Komend weekend zetten Yves Vanderhaeghe (38) en Koen De Vleeschauwer (36) een punt achter hun carrière van profvoetballer. Wat onthouden ze van veertien jaar eersteklassevoetbal?

Bij het pas naar de eerste klasse gepromoveerde Eendracht Aalst ontmoetten ze elkaar in 1994 voor het eerst. Yves Vanderhaeghe kwam van tweedeklasser Moeskroen, Koen De Vleeschauwer van tweedeklasser Sint-Niklaas. Later werden ze ook ploegmaats bij Excelsior Moeskroen en bij SV Roeselare. Het waren fijne tijden.

Yves Vanderhaeghe: “We maakten in Aalst samen ons debuut in eerste en eindigden meteen als vierde. Het was een superseizoen waarin we enorm veel plezier maakten.”

Koen De Vleeschauwer: “Als we uitgingen, gingen we volledig door, maar ’s anderendaags was het hoe dan ook: voetbalkleren aantrekken, zweten, een douchke nemen en we waren weer fris. Jan Ceulemans zei: ‘Als jullie op training jullie best doen en er in het weekend staan, is dat voor mij geen probleem.’ Het was een beetje onze sterkte: de groep hing ook naast het veld aan elkaar en de zaterdag gingen we voor elkaar door het vuur.

“De maandagavond gingen wij altijd kaarten met Leo Van der Elst en Gilles De Bilde. Tot elf à twaalf uur zaten we bij een van ons thuis, met een grote Leffe en borrelnootjes erbij, en daarna trokken we nog eens naar de Carré in Willebroek of naar Gent.”

Vanderhaeghe: “En ’s middags gingen we geregeld samen iets eten. Bij Moeskroen deden we dat ook. Iedere donderdag na de training gingen we in de Falstaff een dagschoteltje eten, een koffietje of vier drinken en een beetje kaarten. Mannen onder elkaar. Heel gezellig.

“Met Stefaan Tanghe er weer bij zitten we in Roeselare geregeld te babbelen op café en dan raken we ook weer niet naar huis. Dat gaat dan zeker niet altijd over vrouwen en auto’s. Wat er in het voetbal gebeurt, houdt ons heel erg bezig. Wij zijn geen mannen die op de club toekomen, een beetje gel in ons haar doen en weer vertrekken ( lacht).”

De Vleeschauwer: “Dat kan al eens uit de hand lopen, maar meestal toch niet.”

Vanderhaeghe: “Weet je nog die keer in mijn auto ( hilariteit)?”

De Vleeschauwer: “We zaten in een studentencafé in Gent en plots had ik genoeg. Ik vroeg zijn sleutels en ging wat in zijn wagen liggen. Na een uur schoot ik wakker en moest ik plassen. Maar ik vond de sleutels niet meer en kreeg de deur niet open.”

Vanderhaeghe: “Hij dacht dat we hem opgesloten hadden!”

De Vleeschauwer: “Omdat ik Yves niet kon bereiken, belde ik mijn vrouw.”

Vanderhaeghe: “Waarna zijn vrouw mijn vrouw belde en mijn vrouw mij: ‘Wat steken jullie daar allemaal uit!’ ( lacht)”

De Vleeschauwer: “Toffe momenten waren ook altijd de stages. Je ziet af, maar iedere keer probeer je wel op de een of andere manier eens te ontsnappen.”

Vanderhaeghe: “Ik ben zo eens betrapt door Jan Ceulemans. We waren toegekomen met een taxi rond een uur of vijf. We stappen uit en zien dat er na ons nog een taxi komt aangereden, met Jan Ceulemans erin! We beginnen te lopen en ik struikel, het was donker en ik was pas aan mijn voet geopereerd ( hilariteit) … Hij had mij herkend, de dag erna ben ik bij hem moeten gaan.

“Ach, bij Anderlecht zijn we nooit zo vaak op stap geweest als in ons beste seizoen, toen we in de Champions League Real Madrid en Manchester United klopten, de tweede ronde haalden en ook nog landskampioen werden. Het is zeer belangrijk te ontladen. Aimé Anthuenis was zich daar goed van bewust.”

De ploegmaats

De Vleeschauwer: “Je hebt veel goede collega’s gekend, maar veel echte vrienden hou je aan het voetbal toch niet over.”

Vanderhaeghe: “Misschien drie. Jongens met wie ik buiten het voetbal ook wel eens afspreek, zijn Koen en Stef ( Stefaan Tanghe, nvdr), Olivier Deschacht, Bart Goor met al zijn fratsen, Geert De Vlieger, Thomas Buffel, Lorenzo Staelens, Glen De Boeck en Mark De Man.

“De beste met wie ik ooit speelde, is Aruna Dindane. Hij kan alles. Soms is hij een beetje nonchalant, omdat hij zodanig sterk is. Je moet hem eens onder de douche zien: één blok! Die heeft gewoon borsten, zo gespierd is hij. Pur sang. Nooit musculation gedaan in den Afrique, zegt hij. Amai. Een goede kerel ook, heel sympathiek en beleefd, maar wel koppig. Als je tegen zijn kar rijdt, blijft hij gewoon thuis, ervaarden ze in Anderlecht ( lacht).”

De Vleeschauwer: “Ik heb nooit begrepen waarom Mbo Mpenza niet helemaal is doorgebroken bij Anderlecht. Onder Georges Leekens in Moeskroen kende hij een superjaar. Hij trainde wel niet veel, had vaak blessures, maar was bijna elke week beslissend.”

Vanderhaeghe: “In Anderlecht kende hij onder Frankie Vercauteren ook zo’n periode. De eerste acht matchen schoot hij alles binnen, hij leek op weg om dat seizoen topschutter te worden. Dan speelden we thuis tegen Roeselare, wonnen we met 5-0, maar zat hij plots op de bank. Toen was hij heel boos.”

De Vleeschauwer: “Hij is een jongen die vertrouwen nodig heeft. Leekens was een vaderfiguur voor zijn goede spelers. Hij beschermde ze.”

Vanderhaeghe: “Zie ook Stoica.”

De Vleeschauwer: “Zelf heb ik nooit gevochten met ploegmaats, maar bij Aalst zag ik wel ooit Zakari Lambo en ene RadekSourek zo op elkaars gezicht kloppen dat er in het begin niemand durfde tussen te komen. Beiden moesten ze uiteindelijk genaaid worden aan de lip en de wenkbrauw.”

Vanderhaeghe: “Was ik tien jaar jonger geweest, dan was ik dit seizoen in Roeselare misschien ook wel al eens ontploft.”

De Vleeschauwer: “Als ik zie hoe Oliseh op training soms doorgaat op Yves, denk ik: vroeger had hij dat niet verdragen.”

Vanderhaeghe: “Dan had ik hem zeker op mijn mes gestoken.”

De trainers

De Vleeschauwer: “Ik heb nooit iets leuker gevonden dan zo’n matchke vier tegen vier of vijf tegen vijf op het scherp van de snee. Daar zitten alle aspecten van het voetbal in: techniek, snelheid van uitvoering, afwerking, duels, een-tegen-eensituaties, … Als je elke keer tactisch werkt, kom je veel te weinig in echte wedstrijdsituaties.”

Vanderhaeghe: “Het gaat er ook om dat je in een oefenvorm het karakter in een speler naar boven brengt, dat je in duel moet gaan, moet willen winnen.”

De Vleeschauwer: “Als er zich een wegsteekt, kan je dat matchke nooit winnen, dan komt er reactie en zo creëer je scherpte.

Philippe Saint-Jean was bij Moeskroen heel theoretisch. Vakliteratuur zoveel je maar wil, een videotheek van hier tot ginderachter. Boven ons kastje hingen foto’s van internationale sterren. Bij mij was het Nedved, voor zijn jusqu’au-boutisme; bij Marcin Zewlakow was het Ronaldo, voor zijn torinstinct. De trainingen waren enorm tactisch, maar toen hij ontslagen was en we weer partijtjes van vier tegen vier deden, zaten we na twee, drie minuten allemaal piepedood. We hebben moeten werken op enthousiasme en karakter om ons te redden.

“Leekens kon goed prestatiegericht werken: ons klaarstomen, motiveren, fris en gedreven aan de aftrap brengen. Zijn cinemagehalte was wel vrij hoog. In het begin kan je daarmee lachen, maar na een jaar of twee word je dat een beetje moe.”

Vanderhaeghe: “Leekens ben ik enorm dankbaar dat hij mij lanceerde bij de nationale ploeg. Daardoor erkenden ze mij ook bij Anderlecht. Hij is een enorme motivator, op zijn manier een sympathieke psycholoog.

“Anthuenis heeft een olifantshuid. Wat is er van die vent niet allemaal gezegd?! Ik leerde daar veel van. Zijn naturel, zijn mens-zijn volstond om te zeggen: voor die man ga ik door het vuur. Voor Jan Ceulemans gold juist hetzelfde.”

De Vleeschauwer: “Bij velen voel je dat ze een rolletje aan het spelen zijn. Ik vind dat je ook eens gewoon van mens tot mens met een trainer moet kunnen babbelen.

“Met Dirk Geeraerd had ik twee zware aanvaringen, omdat hij in bepaalde omstandigheden niet nadenkt en louter het conflict aangaat. Had Wim De Coninck niet opgetreden, dan weet ik niet of we ons gered zouden hebben.”

Vanderhaeghe: “De laatste weken is er veel veranderd. De trainingen – meer kort werk – en zijn benadering van de spelers. Ik vind hem nu goed meevallen, maar er is een periode geweest dat er door zijn impulsieve reacties te veel conflicten waren. Zo kon het echt niet verder.”

De Vleeschauwer: “Ik denk dat het voor hem een goede leerschool is geweest.”

Vanderhaeghe: “Frankie Vercauteren is een professional pur sang. Soms te, maar wat is te? De ene speler heeft het nodig, de andere niet. Terwijl wij ’s avonds zaten te kaarten, was hij naast ons met zijn staf van de eerste minuut tot de laatste over voetbal bezig.

“Al die theoretische sessies van Johan Desmadryl ( psycholoog, nvdr) hoefden voor mij niet, maar de teambuildingactiviteiten buiten deed ik zeer graag. Ik won ze ook bijna allemaal, zelfs al staken ze voor het mountainbiken met Siani iemand in mijn team die niet op een velo kan rijden. In La Manga reed ik ooit in een ravijn terwijl ik naast mij de versnellingen aan het regelen was van Cheik Tioté( lacht). Hij ging niet vooruit!”

De prestaties

Vanderhaeghe: “Ik onthoud zeker het WK in Japan. Daar zat ik, denk ik, bij de top drie van de Belgen. Ook Euro 2000 vergeet ik niet. Met Anderlecht werd ik drie keer kampioen. Ik hoop dat ze mij die vierde landstitel, toen ik halverwege het seizoen naar Roeselare ben vertrokken, ook nog gunnen ( lacht). En 48 caps is toch ook niet mis.

“In de competitie maakte ik 30 goals en bij de nationale ploeg scoorde ik twee keer, telkens tegen San Marino ( lacht). Vooral mijn doelpunt tegen Club Brugge destijds kwam in de picture. We stonden 0-1 achter, ik viel in en maakte de 1-1 met een heel mooie, gebrosseerde bal. Ik zou het nog eens willen tonen, maar voor het moment zal het niet gaan ( grijpt schertsend naar zijn been) …

“Koen kan dat goed: hoe hij ooit tegen Anderlecht scoorde, demonstreert hij op café soms vier, vijf keer op een avond.”

De Vleeschauwer: “Over prijzen kan ik niet meeklappen, maar ik won er toch wel één schone: ik vond mijn vrouw ( hilariteit).

“Met Moeskroen speelde ik de bekerfinale tegen Club Brugge. Marc Degryse vond toen dat ik mee moest gaan naar het WK in Japan en Zuid-Korea om de problemen op de rechterflank op te lossen.

“Ik ben tevreden. Op mijn 21ste voetbalde ik nog in tweede provinciale bij SV Zottegem. Spelen we niet twee keer vriendschappelijk tegen Sint-Niklaas, dan ziet Regi Van Acker mij niet en loopt het misschien helemaal anders. Ooit was ik rond met RC Genk, maar Jean-Pierre Detremmerie ( toenmalige voorzitter van Moeskroen, nvdr) vroeg evenveel als Anderlecht voor Yves had betaald: 50 miljoen frank (1.125.000 euro). Het was te veel, ik was 32 en geen international. Maar ik heb nergens spijt van, ik heb mij goed geamuseerd.”

Vanderhaeghe: “Ik ben ook tevreden. Ik was al 30 toen ik bij Anderlecht kwam. Het kunnen niet allemaal Kompany’s zijn, hé.”

Het einde

De Vleeschauwer: “Ik zal blij zijn dat ik van de hypocrisie van bepaalde mensen af ben, maar de sfeer in de kleedkamer, onder de spelers zelf, zal ik missen.”

Vanderhaeghe: “Ik zal het heel hard missen, want voetballen is nog altijd het liefste dat ik doe. Het is een beetje mijn leven, ik zou het tof vinden mocht ik in het voetbal kunnen blijven. Laat mij nu maar heel bescheiden en met veel enthousiasme weer ergens onderaan de ladder beginnen als hulptrainer, hard en loyaal werken voor een hoofdtrainer, een groep op een goede manier helpen motiveren. Het stemt overeen met wat ik studeerde ( regentaat LO, nvdr) en ik behaalde ook al het UEFA A-trainersdiploma. Ik zal wel wat ernstiger moeten worden, want als speler ben ik meestal bij diegenen die ambiance in de groep brengen.”

De Vleeschauwer: “Ik zou graag iets totaal anders doen, daarom start ik als zelfstandig vertegenwoordiger van onderhoudsproducten. Bij Oudenaerde ( derde klasse, nvdr) zal ik nog drie keer per week trainen. Het is geen gemakkelijke uitdaging, want er wordt veel van mij verwacht en in het begin zal ik ook tegen veel vooroordelen moeten opboksen.”

Vanderhaeghe: “Zij, Gertje Verheyen en co, die zeggen dat ik moet stoppen omdat ik inderdaad een klein beetje mank, spelen zelf nog altijd cafévoetbal. Ik zal dat niet doen. Wie kan er dan niet stoppen met voetballen? Ik zal wel nog elke dag blijven lopen, tennissen of fietsen.”

De Vleeschauwer: “Mijn zoontje van zes wil nu ook sjotten, maar ik vind niet dat hij zo gedreven is om constant met een bal bezig te zijn, zoals bijvoorbeeld de kleine van Stefaan Tanghe. We zullen zien.”

Vanderhaeghe: ” Fientje is ook zes en doet atletiek en tennis. Ze wil er straks zelfs nog een sport bij doen, turnen of volleybal. Net als ik is ze een strevertje, net als ik vroeger weent ze als ze verliest. Ze zei ook al eens dat ze wil voetballen, maar dringt er gelukkig niet op aan. Dat meisje is veel te mooi om te voetballen.”

door christian vandenabeele – beeld: jonas hamers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content