De Brusselaar in David Steegen houdt van paars-wit, zijn Italiaanse alter ego van blauw-zwart, maar dan wel dat van Internazionale. Steegen wordt na dit seizoen de communicatiemanager van RSC Anderlecht.

Zijn dochters hebben mooie Italiaanse namen, Anna en Julia, en voor de verkouden bezoeker schenkt David Steegen thee in een grote blauw-zwart gestreepte kop van Internazionale. In de wandvullende kast staan boeken over Anderlecht (en veel meer), zijn favoriete auteur is David Winner en Subbuteo het spel van zijn jeugd. Dit is, op een hoekschop van de basiliek van Koekelberg, het huis van een hartstochtelijk voetbalminnaar.

“Mijn moeder is een Italiaanse van Genk, mijn pa een Limburger uit Hasselt”, begint Steegen zijn verhaal. “Mijn grootvader aan vaderskant was hoofdcontroleur van de belastingen. Rocco Granata, mijn oom, werd net erg bekend (als zanger en componist, nvdr). Mijn grootvader deed zijn belastingen en zo hebben mijn ouders elkaar leren kennen. Mijn moeder komt uit een traditioneel Zuid-Italiaans gezin. Als meisje mocht ze niet veel. Haar vader was een mijnwerker. Het was een schok voor de familie van mijn vader dat hij met de dochter van een mijnwerker thuiskwam.

“Mijn ouders zijn samen naar Brussel gekomen om te studeren aan de tolkenschool. Ze zijn moeten trouwen omdat ze mij kregen. Mijn moeder heeft haar studies toen afgebroken.

“Van bij mijn geboorte ben ik in alle culturen in Brussel ondergedompeld. Ik ging in het Frans naar school, maar daar zat geen enkele ideologie achter. De dichtstbijzijnde kleuterschool was gewoon Franstalig. Thuis werd ik in het Nederlands opgevoed en voetballen gebeurde in alle talen door elkaar. Dat maakt dat ik een spons ben, zoals elke Brusselaar.

“Ik ben een geboren en getogen Brusselaar, geboren in Elsene. We zijn verhuisd toen ik een jaar of vier, vijf was. Eerst naar Koekelberg, later naar Jette. Vanuit elke klas waar ik heb gezeten, van het lager tot het hoger, heb ik zicht gehad op de basiliek. Die basiliek is erg belangrijk voor mij. Ik heb er mijn communies gedaan en ben er bij de scouts geweest. Raymond Goethals heeft er als kind nog gevoetbald.”

De kastaars van Thissen

“Mijn vader leidde een confectieatelier van sportartikelen in Jette. We maakten replica’s van truitjes en broekjes en de lokale Brusselse clubjes kwamen dat bij ons bestellen. Mijn pa maakte ook gele T-shirts met in zwart reliëf de kop van Eddy Merckx op. Gaston Roelants en Patrick Sercu waren klant, net als Santo Stefano, een Siciliaan met een supporterskraam. Santo Stefano was een icoon in Brussel. Tijdens de rellen na de finale tegen West Ham op de Heizel zagen we hem op het nieuws tekeergaan tegen die Engelse hooligans. Wij kenden die man!

“Mijn pa leverde ook aan sportwinkels. In de jaren zeventig had elke zichzelf respecterende sporter een sportwinkel en een van zijn klanten was Jean Thissen. Die kwam elke woensdagmiddag tussen twee trainingen zijn bestellingen halen. Ik haastte mij dan als een zot naar huis om hem te zien. En winter of zomer, ik zette altijd mijn mouche op met zo’n pompon. Ik herinner me nog zijn kastaars van billen. Ik kon niks zeggen en het klinkt misschien pathetisch, maar ik heb dat nog met voetballers. Ik ben 42 nu, maar het zijn voor een stuk helden gebleven.

“Letterlijk elk weekend schuimden wij wedstrijden af. Mijn pa was een groot voetbalfan. Als we naar mijn grootouders in Hasselt gingen, gingen we ook naar Winterslag, Waterschei of Beringen kijken. We gingen naar Union – mijn moeder heeft haar weeën gekregen tijdens een match in het Dudenpark – en naar Molenbeek. Ik heb ooit zelfs een jaar lang een abonnement gehad op Anderlecht én op RWDM.

“Ik tekende goed, schijnt het, maar ik tekende altijd voetbalpleinen en sjotterkes. Mijn pa pakte me mee vanaf mijn vier, vijf jaar. Het was mij onmiddellijk om de beleving te doen. Mijn pa zegt nog altijd dat ik alleen maar naar de vlaggen en de sjaals keek, niet naar de match. Wij keken ook naar Match of the Day thuis. Ik ging daar enorm in op. Zo erg, dat ik nu tien keer zotter ben van voetbal dan mijn vader ooit is geweest.

“Een club kies je niet, een club kiest jou. Supporter zijn is passie, dat kun je niet uitleggen. Bij mij was het Anderlecht, van bij het begin. Twee van de drie Europese finales heb ik gezien samen met mijn pa aan den draad. Ik probeer het nu een verklaring te geven, maar eigenlijk is die er niet.

“Het voetbal toen was meer ingebed in het dagelijkse leven. Mijn turnleraar in het college van Ganshoren was Jean-Pierre Janssens. Tintin Janssens, zoals hij werd genoemd, de man die Real Madrid had uitgeschakeld in 1963. Toen het stadion werd verbouwd begin jaren tachtig, gingen we elke week wel eens kijken. Dan liepen we de werf en de tribune op. Dat kon toen nog.”

Barakken van de Duitsers

“Ik uit graag wat ik voel. Ik ben een evenwichtig persoon, denk ik, maar over voetbal ben ik erg romantisch. Volgens mij is dat Italiaans. In Italië kan men niet rationeel zijn over de kunsten en voetbal is er daar één van. Karakterieel overweegt mijn Italiaanse kant, vooral op Rocco, ook fysiek.

“Toen Italië wereldkampioen werd op het WK 1982 ben ik de straat opgegaan. Paolo Rossi mag dan voor Juve hebben gespeeld, wat niet mijn club is, hij was onze held. Elk jaar gingen we met de familie naar Italië en dan woonden we altijd een match bij. Toen ik al op de unief zat, ben ik eens met vrienden geweest. Ik heb ze gedwongen om zes matchen te zien. Inter-Sampdoria met Briegel, Rummenigge en Hansi Müller. Maradona in Napels. Roma met Eriksson en met Ancelotti op het veld die rood kreeg tegen Brescia, waar Branco speelde. Ik vergeet dat nooit. Mijn laatste vakantie met mijn ouders was naar Spanje, in 1984. Met mijn pa ben ik naar Hercules Alicante gaan kijken, in de tweede klasse. Ik wist dat Kempes daar speelde.

“Wat ik met Anderlecht heb, heb ik ook met Inter, maar op een andere manier. In mijn familie zijn ze allemaal voor Juve. Rocco en mijn grootvader jenden mij altijd. Dat was al een reden om niet voor Juve te zijn. In 1978 speelde Beveren in de Europacup tegen Inter. Voor de terugmatch was ik bij mijn Italiaanse grootouders, die ondertussen naar Antwerpen waren verhuisd. Ik was hun oudste kleinkind en werd geweldig verwend. Zij gingen vroeg slapen en ik mocht tv kijken zolang ik wilde. Ik heb die match helemaal alleen gezien. Die truien, die koppen … Het waren ook de jaren dat Beveren kampioen speelde en beter was dan Anderlecht. Daar was ik dus d’office tegen. Zo ben ik voor Inter geworden.

“Rocco is voor Club Brugge. Om dat te begrijpen, moet je weten waar zijn familie vandaan komt. Calabrië ligt in het armste zuiden van Italië. Mijn grootvader werkte van zijn zesde in een smidse en heeft pas leren lezen en schrijven toen hij in het leger zat. Hij is geëmigreerd net na de Tweede Wereldoorlog in omstandigheden die wij ons niet meer kunnen inbeelden: hij heeft hier letterlijk een paar jaar in de barakken geleefd die er nog stonden van de Duitsers. Alleen. Zijn bedoeling was om geld te sparen, maar hij is nooit teruggekeerd. Na enkele jaren heeft hij Rocco en mijn moeder naar hier gehaald. Mijn moeder was drie, Rocco elf. Zij waren economische vluchtelingen. Ik leg dat minstens één keer per week uit aan mijn dochters opdat zij weten dat wat ze hebben, niet vanzelfsprekend is. Rocco heeft mijn familie in één carrière minstens twee sociale klassen omhoog gebracht.

“Elke club heeft zijn ziel. Die van Club Brugge is volks, nederig. Arbeidsethos is een belangrijke waarde. Dat zie je ook in hun spel. Ik ben toch meer een hoofdstedeling: wij deden bruggetjes op twee vierkante meter. Rocco daarentegen was zot van Ceulemans. Zeer Zuid-Italiaans allemaal, je verzetten tegen wat te veel macht heeft. Zuid-Italianen trekken heel erg op Vlamingen: ze delen een natuurlijke neiging naar verzet.”

Supporter als voordeel

“Supporter zijn wil niet zeggen dat je onevenwichtig of onredelijk bent. Voetbal en zeker topvoetbal is het beheren van emoties.

(denkt lang na) “Moet je voor Vanhengel stemmen om zijn woordvoerder te kunnen zijn? Ik weet het niet. Ik ben zot van voetbal en Anderlecht is mijn club, maar ik ga dit niet als een supporter doen natuurlijk. Het wordt mijn werk. Ik weet heel goed dat veel journalisten ook supporter zijn, anders zouden ze nooit voetbaljournalist geworden zijn, maar dat weerhoudt hen er niet van objectief te zijn.

“Communicatie moet authentiek zijn. Ik ben niet het type dat mensen gaat verbieden te spreken omdat iemand iets negatiefs heeft geschreven. Elke vorm van kritiek heeft een grond van waarheid.

“Ik ga me dienstbaar opstellen. Alles moet ten dienste staan van de club en niet van mensen. Dan is supporter zijn misschien een voordeel. Anderlecht is een bedrijf en als je je kunt inleven in de ziel van dat bedrijf, is dat een groot voordeel. Discretie zal een mooie deugd zijn in mijn nieuwe job, maar is dat nu anders? Luc Devroe is een goede vriend, maar ik heb nog nooit iets van hem vernomen dat nuttig had kunnen zijn voor Anderlecht.

“Mijn keuze voor Anderlecht is om twee redenen moeilijk geweest. In de eerste plaats omdat het nu afgelopen is met mijn tweewekelijkse uitje met mijn vrienden in het Vanden Stockstadion. Roepen, zingen, me uitleven op de tribune, het zal allemaal wat minder worden.

“Ten tweede omdat ik EXQI Sport moet verlaten. Bij Alfacam en Gabriel Fehervari heb ik de kunst van het pionieren weer beleefd. Ik heb er een zender kunnen creëren die zich richt tot alle sporten die niet structureel gemediatiseerd worden. Mijn grootste verwezenlijking is geweest dat ik de tweede klasse ben gaan halen. In ruil voor het uitzendrecht breng ik hen in beeld volgens het Canal+-model: één wedstrijd live en een magazine met de samenvattingen. Het model is open: ik zet de samenvattingen op een website en alle regionale zenders mogen de beelden ook uitzenden. Alleen de livewedstrijd is exclusief.

“Dat idee had ik opgedaan bij Belgacom TV. Op zondag zonden we de derde affiche om 18.00 uur uit op de RTBf en de VRT. Samen met het feit dat alle magazines die errond werden gemaakt op de open zenders te zien waren, heeft dat ervoor gezorgd dat er nu 15 procent meer toeschouwers in de tribunes zitten. Hetzelfde doe ik nu voor andere sporten. Dat maakt veel los, merk ik.”

Van Oostende tot Virton

“Mijn baas zei me al: waar vind ik nog iemand die én met een Waalse kabelmaatschappij kan spreken, én een lezing kan geven in Oostende voor de Rotary, én naar Virton wil rijden op een dinsdagavond om hen te overtuigen toch maar die stelling te plaatsen voor een mooi shot van onze camera? Ik kan Gabriel Fehervari niet genoeg bedanken. Ik heb bij hem heel mijn mediaverhaal kunnen botvieren in een omgeving die heel enthousiasmerend is, zonder dubbele agenda’s of politiek.

“Bij Belgacom TV was dat anders. Ze vroegen mij om de zender ’11’ te gaan leiden en ik ben daar erg enthousiast aan begonnen. Misschien te enthousiast. Toen Michel Lecomte me vroeg om de stem van Vlaanderen te zijn in Studio 1 op de RTBf, zat ik weer helemaal in het voetbalmilieu. De manier waarop Belgacom dankzij Woestijnvis de wedstrijden in beeld brengt, daar heb ik ook mijn steentje toe bijgedragen, vind ik. Ik heb Belgacom mee een voetbalgezicht gegeven. Voor die ervaring ben ik hen dankbaar, ook al is het niet goed afgelopen. Politiek, heb ik daar geleerd, bestaat ook binnen bedrijven.” S

door jan hauspie – beelden jelle vermeersch

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content