Elk voorstel tot competitiehervorming kreeg de naam van een planeet. En wat bleek? Het is op Aarde het minst goed toeven. Pieter Nieuwenhuis van Hypercube legt uit waarom we beter verder van de zon gaan spelen.

Vreemd dat uw Nederlandse onderzoeksbureau de formule pro- moot waarin er eerst een gewone competitie gespeeld wordt met zestien met daarna een play-off voor de eerste zes, die de helft van hun punten mogen meenemen. In jullie rapport van 30 november scoort dit systeem op geen van de onderzochte parameters als beste (sportieve kwaliteit, wedstrijd- en competitiespanning, toeschouwers, tv-kijkers, opbrengsten).

Pieter Nieuwenhuis: “De nacompetities voor de nummers zeven tot en met veertien waren toen nog niet in dit systeem opgenomen. Die hebben de formule een boost gegeven.

“Wij hebben toen enkel de voorstellen geëvalueerd die ons waren aangereikt. Pas daarna zijn wij zelf actief gaan kijken of we systemen konden verbeteren.

“Met die nacompetities voor lager gerangschikte teams erbij scoort deze formule by far the best. Dat werd voor het eerst zichtbaar gemaakt op 11 januari.”

Ruimtereis

Waarom is deze formule – door de eersteklassers aanvaard, door de tweedeklassers verworpen – zo goed voor ons?

“Bij de voorliggende opties, die we naar planeten zijn beginnen noemen in plaats van naar de bedenkers ervan, scoorde de Aarde (ongedeelde competitie zonder nacompetitie) het slechtst. Die formule is niet goed omdat voor een behoorlijk aantal clubs het seizoen al lang voor het einde afgelopen is. Venus (enkelrondige competitie gevolgd door een splitsing en twee dubbelrondige competities, een voor de prijzen en een voor de degradatie) voldeed niet omdat je daarvoor zoveel clubs nodig hebt dat je te veel kwaliteitsverlies moet accepteren en er komt dan ook een sportieve onbalans, omdat je niet evenveel thuis- als uitwedstrijden hebt. Mars (met een herfst- en lentecompetitie) bleek evenmin goed ( dit warende plannen van Herman Wijnants, red.), omdat je met een klein aantal teams een onderbenutting van de kalender hebt en een gebrek aan transparantie naar de fans, terwijl er met een groot aantal teams kwaliteitsverlies is en geen tijd voor een nacompetitie.

“Saturnus (ongedeelde competitie gevolgd door een play-off) met zestien bood een elegante oplossing: 40 speeldagen. De laatste tien matchen voegen extra spanning toe, elk half puntje dat je in de eerste 30 speeldagen verovert, is van belang, en de strijd om de zesde plaats wordt heel spannend. Je krijgt geen middenmotors meer die al uitgevoetbald zijn en punten cadeau doen, en je hebt meer matchen onder druk tussen de betere ploegen, goed om aan te haken bij het Europese niveau.”

De illusie

Je kan in deze formule eerste worden in de gewone competitie en op het eind van de rit toch met lege handen achterblijven, dat wordt als oneerlijk ervaren.

“Het risico is heel klein. En als je zoiets vooraf afspreekt, is het vanaf dat moment niet meer oneerlijk.

“Wij simuleren overigens met onze modellen de competitie vaak. Daaruit blijkt dat de kans dat pakweg Anderlecht kampioen wordt in het systeem Saturnus, vergelijkbaar is met de kans dat Anderlecht de titel pakt in het huidige systeem.”

De veertiende maakt nog kans op een Europees ticket. Zo’n kleine club kan zo’n campagne meestal niet aan, waarom is die mogelijkheid per se nodig?

“Om dat te bereiken, moet dat team héél goed presteren. Ook de kans daarop is klein. Maar de clubs en de supporters hebben tot en met april de illusie dat zij strijden voor Europees voetbal. Daar draait het om, dat is voetbal; de som van de verwachtingen.”

1 + 1

Waarom zou ik in de formule Saturnus naar een match tussen Club en Standard in oktober kijken? De feitelijke inzet is amper anderhalf punt en er is nog zo’n lange weg af te leggen.

“Wij kennen daar minder spanning aan toe in ons systeem. De abonnementhouder, die overigens tóch komt, zal dat als een minder prestatief element ervaren en er zullen in de losse ticketverkoop lagere resultaten zijn. Maar er is compensatie; de extra wedstrijden op het einde van het seizoen én de strijd om de zesde plaats die héél fel zal zijn.”

Bij die strijd om de zesde plaats zijn minder mensen betrokken. Als je de achterbannen van de clubs die erom vechten, optelt bij de neutrale liefhebbers, kom je aan een lager aantal mensen dan wanneer je de achterbannen van de grote clubs samenvoegt, die doorgaans al zeker zullen zijn van hun stek bij de eerste zes.

“Ik verwacht dat de mensen elk half puntje dat ze er in de slotfase nog kunnen bijnemen voor die belangrijke nacompetitie, de moeite waard zullen vinden om naar het stadion te trekken. Ze zullen ook in afwachting zijn van wat die nacompetitie brengt.

“In Nederland lokten de twee laatste seizoenen met het oude systeem elk 4,9 miljoen toeschouwers. In het eerste seizoen met een play-off steeg dat naar 5,5 miljoen, het jaar nadien naar 5,8 miljoen. Verklaring? 300.000 vanwege de betere stadions, 300.000 vanwege de toegenomen spanning van de gewone competitie en 300.000 toeschouwers bij de nacompetites. Dus: 600.000 extra mensen dankzij de competitiehervorming. Het is natuurlijk niet leuk als het risico bestaat dat het fout afloopt voor jouw club, maar je wil er wel bij zijn.

“De verwachting is dat de totale revenuen van de Belgische eerste klasse in twee jaar met twintig procent zullen stijgen.”

Is een factor als ‘verzadiging’ in uw model opgenomen? Raken mensen een duel tussen Anderlecht en Standard niet beu als je vier zulke confrontaties per seizoen hebt?

“We houden er rekening mee dat 1+1 geen 2 is, maar 1,85. Dat is de algemene verzadigingsfactor die wij overal doorheen laten tellen.”

Kerstvoetbal

We krijgen in deze formule een overvolle kalender; amper ruimte voor inhaalwedstrijden, veel vermoeidheid, blessures … Het hypothekeert de prestaties van de ploegen die Europees spelen, klinkt het in Nederland, terwijl het net de bedoeling was om dat peil omhoog te krijgen.

“Als je kijkt naar het aantal wedstrijden – competitie plus beker plus Europees – dat de topclubs in de grote Europese voetballanden per seizoen afwerken, blijkt dat jullie ver onder het gemiddelde zitten. Als de coach het van bij de start opneemt in de arbeid-rustverhouding, is er geen probleem.”

We kunnen in deze formule amper rond kerstvoetbal, maar zijn daar qua infrastructuur niet op ingesteld.

“Jullie moet zich de vraag stellen of de prijs voor het aanleggen van verwarming zo hoog is dat jullie die niet zouden kunnen dragen in het licht van jullie ambitie om het Belgische voetbal op een beter niveau te brengen. Ik weet dat de boekhouding van een gemiddelde voetbalclub er in Nederland anders uitziet dan in België. Maar een verwarmd veldje moet er toch af kunnen?” S

door kristof de ryck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content