Vier keer was Tim Henman (27) er al eens halve finalist. Als het aan hem ligt, wordt hij de eerste Brit sinds 1936 die Wimbledon wint.
Heel Groot-Brittannië stond weer achter hem, maar voor de vierde keer in vijf jaar strandde Tim Henman in de halve finale op Wimbledon. Andermaal moest hij zijn droom een jaartje opbergen. Opgeven staat niet in zijn woordenboek. Het Britse publiek zou het ook niet aanvaarden, de pers evenmin. De media sloten hem tijdens de afgelopen Open Engelse kampioenschappen weer in de armen. De maanden voordien was er wel eens een haar in de boter : door zijn ietwat teleurstellende prestaties oogstte hij toen heel wat kritiek. Niet dat het hem deert, overigens.
Lees je nog wat er over je wordt geschreven ?
Tim Henman : Nauwelijks. Sinds 1996, toen ik voor het eerst goed presteerde op Wimbledon, verschijnt er een enorme hoeveelheid rotzooi in de kranten. Zelfs als ik win. Dat leidt af, en ik wil niet worden afgeleid. Ik wil me volledig kunnen concentreren op tennis. Ik heb al vroeg geleerd me weinig aan te trekken van wat de media te zeggen hebben. Welbeschouwd hebben ze volkomen recht op een mening. Maar het zou stom zijn als ik me daardoor op enigerlei wijze zou laten beïnvloeden.
Herken jij jezelf in het beeld dat de media van jou hebben gecreëerd ?
Niet echt. Maar dat is misschien mijn eigen fout. Gezien de reputatie van de Engelse media ben ik geneigd meestal het juiste antwoord te geven in plaats van het eerlijkste antwoord. Ik weet waarnaar ze op zoek zijn, zeker ten tijde van Wimbledon. Mij werd bijvoorbeeld drie jaar geleden gevraagd wat ik vond van een gelijke beloning voor mannen en vrouwen. Ik was toen lid van de spelersraad van de ATP en antwoordde dat ik het vrouwencircuit geweldig vond maar dat het prijzengeld enorm achterliep bij dat van de mannen. Hun product was goed, ze hadden veel sterren. Ik vond dat ze zich moesten concentreren op het genereren van meer geld voor hun eigen circuit, want dat verdienden ze. Maar daarna zei ik, foutje, dat ik ze een beetje hebberig vond worden als ze ook meer geld wilden in de Grand Slams. Temeer daar mannen best of five en vrouwen best of three spelen. Dat zei ik tegen één persoon. De volgende ochtend stond er een leger verslaggevers voor mijn deur. Blijf je achter je uitspraak staan ? Vind je vrouwen hebzuchtig ? Mijn god ! Dat ging 48 uur door. Iedereen wilde me interviewen. Wat denk je dat ik de volgende keer zal doen ? Ik heb niets meer te melden. Dan noemen ze me maar oersaai.
Doet het dan geen pijn wat de media over je schrijven ?
Waarom ? Wat kan het schelen wat de pers denkt ? Wat weten journalisten trouwens van tennis ? Wie begrijpt er wat van tactiek ? Nou, noem er eens een ?
John Parsons van The Daily Telegraph misschien ?
Zeker, die loopt lang mee in tennis. Maar weet hij hoe het is op het Centre Court te spelen voor een menigte van vijftienduizend mensen ? Wat weet hij over de zenuwen die je dan voelt ? Moet hij me iets vertellen over mijn backhand of mijn service ? Als ik naar iedereen zou luisteren, was ik binnen de kortste keren knettergek. Eigenlijk heb ik nog geluk. Ik zou het verschrikkelijk vinden als ik een sport beoefende waarin de beoordeling van een jury een belangrijke rol speelde, zoals in kunstrijden. Dan word je gedicteerd door andermans mening. Daarom spreekt de individualiteit in tennis mij zo aan.
Wat is je eerste herinnering van tennis ?
Dat ik op drie- of vierjarige leeftijd constant aan het spelen was op de baan achter ons huis. Mijn eerste belangrijke herinnering was dat mijn moeder me meenam naar Wimbledon en ik Björn Borg in actie zag op het Centre Court. Ik moet een jaar of zes zijn geweest. Toen al vormde zich de gedachte dat ik daar ook eens wilde staan. Ik wist dus al heel vroeg dat ik tennisser wilde worden. Hoe goed of hoe slecht was nog een vraagteken voor me, maar ik wilde het proberen.
Hoe voelde het om daadwerkelijk op Wimbledon te mogen tennissen ?
In mijn debuutjaar bij de senioren werd ik gediskwalificeerd (Henman sloeg boos een bal weg en raakte daarmee een ballenmeisje, nvdr), dus dat was niet zo leuk. Dat was in 1995 en meteen had ik ook mijn eerste confrontatie met de media. Drie jaar eerder had ik al aan het juniorentoernooi meegedaan. In 1996 boekte ik behoorlijke progressie. Ik stond in de Top-100 en versloeg Kafelnikov. Toen bereikte ik de kwartfinales. Het was de eerste keer dat ik op het Centre Court speelde. Wimbledon is mijn favoriete toernooi, in mijn favoriete stad, op mijn favoriete baansoort. Ik slaap in die periode in mijn eigen bed en speel voor mijn fans. Dat is echt geweldig.
Maar je moet ook veel druk voelen. De hele natie kijkt naar je.
Ja, maar daar heb ik niet echt moeite mee. Ik ben gek op die hele periode. Eerst Queen’s, waar ik het hele jaar door meestal train, dan een weekje rust en dan twee weken Wimbledon. Heerlijk. Natuurlijk voel ik wat spanning, maar daarmee heb ik leren omgaan. Kijk maar naar mijn resultaten en mijn spel. Ik heb mijn beste tennis laten zien op Wimbledon. Misschien komt dat ook doordat mijn eerste ervaring met het Centre Court gelijk goed was. Al bij het inslaan, wist ik dat het in orde was. In vijf minuten miste ik geen bal. Ik maakte niet één fout ! Het was alsof ik daar al tientallen keren had gespeeld. Ik won in vijf sets van Kafelnikov en dacht : hier draait het allemaal om, hier train ik voor. Daarna wil je alleen maar meer. Ik wil het toernooi ook een keer winnen.
Kun je dat ?
Zeker, ooit zal ik winnen. Op gravel en hardcourt zijn er veel spelers die kunnen winnen, maar op gras is het aantal klein. Het is een ondergrond voor specialisten. Je moet weten hoe je erop moet bewegen. Bovendien zijn er niet veel service-volleyers meer.
Twee jaar geleden verloor je in de halve finale van Goran Ivanisevic, na een bizarre vijfsetter. Hoe kijk je daarop terug ?
Het was waarschijnlijk de moeilijkste en tegelijkertijd vreemdste partij die ik heb gespeeld. We stonden drie dagen op de baan. Op de eerste dag dicteerde ik. De derde set won ik in veertien minuten. Daarna begon het te regenen. Op de derde dag, zondag, was het 3-2 in de vijfde set. We speelden vier games en toen had ik verloren. Heel vreemd. Normaal ben je na een vijfsetter mentaal en fysiek uitgeput, zeker als het een halve finale van Wimbledon is, maar nu voelde ik niets. Shit, wat was ik er dichtbij. Ik zou het nu ook niet anders doen. Alleen zou ik geen regen bestellen.
Kon je het niet opbrengen de finale te bekijken ?
Als kind keek ik alle wedstrijden. Ik zette me gelijk voor de televisie als ik uit school kwam en miste geen punt. Bezocht ik Wimbledon, dan bleef ik van de eerste tot de laatste bal. Maar als je proftennisser bent, vertrek je zodra het werk erop zit.
Heeft 11 september…
Ik zat in een vliegtuig op die dag. Ter voorbereiding op de Davis Cupwedstrijd tegen Ecuador zouden we een vijfdaags trainingskamp in Miami houden. Na zo’n zes uur vliegen kwam de piloot met de mededeling dat het Amerikaanse luchtruim gesloten was. We waren al te ver om nog terug te kunnen keren naar Londen en moesten uitwijken naar Bermuda.
Wist je toen al wat er was gebeurd ?
Dat vertelden ze pas toen we waren geland en dan ben je wel even van slag.
Heb jij je zelf in die periode ooit bedreigd gevoeld ?
De Britten namen zo’n ferm standpunt in en waren er zo bij betrokken, dat ik dacht : Londen zal zeker een van de doelen zijn. Al-Qaeda kon immers overal schade toebrengen. Wie keek er in die dagen niet over zijn schouder ? Wie voelde zich niet onzeker ? Als ze twee vliegtuigen in die gebouwen kunnen laten vliegen, kan alles gebeuren. In mijn business, waarin je veel moet reizen, is het er daardoor niet leuker op geworden.
door Coen Vemer
‘Ik wil niet gedicteerd worden door andermans mening. Daarom spreekt de individualiteit in tennis mij zo aan.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier