Met Bert Anciaux werd een paar weken geleden de derde minister van Sport in niet eens een jaar tijd geïnstalleerd. Nadat alle departementen waren verdeeld, kreeg Anciaux eerst Cultuur en Jeugd toegeschoven en vervolgens werd ook Sport aan zijn portefeuille toegevoegd. Als een soort aanhangsel. Het zegt alles over de manier waarop de overheid in dit land over sport blijft denken. De conditie van de jeugd holt schrikbarend achteruit en tal van federaties kampen met een gebrekkige structurele werking. Ex-coryfeeën die zich voor hun discipline toch nog verdienstelijk willen maken, raken binnen de kortste keren zwaar gefrustreerd. Al die alarmsignalen worden al jaren genegeerd. Politici gebruiken de sport alleen om te scoren. Of uit opportunisme, zoals de voormalige Vlaamse minister-president Bart Somers een paar maanden geleden op een wel heel erg pijnlijke manier demonstreerde : zijn (waan)idee om de Olympische Spelen in 2016 naar Vlaanderen te halen klonk spectaculair, maar in feite was het niet meer dan wat gebakken lucht. Een echte sportvisie uittekenen is veel moeilijker.

Geen evenement dat een betere indicatie is voor het sportbeleid in een land dan de Olympische Spelen. Vanaf zaterdag kijkt de hele wereld naar de gebeurtenissen in Athene. De Belgische delegatie kon echter moeilijk met heel veel ambitie afreizen naar de Griekse hoofdstad. Terwijl bijvoorbeeld Nederland luidop droomt van 25 medailles, blijven de Belgische kanshebbers op eremetaal gemakkelijk op de vingers van één hand te tellen. Dit land heeft geen sportcultuur, geen sterke leiders, geen gedegen infrastructuur, geen ver-fijnd scoutingapparaat. Gegarandeerd zal die analyse straks na de Olympische Spelen weer worden gemaakt. Waarna iedereen op de oude manier verder doet en de stiefmoederlijke behandeling van hogerhand blijft.

Steeds weer kwam de sport de afgelopen jaren vast te zitten in de wurggreep van de commercie. Die trend is niet aan de Olympische Spelen voorbijgegaan. Olympische idealen en edele principes zijn al lang vervangen door harde business, sinds het professionalisme zijn intrede deed, worden ook de Spelen overspoeld door commerciële belangen. De expansiedrift van het Internationaal Olympisch Comité is niet in te dijken en het gigantische belang van dit evenement zet de atleten meer onder druk dan ooit tevoren. Ook hierin kaderen de verschillende dopinggevallen die in de weken voor de Olympische Spelen te registeren vielen. De drieduizend dopingonderzoeken die straks in Athene gevoerd zullen worden, moeten als afschrikmiddel dienen. Ingenieuze opsporingsmethodes hebben de essentie echter niet veranderd : het komt er steeds weer op aan onderzoekers een stap voor te zijn en naar middelen te zoeken die het gebruik van verboden producten maskeren. Dat sommigen nog altijd grijpen naar een inmiddels te detecteren middel als epo is anderzijds wel heel erg vreemd.

Topsporters gaan constant op zoek naar extremen en blijven van daaruit bevattelijk voor irrationele zaken. In Amerika gaf een aantal atleten ooit toe dat ze best bereid waren om preparaten in te nemen die hun leven met tien jaar verkorten in ruil voor olympisch goud. Dat soort ontboezemingen is niet gebruikelijk als het over doping gaat. Moedig en bemoedigend was het daarom dat de op epo betrapte Filip Meirhaeghe een paar weken geleden niet naar uitvluchten zocht. Het leek erop dat hij daarmee een soort omerta doorbrak, nadat eerder ook de Britse wielrenner David Millar schuldig pleitte nadat bij hem epo was aangetroffen. Die attitude valt in ieder geval te prefereren boven de houding van al degenen die zich in allerhande bochten wringen om de schuld af te wentelen en, zoals onlangs Dave Bruylants, met ronduit belachelijke argumenten komen aandraven.

De sport moet zichzelf ter verantwoording durven roepen. De belasting voor atleten heeft al lang buitenissige proporties bereikt, maar dezelfde atleten leggen zichzelf ook veel te hoge eisen op. Zo gaat de Amerikaanse zwemmer Michael Phelps in Athene op jacht naar zeven gouden medailles. In acht dagen start hij in liefst zeventien wedstrijden. Dat juist Amerikanen dat soort ambities koesteren is geen toeval : juist de Olympische Spelen wakkeren de nationale gevoelens zodanig aan dat er sprake is van een ziekelijk patriottisme. Dat jaagt hen steeds meer op.

De uitdaging van de sport is dat je grenzen verlegt. Maar de vraag is : hoe ver kan en mag je daarin gaan ?

door Jacques Sys

Tot waar kan je grenzen blijven verleggen ?

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content