Pierre Bilic

Jean-Pierre Papin is sinds dit seizoen trainer van de Franse tweedeklasser Strasbourg, maar België laat hem niet los. Hij was topscorer van Club Brugge, werd bij Marseille gecoacht door Raymond Goethals en tekende in mei bijna een contract als trainer van Charleroi.

Het begon gewoon zoals elk mooi verhaal … en het sportieve avontuur van Jean-Pierre Papin (43) is nog lang niet afgelopen. Sinds het begin van het seizoen is hij trainer van Racing Club de Strasbourg en hij beleeft het voetbal met het geloof en de geestdrift van een junior.

JPP straalt van levensvreugde. Zijn faam, zijn successen, zijn spectaculaire omhalen die de naam papinades meekregen, hij had het tot het einde van zijn dagen kunnen oprakelen bij de open haard. Maar neen : de man heeft zijn sportief lichaam behouden en zijn legendarische voetbalhonger is ondanks jaren kaviaarvoetbal op het hoogste niveau nog niet verzadigd.

“Ik zal nooit vergeten dat het voetbal mij alles gegeven heeft, vooral positieve waarden”, zegt hij. “Ik heb me helemaal kunnen uitleven als prof, maar ik was ook gelukkig toen ik me op het amateurvoetbal stortte. Ik heb gevoetbald tot ik 41 was en het was fantastisch tot het eind. Bij Cap Ferret heb ik me ondergedompeld in de grote massa amateurs en ik heb er veel genoegen aan beleefd. In drie jaar tijd heb ik hooguit twee of drie wedstrijden gemist. Ik scoorde aan de lopende band. Heel leuk. Je moet zo lang mogelijk doorgaan. Zonder voetbal zou ik vandaag niets te betekenen hebben. Ik heb het pad mogen kruisen van buitengewone mensen. In 1993, toen ik met AC Milan te gast was in Johannesburg, heb ik Nelson Mandela ontmoet. Dat liet een een diepe indruk na en ik zal die man, die zijn hele leven gevochten heeft tegen racisme, nooit meer vergeten. Ik wil een doorgeefluik zijn en een deel van wat ik heb mogen ontvangen, weer terugschenken.”

Als enthousiasme bergen kan verzetten, dan is het optimisme van JPP misschien in staat om de loop te veranderen van de Ill, de rivier die ontspringt in de Jura en die Straatsburg doorkruist voor ze in de Rijn vloeit. De regionale pers die is samengetroept om zijn voorbeschouwing op de komende competitiematch te vernemen, staat hij met een kwinkslag te woord : “Ik ken er één die een heel artikel vulde met slechts één zin van mij. Die moet terug naar de universiteit …” Iedereen lacht, of het nu om de chef van de grote plaatselijke krant Dernières Nouvelles d’Alsace gaat of iemand van de tv-zenders. Hij kent heel de santenkraam van de pers op zijn duimpje.

Racing Straatsburg, gesticht in 1906, kende momenten van roem (kampioen in 1979, bekerwinnaar in 1951, 1966 en 2001 en winnaar van de ligabeker in 1997 en 2005) maar ook grote tegenslagen (de neergang in 2002 van de maatschappij IMG-McCormack waarvan Patrick Proisy, voormalig tennisser en ex-voorzitter van Straatsburg, deel uitmaakte) met als dieptepunt de degradatie naar de tweede klasse aan het eind van vorig seizoen. Door de opvolger te worden van Jacky Duguépéroux koos JPP niet voor de gemakkelijkste weg. Met een budget van zestien miljoen euro en een stadion met 29.000 plaatsen steekt de club van voorzitter Philippe Ginestet, een jonge vastgoedmakelaar van 39 jaar, de ambitie om terug te keren in de Ligue 1 niet onder stoelen of banken.

Bijna bij Charleroi

Volgens Papin was de keuze voor Straatsburg de logica zelve : “Ik wilde niets overhaasten na mijn carrière als speler. Wat heeft mijn leven te betekenen zonder voetbal ? Ik wilde laag beginnen, ondervinden of het beroep van trainer me even goed beviel als dat van speler. Ik heb acht jaar gestudeerd om de nodige diploma’s te behalen die me toelaten om een profclub te coachen. Ik heb kunnen opwarmen bij Arcachon, dichtbij Bordeaux. Het was belangrijk om het leven en werk van een voetbalploeg vanuit een andere perspectief te leren kennen. Een speler kan moeilijk inschatten hoeveel tijd de trainer en de technische staf in de voorbereiding steken opdat alles goed zou verlopen, of het nu een training is of een wedstrijd of een heel seizoen. Ik heb veel geleerd, zeker in het buitenland, maar ik moest die zaken ook kunnen overbrengen op een groep. In 2004/05 speelde mijn eerste club, Arcachon, kampioen in de Ereklasse ( vergelijkbaar met onze eerste provinciale, nvdr) en nadien haalden we de vierde plaats in de CFA 2 ( vergelijkbaar met onze bevordering, nvdr).”

Papin krijgt de smaak nu helemaal te pakken, maar de gemeente Arcachon schrikt ervoor terug om nog meer steun te geven. Voor Papin is de tijd gekomen om elders aan de slag te gaan. De aanbiedingen zijn talrijk en er is er één bij die speciaal zijn aandacht trekt omdat ze uit België komt : “Charleroi sprak me heel erg aan. Ik dacht eerst dat het te hoog gegrepen was, al zou de uitdaging bij Charleroi eenvoudiger zijn dan bij een club uit de top van de Franse Ligue 1. In mei heb ik een ontmoeting gehad met voorzitter Abbas Bayat en de groep van geldschieters die op het punt stonden Charleroi over te nemen en mij de stek van trainer te geven. De onderhandelingen waren al ver gevorderd want Abbas Bayat wou de club verkopen en zelf nog een jaar voorzitter blijven (een Franse website, www.footmercato.net, bracht op 4 mei 2006 een bericht over de contacten tussen Charleroi en JPP, nvdv). Het heeft geen haar gescheeld en ik ga dan ook de naam van de investeerders niet onthullen want misschien doen ze later nog eens een bod.

“Straatsburg heeft gebruikgemaakt van het feit dat de zaak wat aansleepte. Ze hebben me gecontacteerd en alles was vlug in kannen en kruiken. Maar ik hou van België en ik geloof in cyclussen. Op een dag keer ik terug naar de plek waar alles begon. Trainer van Club Brugge worden, dat zou fantastisch zijn … In afwachting bevalt Straatsburg me heel goed. Het zakte vorig seizoen naar de Ligue 2, maar hoopt meteen terug te keren. Het spelerspotentieel is door die degradatie serieus aangetast en mijn eerste opdracht was dat probleem te verhelpen. We hadden veel vertrekkers, maar ook heel wat nieuwkomers, onder wie enkele jongeren uit het opleidingscentrum. Het doel is te stijgen, maar de Ligue 2, dat zijn 38 lange speeldagen. Elke wedstrijd moeten we progressie maken. Als dat lukt, dan volgt aan het einde misschien de beloning.”

In 1985 werd Papin aangetrokken door Club Brugge. Spelersmakelaar Fernand Goyvaerts ontdekte hem en Raoul Lambert, scout bij de West-Vlamingen, volgde hem op de voet. Club kocht hem voor 250.000 euro en stond hem een jaar later af aan Marseille voor 1,75 miljoen. Destijds was dat een aanzienlijke som. “Ik bewaar goede herinneringen aan Brugge”, vertelt Papin met een krop in de keel. “Het was een groot avontuur. Als er een club is die me heeft gemaakt tot wat ik ben, die mijn carrière heeft doen slagen, dan is het wel Brugge. Ik ben niet iemand die zich veel vragen stelt, ik smijt me. Brugge was een topclub waar geen enkele Fransman het had kunnen waarmaken. Iedereen had me afgeraden om ernaartoe te gaan. Ik deed het toch en het draaide goed uit. Henk Houwaart, de coach, en zijn assistent Raymond Mertens hebben me veel geholpen. Het was een ploeg van grote spelers : Birger Jensen, Philippe Vande Walle, Hugo Broos, René Verheyen, Leo Van der Elst, Franky Van der Elst, Jan Ceulemans, Alex Querter, Marc Degryse, Willy Wellens enzovoorts. Ik heb een pak goeie herinneringen aan Brugge : drie doelpunten tegen Boavista in de UEFA Cup, de testmatch voor de titel tegen Anderlecht, die we helaas verloren (1-1 in Brussel, 2-2 thuis, dat jaar speelden we vier keer gelijk tegen Anderlecht) en de zege tegen Cercle Brugge in de finale van de Belgische beker. Ik stond nog maar aan het begin van mijn carrière en ik maakte al hoogtepunten mee.”

Bompa Goethals

In 1986 tekende Papin bij Monaco, maar uiteindelijk belandde hij toch bij Olym-pique Marseille : “Ik weet niet wat er precies gebeurd is. Ik kreeg een selectie voor de nationale ploeg terwijl ik geen enkele wedstrijd in de Ligue 1 had gespeeld en dat veroorzaakte heel wat opschudding. Niettemin konden ze mij goed gebruiken, want bij Brugge vond ik vlot de weg naar doel terwijl les Bleus problemen hadden met de afwerking. Uiteindelijk speelde ik zes jaar voor Marseille. Bernard Tapie was als een vader voor mij. Ik kon met hem praten en hij gaf me vertrouwen. Als men mij goed omringt dan scoor ik, en dat wist hij. Aanvankelijk kende hij niet zo veel van voetbal, maar hij leerde snel bij. Hij praatte veel en op luide toon. Hij bezat de gave om je te motiveren. Raymond Goethals was dan weer onze bompa. Ik waardeerde de mens Goethals, maar ook de legendarische tacticus die ons pressing leerde spelen. Het gebeurde dat we op training twee maanden aan een stuk niets anders deden. Daardoor hebben we AC Milan in hun hemd kunnen zetten. Het huidige OM is totaal niet te vergelijken met de club van toen. Nu is het eerder Lyon dat aan het Marseille van toen doet denken. Ik heb de finale van de Champions League met Marseille verloren tegen Rode Ster Belgrado en nadien verloor ik hem met AC Milan tegen … Olympique Marseille.”

JPP speelde twee jaar voor de Milanezen en vervolgens twee jaar voor Bayern München vooraleer hij terugkeerde naar Frankrijk. “Als ik alles kon overdoen, zou ik niks veranderen”, bekent hij. “In Italië heb ik flink wat doelpunten gescoord. De concurrentie was er genadeloos met zes buitenlanders voor drie plaatsen. Met de huidige wetgeving zouden we allemaal spelen. Ik Italië ben ik op alle vlakken vooruitgegaan : fysiek, tactisch, technisch. Het was meer dan geslaagd. Bayern was nadien de beste keuze omdat ik er samen toekwam met een Italiaanse trainer : Giovanni Trapattoni. De Bundesliga ging me goed af maar ik had de pech dat ik geblesseerd raakte. Na een jaar zonder spelen en twee kwakkelseizoenen verkaste ik naar Bordeaux. Ik kende de streek niet, maar ik ben ervan gaan houden. Bij de Girondins draaide het minder om business en primeerde de familiale sfeer.”

Na Bordeaux vertoefde Papin vier maanden bij Guingamp waar hij wegging na een aanvaring met trainer Francis Smerecki. Eén slechte herinnering die niet opweegt tegen alle successen, de Gouden Bal in 1991 en het mooiste doelpunt uit zijn carrière, gescoord in het Parc des Princes op 25 maart 1992 tegen België : “Het stond 2-3 voor de Rode Duivels en er was niet lang meer te spelen. Op een voorzet van Basile Boli lukte ik een acrobatisch schot tegen Michel Preu- d’homme. Het leek een krankzinnige poging, maar ik wist dat het mogelijk was. Ik nam de bal vanuit een bizarre houding op de slof en ik scoorde een onmogelijk doelpunt, het mooiste uit mijn carrière. Een échte papinade …”

PIERRE BILIC

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content