder van de Zelfbouwmarkt van Geraardsbergen in de hand. De ramen staan net in reclame: -40 %! Op een bierviltje heeft hij uitgerekend wat de vervanging hem moet kosten.

De sp.a van Geraardsbergen geeft er straks een eetfestijn en in het tweede weekend van mei houdt minister van Binnenlandse Zaken GuidoDe Padt in de kantine het jaarlijks diner voor zijn aanhangers.

De verhuur van de kantine maakt veel goed van wat met het voetbal niet lukt. “Het voetbal leeft niet, geen enkele sport”, zegt Depoorter, die een groot deel van het gebouwtje zelf optrok en twee waterputten stak, want leidingwater is niet voorhanden. “We krijgen een beetje subsidie van de stad, maar de bond, die zou ons beter wat helpen!”

Aantrekkelijk ziet het terreintje er anders wel uit: vanop de middenstip is er rondom ongehinderd uitzicht op de stad, de Muur en de glooiende groene omgeving.

Maar schijnt bedriegt. Ooit was het zuiden van Oost-Vlaanderen economisch welvarend door onder andere de textielindustrie, maar dat zijn lang vervlogen tijden. Het voetbal in de grotere steden kan er zijn stempel maar moeilijk drukken. Die steden zijn, in stijgende volgorde van hun voetbalploegen en tevens van oost naar west:

1. Geraardsbergen: tweede provinciale

2. Brakel: vierde klasse

3. Zottegem: derde klasse

4. Oudenaarde: derde klasse

5. Ronse: tweede klasse

Tenere, Taraca, Heritage, Tongerese Rijnvom … het zijn maar enkele van de steensoorten die in de toonzaal van Bocova staan uitgestald. Hier werkt Jean-Marie Vandendriessche, aannemer en voorzitter van SK Ronse.

Zijn ploeg doet het verbazend goed als Zuid-Oost-Vlaamse ploeg. Mensen maken het verschil in een regio waar kapitaal schaars is. “Maar een deel is aan toeval te wijten”, zegt Vandendriessche, “en we zijn verder kunnen gaan op het elan van vorig jaar. De ingrediënten waren door Jean De Baets al aangebracht, maar de koek heeft Bart Van Renterghem gebakken. Andere ploegen feliciteren ons vaak met onze trainer. Ronse hééft ook een goeie reputatie wat betreft trainers: Francky Dury bijvoorbeeld is hier ooit begonnen.”

Het voetbal in Ronse botst op beperkingen.

“De ring rond Ronse is al van in de jaren dertig een thema, maar is er nog altijd niet gekomen.” De gebrekkige ontsluiting van Ronse speelt een rol in de uitbouw van de club, zegt Vandendriessche, die voorzitter werd in 2007.

“We lossen nog zaken af uit het verleden en we voelen dat we op zekere grenzen botsen. Maar ik voel me niet ongelukkig bij onze beperkingen. We werken met veel kleinere sponsors, wat in tijden van vandaag een zekere risicospreiding is. Als je te gemakkelijk aan je middelen raakt, krijg je vaak ook een zekere nonchalance.”

Maar het toeschouwersaantal kan altijd beter. “Er wonen relatief veel vreemdelingen in Ronse en die hebben niet echt een band met het voetbal. We zijn voor een goede recette nog te veel afhankelijk van de tegenstander. Als Virton of Eupen komt, is dat een ramp.”

Sommige buitenlanders vinden wel de weg. Vooral Noord-Franse spelers gebruiken de club bewust als een vitrine, zegt Vandendriessche, terwijl hij vanuit zijn bureau op de verlichtingsmasten van het Orphale Cruckestadion wijst. Christophe Grondin bijvoorbeeld zette na drie seizoenen bij Birmingham City een stap terug naar Ronse om zijn carrière in België opnieuw te lanceren. Hij is nu een sterkhouder op het middenveld van AA Gent.

AA Gent was en is

Patrick Lips zag als kind vanuit het ouderlijk huis de lichten van het Ottenstadion. Niets deed hem vermoeden dat hij er terecht zou komen toen hij 43 jaar geleden – hij was elf – naar Gent-Antwerp kwam kijken. “Ik was meteen verslaafd”, zegt de commercieel manager van AA Gent. “En ik heb alle tribunes doorlopen: van de spionkop tot de perstribune, waar ik onder andere voor Radio 1 werkte.”

Zestien jaar is hij, op vraag van Ivan De Witte, in vaste dienst. Het imago van AA Gent, stelt hij vast, is net als de club zelf veranderd in al die jaren.

Monoloog van een AA Gentman.

Patrick Lips: “Reed ik acht, negen jaar geleden voorbij een school, dan zag ik tien sjaals van Club Brugge, vier van Anderlecht en hier en daar een van AA Gent. We zaten toen eigenlijk fout, want we zeiden: we gaan die supporters van Brugge terughalen. Maar we merkten redelijk snel dat dat niet lukt. Iemand van 30 jaar heeft een keuze gemaakt en die keert niet meer terug.

“Dus we zijn beginnen acties te doen voor kinderen. Ze gratis of voor één euro laten komen naar matchen. Er kwam kritiek van onze abonnees, maar nu is de jeugdtribune op seizoensbasis uitverkocht. Allemaal jongeren met hun vader. Alle nieuwe inwoners van Gent krijgen ook twee tickets om eens naar een wedstrijd van Gent te komen kijken. Dus we hebben een nieuw publiek aangeboord. Ik zie tot mijn scha en schande dat ik van de generatie van vijftien jaar geleden bijna iedereen ken, maar nu zie ik een massa jonge mensen die nieuw zijn.

“Je voelt ook dat de perceptie anders is. Het negativisme, het losers-gevoel is eruit. Vroeger waren we blij als we eens wonnen van Brugge of Anderlecht. Nu was, denk ik, zestig procent van de supporters ervan overtuigd dat we in Brugge punten gingen pakken.

“De grote switch is gekomen met Georges Leekens. Georges heeft ooit tegen mij gezegd: je maakt één fout bij Gent, je focust te veel op Club Brugge. Je moet je eigen identiteit meer ontwikkelen. Ik vond dat een zeer wijze uitspraak. We zijn nog geen Club Brugge of Anderlecht, maar we moeten niet meer vanuit een underdogpositie praten. Men neemt ons ernstig, terwijl er vijf jaar geleden nog wat gelachen werd met ons.

“Het enige wat nog ontbreekt, zijn prijzen, maar we voelen commercieel dat er veel meer interesse is. Ik zie nu langs de scholen zeven, acht sjaals van Gent en nog één van Club Brugge of Anderlecht. Gent leeft. Het Sint-Baafsplein moet bij de ploegvoorstelling op de Gentse Feesten zelfs afgesloten worden.

“Maar we zitten nog te beperkt tot de grotere Gentse regio. Onze volgende stap is de provincie, je voelt dat we die steeds meer veroveren. Het devies voor als we naar het nieuwe stadion gaan is: Football and business in the heart of Flanders. We zijn ook het hart van Vlaanderen naar ons gevoel. Genk heeft een prachtig verhaal geschreven in Limburg, maar we zien het zelfs ruimer: we willen een groot deel van Vlaanderen. Maar dat kan alleen als je Europees begint te spelen, dan kweek je supporters.”

Buiten aan het secretariaat wacht André Denul op de scouts van AA Gent. Hij komt gewapend met foto’s en documenten een Nigeriaanse spits aanbieden. “Beter dan Akpala“, zegt hij. S

door raoul de groote

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content