Over een jaar organiseert Zwitserland, samen met Oostenrijk, het EURO 2008. Dankzij goed besteed geld, geduld en een visie stak het kleine Alpenland voetballend België voorbij. ‘Nochtans zijn onze problemen dezelfde’, zegt TD Hansruedi Hasler.

Toen Zwitserland in 1994 doorstootte naar de tweede ronde van het WK in de Verenigde Staten, was het 28 jaar geleden dat het Alpenland zich nog had geplaatst voor een groot toernooi. De euforie bleef niettemin beperkt. “De indruk was dat we dit toch vooral te danken hadden aan een bijzonder getalenteerde lichting spelers”, zegt Hansruedi Hasler, de 59-jarige technisch directeur van de Zwitserse voetbalbond. “Onder het succes stond geen fundament.”

Dat bleek ook snel. De passage tijdens het EK twee jaar later verliep onopgemerkt, waarna Zwitserland weer van het internationale toneel verdween. Het EK 2004 in Portugal luidde een nieuwe renaissance in en de bevestiging volgde vorig jaar tijdens het WK in Duitsland, waar het team van bondscoach Jakob Kuhn uitgroeide tot één van de revelaties. In de achtste finales tegen Oekraïne werd het pas uitgeschakeld na een strafschoppenreeks, zonder in heel het toernooi één enkel tegendoelpunt te hebben geslikt.

In tegenstelling tot de kwalificaties in de jaren 1990 kwam dit resultaat niet uit de lucht gevallen : in 2002 waren de U17 Europees kampioen geworden en datzelfde jaar bereikten de U21 de halve finales van hun EK. Het waren de eerste vruchten die het Zwitserse voetbal plukte van het langetermijnproject dat de bond na het WK 1994 in de steigers zette. “Die kwalificatie betekende een doorbraak”, vertelt Hasler. “Plots dienden er zich sponsors aan en, in tegenstelling tot wat je zou verwachten, reageerden de toenmalige bondsleiders opmerkelijk visionair. Ze zeiden : dit is hét moment om iets te veranderen. Zwitserland stond bekend als een land van goede opleidingen, maar niet in het voetbal. Daar moest het geld naartoe gaan.”

Nationale filosofie

Het eerste wat gebeurde, was de aanstelling van een technisch directeur – een functie die tot dan niet bestond in de Zwitserse bond. Hansruedi Hasler trad in dienst op 1 januari 1995. Profvoetbal had hij nooit gespeeld, al was hij wel in de hoogste twee afdelingen actief. Nadien trainde hij tien jaar lang clubs in de tweede klasse, maar altijd in combinatie met zijn job als leraar lichamelijke opvoeding. Later werd hij onderzoeker aan het nationaal sportinstituut van Macolin. Twee keer wees hij een aanbod om proftrainer te worden af. Tot de bond kwam. “Ik was 47, kende het jeugdvoetbal en het seniorenvoetbal, en ik sprak alle landstalen : ik voelde me klaar voor de opdracht.”

Hasler pakte zijn koffers en bezocht acht landen in Europa, waaronder België, om hun opleiding te bestuderen. “Zwitserland is klein, net als België. Vergelijken met Frankrijk heeft geen zin. We kunnen mekaars structuren vergelijken, maar niet het spelerspotentieel. Zelfs met een buitengewoon goede opleiding kunnen we hun niveau niet evenaren, gewoon omdat we veel minder spelers hebben. Maar een intensieve opleiding is wel de enige manier waarmee landen als Zwitserland en België resultaat kunnen boeken.”

Na twee jaar voorbereiding stond het stappenplan op papier. Daarin drie grote opdrachten. Eén : de clubs kwaliteitscriteria opleggen zodat ze verplicht werden hun opleiding te professionaliseren. Twee : als bond het goede voorbeeld geven door zelf professionele trainers in dienst te nemen en opleidingscentra op te richten. En drie : een nationale spelfilosofie ontwikkelen.

De bond ontzag zichzelf dus niet. Hasler : “We namen zes professionele jeugdtrainers in dienst – ondertussen zijn dat er al tien. Niet alleen om een nationale jeugdploeg te coachen, maar vooral ook om de jeugdtrainers in de clubs te helpen. Zij moesten als het ware de ambassadeurs van ons project zijn. Met onze centres de forma-tion en, voor de veertien- tot zestienjarigen, centres de préformation wilden we de clubs laten zien wat er mogelijk is als je goed werkt met de jeugd.”

Hasler is oprecht verbaasd als hij verneemt dat de professionalisering rond de Belgische jeugdselecties nog steeds geen prioriteit is. “Een klassiek probleem”, zegt hij. “Bondsleiders zijn niet makkelijk te overtuigen dat een nationaal jeugdtrainer voltijds bezig moet zijn. Natuurlijk kost zo iemand veel te veel als hij maar om de drie, vier weken een wedstrijd heeft. Hoeveel dagen per jaar zijn de U17 samen ? Vijftig ? En zeventig met een eindronde erbij ? Hoe wil je daarvoor een proftrainer in dienst nemen ? Dat is de moeite niet. Dus, heb ik mijn bazen gezegd : die wedstrijden zijn de kers op de taart. Ik wil bondstrainers die elke dag onderweg zijn, die bij de clubs langslopen om er de bondsfilosofie te verdedigen, de kwaliteit van de trainingen te observeren, de clubtrainers te ondersteunen en week na week hun spelers op te volgen. Ik wil dat ze twee derde van hun tijd overal in Zwitserland op bezoek zijn en daarnaast mogen ze, bij wijze van dessert, een nationaal jeugdelftal trainen. Zo moet het ! De Zwitserse bond is me daarin gevolgd.”

Maar, geeft Hasler toe, zonder het geld van die ene grote sponsor, de bank Crédit Suisse, had het niet gekund. “Crédit Suisse was net zo goed visionair. Zij stelden als voorwaarde dat de helft van hun geld in opleiding werd gestoken. Ze hebben tot bijna tien jaar na het WK 1994 moeten wachten, maar sinds enkele jaren loont dat : hun logo wordt nu volop geassocieerd met jeugd én met succes aan de top.”

De GAG-methode

Verliep de professionalisering in de clubs en de bond gesmeerd, de introductie van een algemene spelfilosofie ondervond meer weerstand, vertelt Hasler. “We wilden de nieuwe filosofie niet als een dictaat invoeren. De clubs zouden er financieel voor moeten opdraaien, dus moesten zij en hun technici in de eerste plaats zelf overtuigd zijn van wat we gingen doen. We hebben hen bij het hele proces betrokken en samen de nieuwe aanpak uitgestippeld. Dat was de kortste weg naar een breed draagvlak.”

De noodzaak van een gemeenschappelijke voetbalvisie sproot onder meer voort uit de culturele verscheidenheid van het land. Die straalde negatief af op zijn voetbal. Halser : “Als het zuiden speelt zoals Italië, het westen zoals Frankrijk en het noorden op z’n Duits : kortom, als een klein land zijn krachten verdeelt in plaats van ze te bundelen, komt het niet vooruit.”

Het resultaat was de GAG-methode. Hasler putte hiervoor uit zijn historische kennis en inzichten als pedagoog. “Aan de basis lag de vaststelling dat de trainingen kwaliteit misten. Opwarming, oefeningen, wedstrijdje : zo zag een typische training eruit. Veel te analytisch en met te weinig speelse momenten. Zo kon het niet verder. GAG staat voor globaal-analytisch-globaal. Spelen, oefenen, spelen. Een training begint met spelvormen, daarna enkele analytische oefeningen, en ze eindigt met opnieuw spelvormen. Een derde van de tijd wordt dus ingevuld met oefeningen en de overige twee derde met voetballen. Volgens ons is dat de perfecte verhouding.”

Hasler noemt de methode zonder discussie innoverend in het Europese voetbal. Her en der mocht hij ze komen toelichten en onder andere België nam sommige principes al over. “In Zwitserland”, zegt de technisch directeur niet zonder trots, “werkt ondertussen tachtig procent van de jeugdtrainers volgens de GAG-methode.”

Of de vernieuwing na Amerika 1994 ook de Zwitserse revival van de laatste jaren verklaart, is een pluim die Hasler niet zomaar op zijn hoed wil steken. “Het is maar een stuk van de verklaring”, zegt hij. “Talent blijft de basis van alles. Zelfs al werk je goed, zonder talent is het lastig resultaten boeken. Voor kleine landen als België en Zwitserland is dat niet evident, dus hoogtes en laagtes dreigen altijd. Talent is immers zeldzaam. En ten derde heb je een bondscoach nodig die van zo’n talentvolle groep een competitief elftal kan maken. Want zonder ploeg volgen evenmin resultaten. Op dit moment hebben we een generatie jonge spelers die inderdaad een goede opleiding kregen in hun clubs en in de bond. Laten we hopen dat we daarmee volgend jaar voor eigen publiek een goed figuur slaan.”

Hasler is de eerste ook om de prima prestaties van de Zwitserse ploeg in Duitsland te relativeren. “We hebben goed gespeeld, vooral defensief, want we slikten geen enkel doelpunt. Dus waren we goed georganiseerd en sterk in de rechtstreekse duels. Dat is de basis, maar om te winnen moet je doelpunten maken en daarin schoten we tekort. We speelden twee keer 0-0 gelijk, tegen Frankrijk en Oekraïne, en we wonnen tegen Zuid-Korea en Togo. Maar die twee landen zijn er volgend jaar op het EK niet bij : wel Engeland, Frankrijk of Portugal ! Als we beter willen doen, zullen we aanvallend sterker moeten zijn.”

Het is de grote uitdaging waar Zwitserland nu voorstaat. Bondscoach Kuhn orakelde een halfjaar geleden in een interview dat zijn ploeg Europees kampioen kan worden, maar Hasler blijft nuchter. “Ook de andere landen zitten niet stil”, merkt hij op. “De kleine voorsprong die we de laatste jaren hebben opgebouwd, zijn we zo weer kwijt als we de teugels vieren. We waren erbij op het EK voor U17 in 2005, maar in 2006 niet en toen waren er liefst ácht andere landen dan het jaar voordien. Dit jaar zijn er weer vijf nieuwe in vergelijking met vorig jaar. Dat betekent dat er in Europa minstens twintig landen goed werken. De concurrentie is enorm.”

Maar zo goed Zwitserland er voorstaat, zo slecht gaat het met het Oostenrijkse voetbal. Het team dat sinds januari 2006 wordt gecoacht door bondscoach Josef Hickersberger, moddert al jaren aan en gevreesd wordt voor een afgang voor eigen publiek. “Ach, Oostenrijkers maken zich altijd zorgen”, blijft Hasler vriendelijk voor de buren. “Het klopt dat ze nog niet even ver staan als wij, maar ze boeken vooruitgang. Soms wordt Oostenrijk ook een beetje onderschat. Hun niveau is goed, alleen hebben ze minder spelers in het buitenland. Of ze spelen daar niet. Het is beter in je eigen competitie titularis te zijn dan bij Arsenal of Hamburg op de bank te zitten. Onze internationals spelen ook niet altijd in hun buitenlandse clubs, maar dat zal wel in belangrijke mate onze kans op succes volgend jaar bepalen. Daarom drukken wij hen op het hart dat ze titularis moeten zijn, en als dat moeilijk wordt, is ons advies om van club te veranderen.”

Belgische parallel

Het EURO 2008 moet voor Zwitserland de bekroning worden van de grootscheepse herbronning die na het WK 1994 werd ingezet. Het is een kans die België nooit te baat nam : zowel sportief als infrastructureel draaide het zelf georganiseerde EURO 2000 uit op een gemiste kans. Met een uniforme opleidingsvisie moest nog worden begonnen en aan stadions voor de 21ste eeuw was niet gedacht. EURO 2008 wordt het derde grote toernooi op rij zonder de Rode Duivels.

Het is rijkelijk laat, maar de KBVB heeft ondertussen zijn eigen opleidingsvisie. De GAG-methode diende daarbij als inspiratie. Want, is men aan de Houba de Strooperlaan gaan beseffen, de Belgische en de Zwitserse situatie zijn zeer vergelijkbaar : twee kleine landen, met een kleine bevolking, die ook nog eens verdeeld is in verschillende taal- en cultuurgroepen, en omringd door grote voetbalnaties.

“Hoe vaak heb ik niet met Frans Masson gediscussieerd over onze gemeenschappelijke problemen”, bedenkt Hansruedi Hasler. “In Franstalig Zwitserland voetbalde men sinds mensenheugenis op zijn Frans : heel technisch en met zonedekking. Het Italiaanse deel speelde calcio à l’italienne : verdedigen tot en met, tegenaanval, geen middenveld. En het Zwitsers-Duitse deel kopieerde de Bundesliga : eerst fysiek, dan pas voetbal. Dus wij zaten met de helft technische maar fysiek minder sterke spelers, en een andere helft fysiek sterke spelers zonder techniek. Dat gáát niet in één elftal, zeker niet in een land met een beperkt potentieel. Dus moet je bruggen bouwen tussen de verschillende culturen en een gemeenschappelijke filosofie en strategie ontwikkelen. Dat was de uitdaging en daarin zijn we geslaagd.”

Het succes valt sinds 2000 af te lezen aan de steeds beter wordende resultaten van de Zwitserse jeugdselecties. Het A-elftal volgde. Zover is België nog niet. “Maar het blijft een voortdurend gevecht”, waarschuwt Hasler. “Mensen zijn gauw tevreden. Het gaat toch goed, wat wilt u nu weer veranderen ? Werken aan vooruitgang houdt nu eenmaal nooit op.” S

Door Jan Hauspie

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content