Vorige week schreef ik een stukje over onze conciërge Jef en zijn eega Maria. Ik zou Fernand Beeckman, onze verzorger, groot onrecht aandoen mocht ik geen paar woorden aan hem wijden, want hij maakte ook deel uit van het Anderlechtmeubilair. Onze soigneur was een indrukwekkende figuur, en dat kwam voornamelijk door zijn enorme walrussnor, die hij met veel zorg koesterde. Op ‘Den Beek’ kon je rekenen, zelfs ’s nachts als het nodig was. De spelers vertellen hun leven op de massagetafel en Beeckman had een luisterend oor. Hij en ik hadden het gewoonlijk over de twee wereldoorlogen. Wilde je een extra lange massagebeurt dan moest je daarover beginnen. Hij was namelijk vrijwilliger geweest bij het Rode Kruis tijdens de Tweede Wereldoorlog. ‘Den Beek’ kon tegen een stootje, maar je moest niet overdrijven, want dan kon je weleens tegen de lamp lopen en in het slechtste geval tegen zijn vuist. Ik ben er een paar maal dichtbij geweest, zoals die keer dat er twee kinesisten van de VUB rondliepen in het Astridpark. Ze deden er hun stage. Ik maakte al lachend de opmerking dat ik voortaan alleen nog gemasseerd wilde worden door mensen met een hoger diploma. Fernand had het gehoord en beloofde mij een lichte verbouwing van mijn voorgevel als ik niet stopte met mijn conneries!

Soms deed hij mee aan onze fratsen. Als er een nieuwe speler was gearriveerd, dan moest die gedoopt worden. Beeckman masseerde dan het nietsvermoedend slachtoffer met een sigaret tussen zijn lippen. Onopvallend liet hij een beetje as vallen in het schaamhaar van het bleutje. Toen die sukkelaar wilde opstaan na de massagebeurt hield Fernand hem plotseling tegen en zei heel serieus: “Ga eens weer liggen, ik zie daar iets!” Hij haalde dan een beetje as uit het schaamhaar van het doelwit en bekeek het nauwkeurig. Vervolgens schudde hij met zijn hoofd en riep ons toe: “Het is van dat: schaamluizen!” Wij kwamen kijken en bevestigden de diagnose. Ik zei dan gewoonlijk tegen onze soigneur: “Alles afscheren, wij willen hier geen epidemie.” Wat ook gebeurde! Nadien werd alles overvloedig ontsmet met mercurochroom, het was geen zicht, je moest zo maar thuiskomen bij je vrouw.

Een van de taken van Fernand Beeckman was het uitdelen van de vitamines die we op bepaalde tijdstippen thuis moesten innemen. Op een morgen vroeg hij mij of ik mijn pillen had genomen. “Neen,” antwoordde ik laconiek, “ik heb ze aan mijn hond gegeven. Maar ze zijn goed, want er is geen teefje dat nog durft buiten te komen als mijn hond op wandel is.” ‘Den Beek’ kon er niet mee lachen en voortaan moest ik die brol innemen waar hij bij stond.

Het kwaadst heb ik hem gezien tijdens onze stage van een week in Nice. Elke avond gingen we op stap en als we in de late uurtjes thuiskwamen, gingen we nog eens goed op zijn deur bonken. We hoorden hem dan al vloekend uit zijn bed komen en al grommend de deur openen. Maar hij zag niemand meer, want wij hadden wijselijk het hazenpad gekozen. Toen zon hij op wraak. De laatste nacht was de Deen Torsten Andersen, die van niets wist, ziek geworden en ging ’s nachts op de deur kloppen van Beeckman voor een medicijn. Fernand dacht dat het weer van dattum was, kwam vliegensvlug uit zijn bed, zwierde de deur openen, en greep de Deen bij zijn keel … Hebbes! Gelukkig voor Torsten kwamen wij juist thuis en konden we hem van een zekere verstikkingsdood redden.

In Nice gingen we ’s avonds af en toe eten aan de oude haven. Toen we in het restaurant zaten, kwam er een groep van een tiental meisjes binnen. Onze verzorger raakte in gesprek met enkele van die vrouwen, die zich afvroegen wie wij feitelijk waren. Fernand legde het hen piekfijn uit en verklaarde fier dat hij de kinesist van de ploeg was. Ik had het gehoord en riep: ” Kinésiste? Non, le trompettiste!” ‘Den Beek’ kwam rood van woede achter mijn stoel staan en zei: “Herhaal dat nog eens, dan kun je een trompet op je bakkes krijgen!” Ik heb dan maar gezwegen. Die Franse meisjes konden er in elk geval hartelijk mee lachen.

Na de komst van Aad de Mos werd Fernand Beeckman door de Nederlander op een zijspoor gezet en verbannen naar de B-jeugd op de Heizel, waar hij wegkwijnde. Dankbaarheid is zeldzaam in het voetbal.

“Het is van dat: schaamluizen!”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content