Op 1 november was het precies 90 jaar geleden dat de nationale ploegen van België en Engeland het Bosuilstadion inwijdden. Een rondleiding in het tehuis van Royal Antwerp Football Club, het voorbije weekend tijdelijk gesloten.

De Hel van Deurne, lang vervlogen herinneringen. Het stadion en de club, momenteel aan haar tiende seizoen in tweede klasse bezig, kreunen. Dringend nood aan een extreme makeover. OMAS, Openluchtmuseum aan de Stroom. En toch, de Bosuil ademt voetbal. Of, zoals Jan Mulder ooit schreef: “De Hel van Deurne is dood, de resten adembenemend. De Bosuil lijkt op een surrealistisch werk van een beginnend ruïnekunstenaar. De nauwe gangen staan op instorten, de betonnen trapjes naar de tribune zijn half vergaan. De grasmat is perfect, een schrijnende contradictie.”

In de hoek van het stadion wuift Jos Reygaerts de complimentjes weg. “Het werk van ‘den Dirk(De Cleir, nvdr), onze terreinverantwoordelijke”, zegt Reygaerts, samen met zijn echtgenote José sinds 1993 conciërge op de Bosuil. De Limburger, die negen jaar ondergronds in de mijnen van Waterschei werkte, verkaste na zijn huwelijk naar Deurne, waar Georg Kessler hem in februari 1997 tot materiaalman bombardeerde. “De vorige liet verstek gaan voor de verplaatsing naar Anderlecht, dus ging ik mee. 2-3! En toen we de week erna opnieuw wonnen, zei Kessler: ‘Jos, jij brengt geluk. Vanaf nu ben je onze vaste materiaalman.’ Mooi, toch?”

“En ik heb 21 jaar in de andere hoek van het stadion gewoond”, vertelt Frans Van Hove, tussen 1955 en 2012 in loondienst van Royal Antwerp Football Club. Op zijn 21e binnengekomen via schatbewaarder Jos Collin, de broer van Fernand, voorzitter van de voetbalclub – tussen 1934 en 1968 – én van de Kredietbank. “De administratie werd steeds complexer. In die tijd kregen de spelers alleen een premie, bepaald volgens de stemming van de bestuursleden. (lacht) Maar onze Engelse trainer, Harry Game, ging de professionele toer op. Verzorgers, afgevaardigden, meer en harder trainen…”

Dat vertaalde zich in die zeven seizoenen, tussen 1953 en 1960, ook óp het veld: tweemaal vicekampioen, bekerwinst (1955) én landskampioen in 1957. “Meer toeschouwers, grotere inkomsten, meer controleurs. En dus hadden ze iemand in de boekhouding nodig”, zegt de 79-jarige Frans Van Hove, die in 1967 stadiondirecteur werd.

We stappen langs het witte hoofdgebouw, afgewerkt in 1923. Vale muren, op bepaalde plaatsen is het glas in de vensters door spaanplaten vervangen. Van Hove: “Maar vergis u niet, mijnheer: dit stadion zal in de eerste honderd jaar niet instorten.” Voorspel niets… Een paar dagen later, tijdens de thuiswedstrijd tegen Boussu Dour, zal een deel van een vloerplaat in tribune 1 inzakken, waarna burgemeester Bart De Wever vrijdag besloot het stadion tijdelijk te sluiten.

Frank Verhulst, de veiligheidsverantwoordelijke, pikt in: “De oorspronkelijke constructie is gebouwd met beton van voor de Tweede Wereldoorlog. Betere specie, meer ijzer… En dat merk je ook aan de stabiliteitsonderzoeken, die we probleemloos doorstaan.” Van Hove: “Ik heb het nog meegemaakt dat een elektricien in het oude beton gaten wilde drillen. Hoeveel boren heeft die man niet versleten?” (blaast)

Mastodont

De gangen onder de hoofdtribune zijn smal en laag. “Opletten voor het hoofd”, waarschuwt Van Hove. “Pál Csernai, begin de jaren zeventig onze Hongaarse trainer, vergat ooit de lichten aan te steken. Met zijn hoofd tegen het betonnen plafond! Geen training kunnen geven die avond.” Csernai, een fenomeen in de dug-out. Later nog carrière gemaakt bij onder andere Bayern München, Benfica, Borussia Dortmund en de nationale ploeg van… Noord-Korea, maar in Antwerpen vooral gevreesd voor zijn explosief karakter.

Drie kleine tunnels leiden naar het veld. “De spelers van de twee ploegen én de scheidsrechter hadden elk hun gang, strikt gescheiden van elkaar. En omdat de kleedkamers te klein waren, zaten de trainers vroeger zelfs bij de scheidrechters”, lacht Van Hove. Hij wijst naar de hoofdtribune. “6500 plaatsen, in 1923 was dat ongezien. Een mastodont!”

Het puntdak van golf- en asbestplaten, dat op een antieken staalconstructie steunt, is op bepaalde plaatsen lek, gescheurde rioolbuizen worden door plakband bij elkaar gehouden. De houten zitjes met armleuning in de eretribune zijn voorbehouden aan bestuurders, trainers en prominenten, op de onderste rij van de hoofdtribune zijn de kleine houten loges nog intact. Businessseats avant la lettre. Van Hove: “Daar zaten de mecenassen, de promotors van het voetbal.” Aan de rechterkant zijn de houten zitbanken vervangen door plastieken kuipjes. Verhulst: “Als de brandweer straks een positief advies geeft, kunnen we de capaciteit optrekken van 13.373 naar bijna 15.000.”

De volgende maanden staan er nog cosmetische ingrepen gepland. De bouw van het vak voor personen met een beperking is zogoed als afgewerkt, de controlekamer voor de ordediensten en de radiocabine worden afgebroken en vervangen door nieuwe dug-outs die nu nog aan de rand van het veld staan. Verhulst: “Dat zal het stadion visueel mooier maken.”

“Kosten op het sterfhuis”, noemt gerechtigd correspondent Paul Bistiaux het in 2004 in het weekblad Knack. Nochtans, al in 1987 ontvouwt Georg Kessler zijn plannen om in Deurne een nieuw multifunctioneel complex, met uitschuifbaar dak, te bouwen. Deutsche Bank is bereid om de dertig miljoen euro te financieren aan een intrest van vijf procent, maar de deal springt af wanneer de club het stadion niet in onderpand wil geven.

Tien jaar erna, kort nadat de UEFA Euro 2000 aan België en Nederland heeft toegewezen, wordt de maquette opnieuw uit de kast gehaald. De plannen zijn getekend, de financiering volledig rond, maar op ’t Schoon Verdiep liggen ze dwars: dat er in de toekomst eventueel een uitschuifbaar dak bijgebouwd kan worden, is een breekpunt. Te veel concurrentie met het Antwerps Sportpaleis, waar de stad en de provincie belangen in hebben. Verhulst: “De club stond klaar om op de boot te springen, maar ze hebben de trossen losgegooid.” Daardoor grijpt Antwerpen, de stad die het meest met België en Nederland wordt geassocieerd en centraal tussen die twee landen ligt, naast het EK én een nieuw stadion.

In de middencirkel

“Toen ik hier voor het eerst op de middenstip stond, dacht ik: wauw! Dan pas ervaar je de grootsheid”, sprak Jerrel Hasselbaink, de huidige T1 van Antwerp, onlangs in Voetbal International. “Wat ik zo leuk vind, is dat het stadion tussen de huisjes ligt. Typisch Engels. Ik keek altijd graag uit het raam toen we met de spelersbus de laatste kilometers aflegden. Everton, Liverpool, Leeds… Dan zag je de supporters op straat in drommen naar het stadion lopen. Voor mij is dat de charme van volksclubs.” En, toegegeven, wie onder meer bij Leeds, Atlético Madrid en Chelsea voetbalde, heeft recht van spreken.

Ook Hasselbainks Nederlandse assistent, Richard Stricker, was onder de indruk. “Toen mijn vrouw hier kwam, zei ze meteen: ‘Ik vind het mooi, dit is brocante.’ Het heeft wel wat. Ik probeer mensen soms uit te leggen hoe ik hier geniet. Eerst kijken ze je raar aan, tot ze tijdens een wedstrijd die ongelofelijke herrie van de supporters horen. Dan snappen ze het.”

En toch. Dat hier, na een tweede uitbreiding midden de jaren vijftig, zestigduizend toeschouwers opeengepakt zaten, is amper voor te stellen. Van Hove: “Het stadion werd toen volledig dichtgebouwd, met de beruchte tribunes achter het doel, waar telkens zestienduizend toeschouwers stonden. En soms werd er naast het veld een koord gespannen, waarachter stoeltjes werden geplaatst. Eigenlijk is het stadion stelselmatig vergroot om (vriendschappelijke) wedstrijden tussen België en Nederland te kunnen organiseren.” 38 keer stonden de twee landen tegenover elkaar, de Hel van Deurne Noord was geboren. Want: twintig Belgische overwinningen, slechts elf keer trok Nederland aan het langste eind.

In maart 1977 valt in Antwerpen het doek over de Derby der Lage Landen, die naar Brussel verhuist. Met een oefeninterland tegen Brazilië (1-2) nemen de Rode Duivels in oktober 1988 definitief afscheid van de Bosuil. Maar, zegt Van Hove: “Dat immense stadion verklaart de aantrekkingskracht van de club. Wie op zaterdag of zondag naar het voetbal wilde gaan, wist dat er plaats genoeg was. En: de bevolkingsaantallen in Deurne zijn na de Tweede Wereldoorlog spectaculair gestegen. Ervoor stond er langs de Oude Bosuilbaan een boerderijtje, meer niet. Nieuwe inwoners betekende ook nieuwe supporters, die bij manier van spreken door het stadion aangezogen werden.” Verhulst: “En geen chichi, dit is nog een volkse buurt. Veel slapende fans, dat wel, maar bij het minste succes vinden ze opnieuw de weg naar het stadion. Tien seizoenen in tweede klasse, maar toch spelen we gemiddeld voor meer dan tienduizend toeschouwers.”

‘De vissenkom’

De grote staantribune, goed voor zestienduizend toeschouwers, wordt in 1991 afgebroken om plaats te maken voor het Atrium, de vissenkom in de volksmond, met twee feestzalen en achthonderd businessseats. “Toch jammer”, zucht fotograaf Jurgen Vantomme, een van de vele groundhoppers, romantici die de authentieke voetbalbeleving koesteren. Waar ooit de goedkoopste tickets werden verkocht, kost een zitje nu 1250 euro. Verhulst: “Een specialleke. Want als enige club in België had Eddy Wauters gekozen voor glas dat het stadion groter deed lijken, zoals een leesbril. Een vooruitziend idee van onze toenmalige voorzitter.”

Frans Van Hove, ernstig: “Ik noem Eduard nog altijd onze voorzitter. Toen ik hier begon, in 1955, speelde hij al in de eerste ploeg. Na de tweede plaats in 1956 zei hij tegen de spelers: ‘Jongens, ik ga een jaar in de VS studeren, volgend jaar geen kampioen worden.’ En wat gebeurde er in 1957? Landskampioen! Zonder Eddy Wauters. Nooit meer kunnen herhalen…”

Eddy Wauters wás Antwerp. Ex-(jeugd)speler en trainer, viervoudig international en tussen maart 1969 en januari 2012 voorzitter van The Great Old. “Zijn voorgangers wilden het voetbal puur en amateuristisch houden. In Anderlecht en Luik zag je midden de jaren zestig al reclameborden rond het terrein, waardoor die clubs financieel een voorsprong op ons namen. Pas toen Wauters voorzitter werd, begon de professionalisering en haalde Antwerp ook publicitaire inkomsten binnen.”

Soms te veel zelfs, zoals op 14 juni 1972, toen België en West-Duitsland in Antwerpen de halve finale van het EK speelden. Een wedstrijd die al weken over de tongen was gerold. De Mannschaft komt naar België! Sepp Maier, Franz Beckenbauer, Paul Breitner, Günter Netzer, Uli Hoeness, Jupp Heynckes, Gerd Müller… “Maar de BRT weigerde de match uit te zenden omdat er te veel reclameborden rond het veld stonden.”

Hét voetbalmirakel

In de hoek tussen het Atrium en tribune 2 – het kloppend hart van de spionkop – is de lichtmast opmerkelijk kleiner dan de drie andere. Een verhaal dat teruggaat naar september 2000. Verhulst: “Een grote tent, die hier in de buurt stond opgesteld, werd door een zware storm tegen de lichtmast gekatapulteerd, waardoor die onder de druk is afgeknapt. Waarom weet ik niet, maar uiteindelijk werd de oorspronkelijke mast door een kleiner exemplaar vervangen.”

De authentieke witte houten zitbankjes lijken mee te kijken. Van Hove: “Het ziet er oud en oncomfortabel uit, maar als het van de supporters afhangt, dan mag tribuun 2 nog driehonderd jaar bewaard blijven.” Nooit zijn hier meer tranen van geluk gevloeid dan op dinsdag 26 september 1989: Antwerp – Vitosja Sofia 4-3, mirakel onder de voetbalmirakels. Na de 0-0 uit de heenwedstrijd ligt Antwerp in de 87e minuut tegen het canvas: 1-3. Maar dan… 90e minuut Nico Claesen (2-3), 92e minuut opnieuw Claesen (3-3) en 94e minuut Raphaël Quaranta (4-3). Gekwalificeerd. Onwaarschijnlijk…

We stappen verder naar kant Merksem, over brokstenen. Verhulst: “Het afschraapsel van wegwerkzaamheden, ideaal als ondergrond.” Het is soms behelpen, geeft hij toe. “In andere delen van het land krijgen de clubs meer steun van de (lokale) overheid, maar we werken verder. Ook de omgeving wordt opgefrist. Nieuwe jeugdvelden, onder andere. Het is de bedoeling om onze jeugd, die nu op Peerdsbos in Brasschaat speelt, terug naar de Bosuil te halen. Jeugd, spelers van de eerste ploeg en supporters allemaal samen op de club. Eén grote familie.”

Real Madrid

We stoppen aan de familietribune, gebouwd in 2001 en goed voor drieduizend zitplaatsen. Frank Verhulst, met nóg een verhaal. “De vorige reglementering bepaalde dat je vanaf drieduizend zitjes moest compartimenteren, daarom werden in een hoekje op de onderste rijen geen zitjes geplaatst. Zo hadden we 2992 plaatsen… (lacht) Maar toen Binnenlandse Zaken de regels aanpaste, werd een proces verbaal opgesteld: het betonnen platform was te gevaarlijk, supporters zouden er kunnen afvallen. En toen hebben we maar alle stoeltjes geplaatst.”

In de nok hangen foto’s van de negen grootste spelers in de clubgeschiedenis. Centraal Eddy Wauters, omringd door László Fazekas, Karl Kodat, Frans van Rooij, Hans-Peter Lehnhoff, Rudi Smidts, Alex Czerniatynski en Vic Mees, die figureerde in Antwerps eerste Europabekerwedstrijd. 31 oktober 1957, de dag dat Real Madrid naar de Bosuil kwam en firma’s hun personeel een halve dag vrijaf gaven om de match bij te wonen. De Madrilenen, met Alfredo Di Stéfano, Raymond Kopa en Francisco Gento in de basis, hebben de eerste twee edities van de Europabeker voor landskampioen gewonnen, maar de 55.000 toeschouwers zien vol ongeloof hoe Vic Mees en Jef Van Gool op het doelhout mikken. Di Stéfano tekent voor de 0-1, Stan De Backer stelt vanop meer dan 25 meter gelijk. Van Hove: “Onvoorstelbaar kabaal.” Mees treft nog eens de deklat, maar Di Stéfano kopt op het uur de winnende treffer voorbij doelman Wim Coremans. 1-2, maar Antwerp gaat als morele winnaar van het veld.

Er volgt nog een dertigtal Europese wedstrijden, met spraakmakende overwinningen tegen onder andere Hertha Berlijn, Spartak Moskou, Aston Villa, Ajax, VfB Stuttgart en… FC Barcelona. 2-1, goals van Willy Van Der Wee en Urbain Segers. Vanhove: “Fantastische avonden beleefd. En dan die campagne onder Walter Meeuws. Antwerp naar Wembley!”

Kasseileggers

Nog even een bezoekje brengen aan de oude woning van Frans Van Hove, waar hij tussen 1967 en 1988 woonde. Aan de deur hangt een metalen plaatje met het nummer ’54’, het officiële adres van Royal Antwerp Football Club. Van Hove wijst naar een lichtmast. “Ik herinner me een winterstorm, toen de sneeuw aan de lichtarmaturen bleef plakken. Tot die grote ijsblokken vielen en het dak van het stadion én onze woning doorboorden. Drie, vier gaten… Ik zie ons nog zitten in onze pyjama, rillend van de kou.” (lacht)

Naast de kleine living, sporadisch nog gebruikt als bureau, ligt het keukentje, waar een kopieermachine staat. Aan de muur hangt een foto van de kampioensploeg van 1944. “Nooit zien spelen, maar ik kan de namen zo opnoemen: Charles Willems, Bob Paverick, Jos Weyns, René Geuns…”

Centraal in de gang een steile trap, die naar nóg een kamertje leidt. “Met drie kinderen was het soms behelpen, ja, maar het had zijn charmes. Soms moesten de kinderen in de kleedkamers douchen.” Nog twee kamertjes, overal liggen papieren en ringmappen. “Mijn bureau ligt er nog altijd bij zoals ik het in juni 2012 heb achtergelaten.” Hij ziet dat het goed is, de deur gaat dicht.

Het chalet, vroeger gedeeld door de tennis- en hockeyafdeling, is verbouwd. Een fanshop op het gelijkvloers, boven nieuwe kantoren voor de clubmedewerkers. “Alle andere afdelingen zijn vertrokken. Er zijn hier zelfs ooit atletiekmeetings en speedwayraces georganiseerd.”

Frans Van Hove blijft, ook na bijna twee uur wandelen, een vat vol verhalen. Over de kasseistenen aan de hoofdingang bijvoorbeeld, gelegd in de jaren zeventig. “Vage grond, die bij hevige regen veranderde in een slijkweg. Ik zie de kasseileggers nog voor mij. ’s Morgens kaarsrecht, maar omdat ze hele dag voorovergebogen werkten, werden ze ’s avonds half krom in een auto geduwd. En de dag erna gingen ze weer pijlrecht aan het werk.” (schatert)

Tijd om afscheid te nemen. In de statige vijver, evenwijdig aan het weggetje naar de hoofdingang, zwemmen de eendjes ongestoord verder. Er hangt bijna een gewijde stilte rond de Bosuil. Frans Van Hove: “Het zou toch zonde zijn om hier te moeten vertrekken? Zo veel verhalen, zo veel nostalgie.” Frank Verhulst: “De ideale ligging. Parking, groenzone, een autostrade in alle richtingen van het land. En vooral: het voetbal lééft hier.”

DOOR CHRIS TETAERT – BEELDEN: JURGEN VANTOMME

“Dit stadion zal in de eerste honderd jaar niet instorten.” Frans Van Hove

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content