Sepp De Roover (24) werd pas via zijn prestaties in Nederland in zijn vaderland ontdekt. Geleidelijk groeide hij uit tot een van de beste rechtsbacks van Nederland.

Sepp De Roover: “Op mijn negende kon ik vanuit Verbroedering Geel naar Willem II of naar Anderlecht. Omdat ik fan was van Anderlecht, sprak dat me wel aan, maar de trainingen die ik bij Anderlecht meemaakte, hadden minder impact op me dan wat ik bij Willem II ervaarde. De kwaliteit van de jeugdopleiding in Tilburg was toen gewoon erg goed. Ik mocht ook mee naar een buitenlands toernooi: dat maakte een enorme indruk. Ook de afstand speelde mee. Van Geel naar Tilburg is 45 kilometer, dat is zo’n 45 minuten rijden, terwijl Anderlecht dubbel zo ver is.

“Na vijf jaar keerde ik op mijn zestiende voor anderhalf jaar terug naar Geel. Stéphane Demol gaf me er een kans in het eerste elftal. Ik debuteerde er als nummer tien, rechtsbuiten. Vervolgens kon ik naar Genk of naar PSV. In Nederland was PSV mijn favoriete ploeg, zoals dat Barcelona in Spanje is. PSV stond ook een stap hoger. Misschien was ik sneller doorgebroken bij Genk, maar ik maak dat soort keuzes meestal op gevoel.

“Bij PSV zaten wel meer Belgen in de jeugd. Op een bepaald moment waren we met 50, ik voelde me dus nooit geïsoleerd. Wat me in Nederland vanaf het begin beviel, was de voetbalbenadering. Doorgaans gaan ploegen er uit van wat ze zelf kunnen. Met Sparta speelden we niet boven in de rangschikking, maar we gingen wel altijd om te winnen, ongeacht de tegenstander.

“Op trainingskamp in Turkije zette Guus Hiddink me rechtsachter. Zijn sterke punt is dat hij uitstekend kon uitleggen wat de bedoeling was. Voor de winterstop had ik met het tweede al eens op die positie gespeeld, toen de rechtsachter rood kreeg. Hiddink vond dat ik met mijn snelheid en mijn drang naar voren beter tot mijn recht kwam op die plaats. Achteraf kan je zeggen dat PSV wat meer geduld met mij had kunnen hebben, maar het enige wat ik betreur, is dat ze zo laat beslisten me uit te lenen dat ik alleen nog naar FC Eindhoven kon. Gelukkig liep dat goed, speelde ik alles en merkte Wiljan Vloet van Sparta me op.

“Eén keer heb ik in die jaren met een Belgische journalist gesproken: met Gunther De Vos van Het Nieuwsblad. Hij was lange tijd de enige Belgische journalist met wie ik sprak. Ik snap dat: Sparta is nu eenmaal niet de meest gemediatiseerde club in België. Toen ik nog bij PSV zat, stoorde het me wél eens dat andere jonge Belgen daar een uitnodiging kregen voor de nationale jeugdploegen, terwijl ze lager speelden dan ik. En ik werd nooit opgeroepen. Het duurde tot het EK voor de beloften eer men mij opmerkte. Toen we op stage gingen voor de Olympische Spelen gaf Jeroen Simaeys eerlijk toe dat hij nog nooit van mij gehoord had. Ik zit daar niet mee.

“Hoewel ik van mijn negende in Nederland zit, praat ik niet met een Nederlands accent of op zijn Hollands, zoals ik Thomas Buffel en zo wel eens hoorde doen. Misschien omdat ik mijn middelbare school in België gewoon heb afgemaakt, terwijl ik in Nederland voetbalde. Belgen die in Nederland schoolliepen, namen die taal van hun klasgenoten mee over.

“De weg der geleidelijkheid was de goeie voor mij: de individuele kwaliteiten van de spelers hier liggen hoger, merk ik. Groningen speelt hoge pressing, en dat lukt. Bij Sparta probeerden we dat, maar dat kwam er niet altijd uit. Mocht men me zeggen dat ik niet over de middenlijn mag, dan zou ik het daar heel moeilijk mee hebben. Het is de bedoeling dat de aanvaller achter mij aan loopt, niet omgekeerd. Ik kan wel verdedigen, maar dat is niet mijn sterkste punt.

“Mocht ik in Nederland mijn carrière moeten afsluiten, zou ik dat niet erg vinden. Maar liefst wil ik nog eens echt naar het buitenland. Want Nederland, dat is voor mij niet het buitenland.” S

door geert foutré

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content