De kinderdroom die Philippe Gilbert vorig jaar verwezenlijkte – Luik-Bastenaken-Luik winnen – ging bij Rik Verbrugghe nooit in vervulling. Toch kennen weinigen beter de finesses van La Doyenne als de ploegleider van BMC en goede vriend van de Belgische kampioen. Een gesprek.

Een Waal of Vlaming zal Rik Verbrugghe (37) zichzelf nooit noemen. Meer volbloed Belg dan de perfect tweetalige ex-renner kun je immers moeilijk zijn. Als zoon van Vlaamse ouders geboren in Tienen en opgegroeid in buurgemeente Hélécine, vlak over de taalgrens. Toch sloeg Verbrugghes wielerhart in zijn tienerjaren telkens iets sneller in de tweede helft van april, toen de kasseien opgeborgen werden en Claude Criquielion en Moreno Argentin op de Muur van Hoei, op 35 kilometer van zijn thuis, heroïsche duels uitvochten. Een groot idool had de jonge Rik niet, maar hij raakte wel geïntrigeerd door de lange manen en de scherp afgelijnde, gebruinde spieren van Gert-Jan Theunisse, de Nederlandse indiaan. In zijn kamer hingen ook posters van Gianni Bugno,Pedro Delgado en Miguel Indurain: geen kasseistampers maar ronderenners en klimmers. En dus trok het ontluikende koerstalent uit Waals-Brabant op training vooral richting de heilige Muur in Hoei, die hij soms zes, zeven keer na elkaar omhoog reed.

Later, op zijn 24e, verhuisde Verbrugghe naar Chaudfontaine, de liefde achterna. Op de top van de Chemin de la Lemmetrie, een steile puist met pieken tot twintig procent, vond hij een ideale uitvalsbasis om te trainen. In de buurt lagen de hellingen van Luik-Bastenaken-Luik immers voor het oprapen. Bulten waarop hij zijn lichaam pijnigde in de hoop ooit zijn droom waar te maken: de Waalse Pijl en/of La Doyenne winnen.

Na een tweede plaats in 2000 op de Muur van Hoei ging het eerste deel van de wens een jaar later in vervulling. De toenmalige Lottorenner kwam alleen boven na een indrukwekkende raid van dertig kilometer. Met drie ritzeges in de Giro en een etappeoverwinning in de Tour de mooiste parel die hij tijdens zijn dertienjarige profcarrière aan zijn snoer reeg. “Ik kan ooit Luik-Bastenaken-Luik winnen”, klonk het daarna overtuigd, maar winnen in Ans bleek te hoog gegrepen. In tien deelnames raakte Verbrugghe niet verder dan een 25e stek, in 2002.

Beter doen was volgens de Vlaamse Waal zeker mogelijk geweest, maar een dichte ereplaats interesseerde hem niet: “Ik wist dat ik tekortschoot als de grote kanonnen op het einde zouden ontploffen – daarvoor miste ik explosiviteit. Dus probeerde ik vaak voor de echte finale weg te rijden. In de Waalse Pijl hield ik zo stand tot de finish, in Luik zat dat er helaas nooit in.

“In mijn beste seizoenen, begin jaren 2000, had ik ook de pech dat de zogenaamde trilogie van Stavelot – Wanne, Stockeu, Haute Levée – uit elkaar getrokken werd ( de Côte de Wanneranval kwam in de plaats van de Haute Levée, nvdr), waardoor de koers minder lastig was en telkens een grote groep aan Saint-Nicolas, de laatste helling, begon. In 2001 werd ik er even opgehouden door een valpartij. Vijf renners reden weg en met 35 man sprintten we voor de zesde plaats. Een halve massasprint … Later werd het drieluik van Stavelot in ere hersteld, maar toen waren mijn topjaren al voorbij.”

Afvallingskoers

Ondanks de teleurstellende resultaten heeft de oudste der wielerklassiekers geen geheimen voor Verbrugghe. “De afvallingskoers bij uitstek”, zegt hij. “Een voor een moeten de mindere goden op de hellingen lossen. Een groot verschil met de Ronde van Vlaanderen, waar de koers vooraan gemaakt wordt, omdat positie kiezen daar veel belangrijker is. Wie goed kan wringen en veel parcourskennis heeft, kan er een ereplaats uit de brand slepen, maar met superbenen kun je even goed de beslissende slag missen als je slecht geplaatst bent. Dat gewring is in Luik veel minder, omdat je door de langere en bredere hellingen meer tijd en ruimte krijgt om op te schuiven.

“Qua positionering zijn er ‘slechts’ twee cruciale punten. De eerste is de Côte de Wanne, de poort tot de finale op honderd kilometer van de finish. Een smalle weg, zeker in de afdaling. Wie op de top in zeventigste positie bovenkomt, kan door risico’s te nemen misschien twintig plaatsen opschuiven, maar dan volgt meteen de steile Stockeu waar je ook nauwelijks kunt passeren. Met veel moeite kun je daarna op de brede Haute Levée nog aanpikken bij de eerste groep, maar die verloren energie zal je in de finale zuur opbreken.

“Hetzelfde geldt voor de Côte de la Redoute, waar je in de aanloop, net als naar de Wanne, op een brede weg met tachtig kilometer per uur naar beneden dondert. En vaak nog met een groot peloton. Op de klim zelf is het ook vrij smal en heb je door de vele toeschouwers amper ruimte om renners voorbij te rijden. Wie dat gevecht overleeft en goede benen heeft, zit in de finale relatief op zijn gemak, want in de kilometers voor de Côte de Roche-aux-Faucons en Saint-Nicolas valt het gewring wel mee. Tachtig procent van de renners zit daar immers al op zijn tandvlees.”

Nieuwe finale

Door de invoering van de Roche-aux-Faucons – de Valkenrots – in 2008 verloor de mythische La Redoute zijn sleutelrol in de finale. “De favorieten trekken er weleens door, maar echt voluit gaan ze niet”, zegt Verbrugghe. “Een duel zoals tussen Michele Bartoli en Frank Vandenbroucke zie je er niet meer. Want wie op La Redoute – op 34 kilometer van de finish – te veel met zijn krachten morst, bekoopt dat 14 kilometer verder op de Roche-aux-Faucons. Dus sparen alle favorieten zich voor die zware klim. Zeker de eerste kilometer is enorm lastig, met stukken tot zestien procent. Daarna volgt er nog een lange uitloper van drie kilometer waar je op een groot verzet nog eens kunt versnellen. Een ideale helling om het verschil te maken.

“Meer dan op Saint-Nicolas, die wel steil is, maar met zijn 900 meter vrij kort. Na de Valkenrots zijn de koplopers meestal ook aan elkaar gewaagd, waardoor ze op Saint-Nicolas elkaar nog moeilijk zullen lossen – Philippe Gilbert en de broers Schleck bleven vorig jaar ondanks meerdere aanvallen ook bij elkaar.

“In de laatste kilometers volgt nog de lastige rue Walthère Jamar, richting finish in Ans. Geen ‘officiële’ helling, maar niet te onderschatten: eerst vals plat, later nog een piek tot acht procent, waar je volledig op kunt stilvallen. Vaak zie je de koplopers hier elkaar beloeren, met het risico dat achtervolgers hen nog inlopen.”

Daar weten Claude Criquielion en Stephen Roche alles van, want in de memorabele editie van 1987 werden ze in de slotkilometer in extremis verrast door Moreno Argentin. De aankomst lag toen echter niet in Ans, maar in hartje Luik, op de prinselijke boulevard de la Sauvenière. Tot grote frustratie van Criquielion, die met de lastige finale van tegenwoordig misschien wél La Doyenne gewonnen had.

Vorige week besloot organisator ASO om die finish in Ans tot 2018 te behouden. Een gemiste kans, vindt Verbrugghe. “Ik had de streep weer verlegd naar het centrum van Luik. Qua decor veel prestigieuzer dan het mistroostige Ans, waar de aankomst in de buurt van een supermarkt en een tankstation ligt. Bovendien zou je een meer tactische finale krijgen en dat heeft toch ook zijn charme? Voor mij hoeft de sterkste niet altijd te winnen, slimme renners mogen ook een kans maken. Misschien omdat ik zo’n type coureur was. ( lacht)

“Het zou ook het moervaste afwachtingsscenario kunnen doorbreken en de koers meer open en onvoorspelbaar maken. Bovendien kun je La Redoute dan iets dichter bij de aankomst leggen en die mythische helling een prominentere plaats geven.”

Gilbert

Of Philippe Gilbert zondag op de klim van Remouchamps weer zal schitteren, is nog maar de vraag. Al wekenlang zoekt de Belgische kampioen naar zijn beste vorm. In de Brabantse Pijl en de Gold Race toonde hij al tekenen van beterschap, in Luik hoopt hij een nieuwe stap voorwaarts te zetten. “Moeilijk te zeggen of dat zal volstaan voor winst,” zegt Verbrugghe, “maar ik ben er wel van overtuigd dat Philippe vroeg of laat zijn superbenen van vorig seizoen zal terugvinden. Is het zondag niet, dan zeker later dit jaar, in de Tour, de olympische wegrit en het WK. Geloof me: hij doet er alles aan.”

Verbrugghe is al jaren goed bevriend met Gilbert. Hij zag hem opklimmen van jonge belofte tot ’s werelds beste eendagsrenner. “Al tijdens zijn laatste seizoen als belofte ( 2002, nvdr) vergezelde Phil me geregeld op training en zodra hij prof werd, trokken we bijna elke dag op pad. Het klikte: we trainden alle twee graag heel hard – regen en sneeuw hielden ons nooit tegen – terwijl we ook plezier maakten.

“Ik herinner me nog hoe we in 2005 aangereden werden door een auto. Philippe ging los door de achterruit en ik brak twee vingers. Andere renners zouden ontploffen van woede, maar wij schoten in de lach omdat de vrouw achter het stuur zo over haar toeren was omdat ze op twee profrenners gebotst was. Typisch Philippe: hij laat zich niet rap uit zijn lood slaan door een tegenslag. Ook de voorbije weken was hij ondanks zijn fysieke problemen vrij kalm, van paniek is er nooit sprake geweest. Dat relativeren heeft altijd in hem gezeten.

“Van in het begin van zijn carrière was hij heel professioneel en vooral enorm leergierig. Hoewel we alle twee geen coach hadden, waren we continu bezig met het verbeteren van onze trainingen. Voortdurend stelde Phil ook vragen over hoe hij wedstrijden moest aanpakken, over hij moest trainen voor klassiekers van 260 kilometer. Ik heb hem toen aangeraden om drie dagen op rij een lange duurtraining af te werken, om dan op de vierde dag, wanneer het lichaam al flink vermoeid is, een korte, maar heel intensieve training in te lassen. Zo kun je een finale van een klassieker simuleren. Blijkbaar heeft mijn advies geholpen ( lacht), al is het zijn verdienste dat hij zijn lichaam perfect heeft leren aanvoelen, nog altijd een van zijn grootste kwaliteiten.”

Dat Gilbert ooit zo’n superjaar als in 2011 zou rijden, was echter ook voor Verbrugghe een verrassing. “Je zag indertijd dat Phil fysiek én mentaal meer in zijn mars had dan de doorsnee jonge coureur, maar ik had nooit verwacht dat hij ooit op zó een dominante manier klimkoersen als de Waalse Pijl en Luik-Bastenaken-Luik naar zijn hand zou zetten. Ik zag hem eerder als een renner voor Milaan-Sanremo en de Vlaamse klassiekers, omdat hij in vergelijking met de typische klimmers toch vrij zwaar gebouwd is. Phil compenseert dat echter door een ongelofelijke explosiviteit bergop, iets waar hij keihard op getraind heeft. Hoe vaak zijn we niet de laatste kilometer van een helling à bloc naar boven gereden? Ik herinner me ook nog hoe boos hij telkens was na Milaan-Sanremo, als hij weer net niet had kunnen wegrijden op de Poggio. “Ik móét sterker worden”, zei hij vastbesloten. Waarop hij nog harder bergop ging trainen.

“Die winnaarsmentaliteit heeft Phil altijd gehad. Met een tweede plaats was hij niet tevreden, al holde hij zichzelf nooit voorbij. Als jonge coureur heeft hij nooit tegen mij gezegd: “Ik ga dit seizoen voor winst in Luik-Bastenaken-Luik.” Neen, de maatstaf van Philippes ambitie was zijn lichaam. Hij had een welomlijnd carrièreplan en wist perfect wat hij kon en vooral niet kon. Pas na zijn zege in de Ronde van Lombardije besefte hij dat hij klaar was om zijn droomkoers te winnen. Vorig jaar was het dan eindelijk zover. Zondag een tweede keer? Misschien …”

DOOR JONAS CRETEUR

“Ik ben ervan overtuigd dat Gilbert vroeg of laat zijn superbenen van vorig seizoen zal terugvinden.”

“Ik zou de streep weer verleggen naar het centrum van Luik. Qua decor veel prestigieuzer dan het mistroostige Ans.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content