Streven naar orde en vooruitgang zullen ze, maant de leus op hun nationale vlag. Is het gek dan dat na dertig jaar de Brazilianen in eerste klasse met z’n achttienen zijn ?

Nog niet zo lang geleden, op 5 juni, kwamen de oud-spelers en -trainers van SV Waregem in groten getale naar het Regenboogstadion voor een reünie. RichardNiederbacher onder andere, UrbainHaesaert, FreddyChavez, FlorianUrban ook, DannyVeyt, FranckyVandendriessche… Met een glas in de hand kon je ze zien kennismaken met andere generaties, herinneringen ophalen met ploeggenoten en exotische namen in levende lijve zien, zoals Giba, de allereerste Braziliaan die na het ontstaan van het profvoetbal in 1974 in de Belgische eerste klasse uitkwam. Vier seizoenen speelde Paulo E. Silva Eduardo Giba er : drie bij Waregem (1974-77) en later nog eens één seizoen bij AA Gent (1980-81). Giba, aanvaller of aanvallende middenvelder, was 18 toen hij naar België kwam. Inmiddels is hij 54 en woont hij weer in Brazilië.

Giba : “Mijn manager is destijds met mij gaan leuren bij Anderlecht, in Zagreb en bij Porto, maar uiteindelijk kwam ik bij Waregem terecht. Ik kon zelf niets beslissen, ik moest doen wat hij zei. Maar ik hou nog veel vrienden over ginder en ik heb er geen spijt van. C’est la vie. Ik hoopte vooraf wel op een betere toekomst en ik dacht in België meer te verdienen dan in Brazilië, maar ik heb bij Waregem nooit een goed contract gehad. Ik verdiende bij Gent in de helft van de tijd meer dan bij Waregem. Als je mijn salaris gezien zou hebben, je zou gelachen hebben. Maar de mensen hadden daar een ander beeld van. Ze dachten : het is een Braziliaan, dus die zal wel goed verdienen. Nu zie je door de nieuwe wetgeving wel overal spelers met een beter contract.”

In dertig jaar profvoetbal zijn inmiddels drieëntachtig Brazilianen de revue gepasseerd. De rariteit dit seizoen zit vooral in de hoge concentratie die te noteren valt. Achttien voetballen er in eerste klasse, waarvan vier bij Standard, drie bij Lokeren en het grootste aantal, zes, bij Germinal Beerschot.

LucVerheyen : “Allemaal vrije spelers die op basis van de nieuwe wet, die een minimumloon van 62.000 euro oplegt, voor een club als de onze nog een haalbare en betaalbare kaart zijn. Er zijn verschillende academies in Brazilië voor niet officieel aangesloten spelers en er worden toernooien georganiseerd. Maar Brazilië is zo’n groot land dat daar een heel mensenleven over gaat, bij wijze van spreken, eer je dat volledig afgescout hebt. Wij hebben een eigen scoutingteam dat regelmatig naar Brazilië gaat en omdat de competitie ginder afloopt in december, is het makkelijker om spelers vrij te krijgen. Vandaar ook dat wij het hele jaar door scouten en dan is het een kwestie van netwerken en op tijd contacten leggen.”

Lierse wil, luidens manager GastonPeeters, zelfs investeren in een voetbalschool in Brazilië. “Via PatrickVanHove, die bij ons in de jeugd werkt en daar al een aantal jaren bezig is met sociale projecten, hebben we daar contacten gelegd. De ideeën zijn er, de structuren ken ik en vooral jongeren die ginder nog geen club hebben, hebben er natuurlijk grote oren naar. De bedoeling is zelf iets op te starten, maar er is de laatste weken werk genoeg geweest op Lierse, waardoor ik dat wat heb moeten laten rusten. We wilden de jeugd tussen 16 en 18 jaar ginder een gestructureerde en professionele opleiding geven, ook qua onderwijs, zodat ze nadien naar hier kunnen komen. Maar het moet op voorhand allemaal in detail uitgewerkt zijn. Financieel zullen we bekijken of externe bedrijven er interesse voor hebben, want de bedoeling is niet om Lierse er, behalve qua kledij misschien, financieel mee te belasten. Wij moeten ons niet richten naar de talenten die al bij een club zitten. Er lopen in het binnenland nog genoeg spelers rond die te ver van een club zitten of gewoon de centen niet hebben om schoenen te kopen.”

Het werd de eersteklassers allemaal al eens voorgedaan door Seraing, dat halfweg de jaren negentig voor een Braziliaanse hausse zorgde. In een tijd welteverstaan dat van de huidige wet op het minimumloon nog geen sprake was en ook de leeftijd geen rol speelde. In totaal veertien jongens tussen 14 en 20 jaar werden er bij de eerste ploeg en in de jeugd gehaald, met Wamberto, Isaias en Edmilson als locomotieven.

ManuFerrera was er destijds hulptrainer. “Wij haalden ze in het noordoosten van Brazilië, niet bij de topploegen, maar bij tweederangsclubs in Sao Luis. Terwijl je nu toppers kan laten komen. Ik bedoel : de meeste spelers bij GBA komen van Braziliaanse eersteklassers. Vasco da Gama bijvoorbeeld is gewoon het Braziliaanse equivalent van Standard. Want de legende dat je ze daar maar van het strand te plukken hebt, is helemaal fout. Als dat zo is, dat ze ze mij dan eens tonen, hé ( lacht). Ik ken er zo in elk geval geen. Zelfs kleine clubs zijn ginder goed georganiseerd, hoor. En dat je ze zou kunnen vormen, laat mij niet lachen, hé. Wie dat zou kunnen, was nu al miljardair. Brazilianen moeten zich wel gewoon aanpassen aan het leven hier. Dat is iets anders dan een vorming krijgen.”

Succes heeft vele vaders en over het vaderschap van de recente Braziliaanse invasie is dan ook niet iedereen het eens. Maar BobvanJole, voormalig algemeen directeur bij Germinal Beerschot, was er zeker van in het begin – met de komst van Luciano – bij betrokken. Hij kon als advocaat in onder andere de diamantsector in contact treden met het Braziliaanse Tombense. Door de omstandigheden kwam een nauwe samenwerking niet van de grond, maar Lokeren vroeg hem, zegt hij, wel eens om telefoonnummers en haalde zo Tailson. Veel andere clubs vonden, nieuwsgierig door het succes van Victor, zelf de weg.

Van Jole : “Vroeger volstond het bij wijze van spreken dat een speler Braziliaan was om te denken dat het wel een goeie zou zijn. Nu komen er meer spelers op een aanvaardbaar niveau voor België. Tailson, bijvoorbeeld, is geen mindere god, dat is een bekende, geconfirmeerde speler in Brazilië. Maar je kunt natuurlijk, als ik het zo oneerbiedig mag zeggen, niet met een Rolls-Royce rijden als je maar betaalt voor een 2pk’tje. Dat het allemaal spotgoedkoop is, is niet helemaal juist. Brazilië is geen onderontwikkeld land, hé. Men heeft de neiging Brazilianen nu te vergelijken met wat men al jaren in Afrika deed, omdat men Afrika wat beu raakt, maar dat is een heel andere cultuur. Afrikanen moeten om te beginnen vaak voor de Afrikacup gaan voetballen, wat je met Brazilianen niet hebt. Ze zijn, dat is waar, heel graag onder elkaar, maar ze passen zich ook heel gemakkelijk aan. Spelers komen bijvoorbeeld uit Sao Paulo of Rio : dat zijn wereldsteden, dus zij trekken geen grote ogen als ze hier komen. Het zijn eigenlijk westerlingen. Misschien wat uitbundiger en geloviger, maar ik heb nog nooit een Braziliaan geweten die zei : ‘Naar België kom ik niet.'”

Hoe ervaart tot slot een Braziliaanse speler zelf de overstap naar België ? MarinhoRosas van KV Oostende kwam vorig jaar naar hier en speelde eerder in Tunesië en Luxemburg. SouzaGuedes speelde met Harelbeke, Bergen, Heusden-Zolder en Standard als enige voor het recordaantal van vier Belgische clubs. Hij tekende destijds voor vijf jaar bij Roda JC en werd telkens voor één seizoen uitgeleend. Nu tekende hij voor twee jaar met optie bij Standard, waar ook Wamberto voetbalt. Wamberto speelt, op een onderbreking bij Ajax na, al het langst in België : in 1991 kwam hij naar Seraing.

Rosas : “In Brazilië haalt de competitie een goed niveau, het vervelende is alleen dat élke staat zijn eigen competitie heeft. Daarna pas spelen de kampioenen tegen elkaar in de grote competitie van zesenveertig wedstrijden tussen vierentwintig ploegen. Dat maakt dat het allemaal heel lang duurt en je ook wat geluk moet hebben om erin mee te kunnen doen. Dus als je de kans krijgt om te vertrekken naar Europa, moet je ze grijpen. Want als jouw ploeg niet een van die vierentwintig is, heb je geen wedstrijden meer, tenzij in kleinere competities.”

Guedes : “Voetbal in Brazilië is goed, maar als Europa zich aandient, vertrekt de Braziliaan. In de nationale ploeg zitten meestal spelers die in Europa voetballen. Als speler met Europese ervaring maak je gewoon meer kans. Je leert er ander voetbal : in Brazilië krijg je veel ruimte, houden spelers de bal graag ; hier gaat het er agressiever aan toe, met een striktere dekking en meer tactische richtlijnen. Dat vergroot de aanpassing, je moet bijna alles veranderen, want met techniek alleen kom je er niet. Maar het blijft interessant voor de nationale ploeg. Ik zat altijd met Europa in mijn hoofd, dat was mijn droom.”

Wamberto : “Ik heb veel aan België te danken. Ik was un petit gamin toen ik hier kwam, een spelertje met veel techniek, maar van voetbal zelf kende ik nog niet veel. In Brazilië zat ik bij de nationale junioren, toen ik de kans kreeg om naar Europa te komen en ik wou ze niet laten passeren. Dat ik daarna vergeten raakte voor de nationale ploeg was een grote ontgoocheling voor mij, maar ik heb geleerd me hier zonder ook goed te voelen. Maar het voetbal is helemaal anders hier. De Braziliaanse competitie is toch trager en met minder engagement.”

Rosas : “Wij Brazilianen hebben techniek, jullie Europeanen de fysiek. Het voetbal is hier harder, maar il n’y a pas photo pour la technique, hein ( lacht). Je moet wel moeite kunnen doen om je aan te passen : ik laat mijn vrouw en twee kinderen ginder achter om een goed leven te verdienen. Om je kinderen het leven te geven dat je zelf niet kon hebben, ga je tot het uiterste. Bovendien kan je hier meer verdienen dan in Brazilië, behalve als je bij een van de topclubs speelt uiteraard, zoals Botafoga, Sao Paulo of Flamengo. Je weet alleen niet waar je buiten Brazilië terechtkomt : Ronaldo zit nu bij Real, maar morgen kan hij bij wijze van spreken elders zitten. Ik speelde in Tunesië, Luxemburg en nu bij Oostende. Ik weet niet wat het daarna word. Maar Europa blijft in ieder geval magnifique en net als in Brazilië heeft Oostende ook de zee en een strand. ’t Is wel niet hetzelfde, maisça va, hein ( lacht).”

Guedes : “Aanpassen blijft de grootste zorg. Niet alle spelers slagen daarin en keren na een paar maanden terug. Ik kende het geluk dat ik in Harelbeke bij een Braziliaanse familie terechtkwam. De club wou mij eerst op een appartement steken, maar ik wou niet alleen zijn. Dat zou te moeilijk geweest zijn. Niet alle spelers kennen het geluk dat ik had.”

Wamberto : “Op 23 september 1991 ben ik in België gekomen, ik ben het nooit vergeten. We werden bij Seraing door madame Philippe en meneer Blaton, die inmiddels overleden is, opgevangen als door een echte vader en moeder. Er was zelfs een Braziliaanse vrouw die voor ons kwam koken. Nu zijn de tijden veranderd, er zitten al veel Brazilianen in België die de nieuwkomers kunnen helpen. Ze zijn daardoor rustiger. Wat wil je, niemand kende vroeger het land. Vraag je nu aan een Braziliaan of hij naar België wil komen, zegt hij meteen ja. Ik probeer contact te houden met alle landgenoten die hier voetballen. Er zijn er veel die moeite hebben omdat ze ver van hun ouders zijn, maar als we samen eens eten en praten, passeren de dagen sneller. Ik ben altijd blij als er weer eentje bij komt, omdat ik weet dat hij het doet om zijn familie ginder te helpen. Zo staat het ook op onze vlag : ordem e progresso, orde en vooruitgang. Als elke Braziliaan zijn best doet en de armsten helpt, kunnen we er komen. Want er zijn miljoenen voetballers in Brazilië, elke dag wordt er een speler geboren, maar het wordt moeilijk als je nergens bekend bent.”

door Raoul De Groote

‘Elke dag wordt er in Brazilië een speler geboren.’ (Wamberto)’Oostende heeft ook de zee en een strand.’ (Rosas)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content