Overlever in ex-keeper Kevin Begois: ‘Nachten lag ik in mijn auto’

© dirk jan van dijk

Liever was hij motorcrosser geworden en nu zijn carrière als keeper erop zit, wilde hij gaan werken in de haven. Kevin Begois is ‘maar een normaal mens’, zegt hij. Een verhaal over de Antwerpenaar die een paar jaar geleden bijna alles kwijtraakte.

De haven als decor, het is geen alledaagse keuze. Maar de aanblik van het indrukwekkende imperium in Antwerpen heeft Kevin Begois (37) altijd aangetrokken. De ronkende motoren, de aanmerende schepen, de bedrijvigheid van een industrie onder hoge druk… In de periode dat hij zijn motor nog had, reed hij hier vaak een rondje. ‘Zette ik me aan de kant om aan het water te staan koekeloeren, de industrie van de haven te aanschouwen. De Kolenkaai bijvoorbeeld: zó vies, zó smerig, maar juist daar heb je nog die industriële toestellen van vijftig, zestig jaar geleden. Aan de Rijnkaai in Bocadero staan van die ouderwetse kranen. Fantastisch.’

Ik ben een romanticus, een dagdromer. Ik houd van het ongrijpbare, de mysteries, de dingen waar de jaren geen grip op lijken te hebben. Zoals de haven.’

Kevin Begois

Begois gaat ook geregeld met zijn zus op pad. Ze werkt in het bedrijf van haar man, die een zogeheten draught surveyor is. Met zijn eigen bedrijf verricht hij metingen in de haven om te controleren of de lading overeenkomt met de grootte van de massa bij vertrek. En toen Begois in het voorjaar besloot om te stoppen als keeper, na twintig jaar bij KV Mechelen, Roda JC, VVV-Venlo, Helmond Sport, FC Den Bosch, PEC Zwolle en FC Groningen, zag hij het helemaal voor zich.

‘Ik wilde graag in de haven beginnen. Je hebt er een uniek systeem waarbij je je intekent en op de dag zelf te horen krijgt wat voor werk je die dag gaat doen. Dat lijkt me heerlijk. Ik ben maar een normaal mens. Ik vind het niet erg om te gaan werken voor mijn centen. En in de haven is het hard werken, onder hoge druk. Neem het verplaatsen van die containers. Die schepen liggen maar een beperkte tijd in de haven; er staan dwangsommen op een langer verblijf, dus het werk moet af: de containers moeten geladen zijn.’

Die droom gaat niet door. Want er is nog een andere, een misschien wel grotere wens. ‘Ik kan nog niet zeggen waar, maar ik word hoogstwaarschijnlijk jeugdtrainer bij een topclub. Maar de haven zal altijd aan me blijven trekken. Die stinkende toestellen, de immense industrie, de robuustheid… Dat is ooit, honderden en honderden jaren geleden, begonnen met iemand die zag: hé, hout drijft. Als je ziet tot wat dat geëvolueerd is, dat heeft iets mystieks.

‘Ik hou daarvan. Vijfduizend jaar later zijn mensen er nog altijd niet over uit hoe een piramide gebouwd is. Er zijn dingen in het leven die ongrijpbaar blijven. Dat heeft de mens ook nodig, denk ik, een soort drang naar datgene wat we niet zien.’

Het lot

Gelovig zou Begois zich niet willen noemen. Hij geeft liever geen naam aan de dingen die niet in vastomlijnde vormen gegoten zijn. Wel weet hij nog wanneer het begon, wanneer dat gevoel in hem werd wakker gemaakt dat er ‘meer’ moest zijn. Begois: ‘Bij VVV liep kapelaan Lei Brueren rond als vertrouwenspersoon. Dat deed hij al sinds de jaren vijftig en in die tijd ging hij nog bij de mensen thuis om te vragen of alles goed ging tussen man en vrouw. In het Genooi, het volkswijkje van Venlo, stond zijn kapelletje waar hij zijn missen leidde. Ik ging daar weleens naartoe. Niet voor de kerk en wat die predikt, maar voor die man.

Die gast was progressief in zijn ideeën, hij dacht anders over de kerk dan vanuit Rome bepaald werd. Door hem heb ik een bepaald gevoel gekregen bij het leven. Het lot heb je voor een deel in handen, geluk dwing je zelf af, maar er is iets meer. Dat denk ik echt. Iets dat je een bepaalde kant op stuurt. En binnen die kaders moet je er als mens alles aan doen om je te ontwikkelen. Dat is het leven, denk ik: altijd blijven ontwikkelen. Dat heb ik gedaan. Ik kan mijzelf niets kwalijk nemen nu mijn carrière eropzit. Er zijn altijd dingen waarvan ik spijt kan hebben met mijn verstand, maar niet met mijn hart. Dat is voor mij het belangrijkste.’

Traantjes

Zoals hij het spijtig kan vinden dat hij geen motorcrosser werd, de sport die pa Begois zelf nog beoefende en waar hij zijn zoon op vrije dagen mee naartoe neemt. Ook de kleine Kevin raakt in de ban van het intense gegrom van de motoren en aan de hand van zijn vader kijkt hij omhoog: hij wil ook zo’n motor, ook dat zand en die heuvels over, de kuilen ontwijkend. Hij wil leren balanceren op de grens tussen de controle en de gewetenloosheid van de snelheid. ‘Motorcross is veel te duur en veel te gevaarlijk. Ga maar voetballen hier om de hoek’, zegt zijn vader hem dan. En tegen zijn vader ingaan durft Begois niet. Zo is hij niet opgevoed. Normen en waarden staan centraal in het Wilrijkse gezin. ‘Ja, papa. Neen, papa. Ja, mama. Neen, mama’, zo vat hij zijn opvoeding samen.

Ik kwam bij de club binnen met een lach en met diezelfde lach vertrok ik weer. Maar zodra je naar huis rijdt, wordt alles weer werkelijkheid.’

Kevin Begois

Zijn vader ziet hij in de week nauwelijks, die is dan aan het werk als zelfstandig vrachtwagenchauffeur. Zijn moeder rijdt met hem naar de trainingen bij eerst Olympia Wilrijk ’72 en later Germinal Ekeren en KV Mechelen. Elke dag. ‘Zij heeft alles voor mij gedaan. Mijn spulletjes gewassen, gekookt, gezorgd, noem maar op. Ik zie haar doodgraag. Mijn vader kwam in het weekend thuis en elke zaterdag reed hij met me mee naar de wedstrijden. Dan was hij wel heel streng voor mij. Er zijn heel wat traantjes gevloeid.’

Vanaf zijn achtste regelt pa Begois twee tot drie keer per week privétraining voor zijn zoon. ‘En de eerste twee, drie jaar stond hij bij wedstrijden pal naast mijn goal. Dan hoorde ik wel het een en ander… Als het niet goed genoeg was geweest, belde hij naar mijn privétrainer of ik op zondag extra kon komen trainen. Om te verbeteren wat er niet goed ging. Papa betaalde dat allemaal zelf, met de kleine middelen die we hadden. Want we hadden het thuis echt niet breed. En hij reed dan op zijn enige vrije dag met mij daar naartoe. Onderweg praatten we over voetbal. Hoe hij het zag. Dat vooral. We hadden het zelden over andere dingen.

Enkel over motorcross, want dat was en is nog altijd mijn grote hobby. Ik was liever motorcrosser geworden, ja… Of dat moeilijk is? Neen. Ik zag hoe hard mijn vader werkte, als hij zei dat het te duur was dan was het te duur. Ik zag ook van dichtbij hoe zwaar zijn leven was, en ook hoe zwaar het voor mijn mama was om in de week alleen te zijn. Hun sociale leven naast het gezin gaven ze op voor mij, omdat ik weleens profvoetballer zou kunnen worden. Mijn leven werd hun leven. En andersom. Dan voel je als kleine jongen een soort verantwoordelijkheid voor het gezin, ook al is het onbewust.

Ik heb misschien weleens gedacht: ‘ik wil dit niet meer’, maar die gedachte liet ik snel weer passeren. Ik had er schrik voor om dat te zeggen. Ook al zei mijn vader: ‘Als je het niet meer wilt, moet je het niet meer doen.’ Ik wilde mijn ouders niet teleurstellen. Ik neem papa niets kwalijk. Vanuit zijn optiek heeft hij gedaan wat het beste was voor mij. Want ik wilde dit leven zelf ook heel graag: ik wilde profvoetballer worden.’

Kevin Begois als doelman van FC Groningen dit jaar. 'Voetbal is maar een spelletje, hé.'
Kevin Begois als doelman van FC Groningen dit jaar. ‘Voetbal is maar een spelletje, hé.’© belgaimage

Faalangst

Begois tekent op zijn zeventiende zijn eerste contract bij KV Mechelen. ‘Omgerekend 375 euro bruto per maand. Grof geld… Maar ik was daar zó blij mee.’ Op het moment dat hij zijn kans in het eerste krijgt, gaat de club echter failliet en Begois trekt als 21-jarige de grens over. Daar zal hij de rest van zijn carrière blijven.

In Nederland maakt hij al snel naam en faam als gangmaker. Begois wordt de clown van de selectie genoemd, een jongen die altijd lacht. Maar met de jaren verliest zijn goedlachse masker zijn glans. De doelman is 25 wanneer faalangst zijn leven regeert. ‘Ik zat met heel donkere gedachten. Voor mij hoefde het niet meer. Van een open en extraverte jongen veranderde ik naar een introverte en timide persoon. Na een wedstrijd kwam ik thuis en sloot de gordijnen om alles te overpeinzen. Wat moet ik beter doen? Wat moet anders? Wat moet niet meer gebeuren? Moeten, moeten, moeten. Altijd maar moeten.

‘Dat komt vanuit mijn jeugd. Ik heb jarenlang de idee gehad dat ik het goed moest doen voor iedereen. Ik moest winnen voor anderen. Mocht geen fouten maken voor anderen. Ik moest lollig zijn voor anderen. Ik moest anderen pleasen. Daarbovenop werd de rol van de media steeds groter. Ik gaf een interview waarin ik open en eerlijk was geweest, maar als je niet dat geïndoctrineerde gedrag van het voetbal hebt en een eigenheid toont, ben je al gauw een paria. De sociale media kwamen op en ik werd eens genoemd in een voetbalprogramma op tv. Die meningen wogen zwaar op me. Alles bij elkaar werd het gewoon te veel en op een gegeven moment woog dat als zo’n grote, zware rugzak op mijn schouders dat ik die niet meer kon dragen. Het ongeluk, de faalangst … ze straalden aan alle kanten van mij af.’

Visualiseren

Zijn oud-teamgenoot en dan technisch directeur bij VVV-Venlo Mohammed Allach stapt op Begois af. ‘ Kev, ik maak me zorgen om je’, zegt hij. Het is dan, voor het eerst, dat Begois toegeeft dat er wat scheelt. ‘Praten… Neuh… Dat gebeurde niet thuis. Wij zijn geen praters. Gevoelens, daar doe ik niet aan.’ Een harde lach komt uit zijn mond. ‘Ik los het liever zelf op.’

Maar dan dringen de negatieve gevoelens zich zo dominant aan hem op dat hij wel móét. Begois komt met verschillende sportpsychologen in aanraking die niet zozeer een luisterend oor bieden, maar hem aanwijzingen geven hoe hij zijn gedachten kan ordenen. ‘Ik kreeg een schriftje waarin ik elke dag vijf punten moest opschrijven die ik goed had gedaan. Dat kon een goed ontbijt zijn, mijn materiaal dat in orde was… Daarnaast drie complimenten die ik had gegeven, drie die ik had gekregen en onderin mocht ik één zinnetje opschrijven wat die dag beter had gekund.

‘Ik begon zo in te zien dat de voorbereidende gedachte ‘ik mag niet’ of ‘als ik maar niet’ funest is. Want je hersenen registreren het woordje ‘niet’ niet. Denk niet aan een man met een wit petje. Waar denk je aan? Juist… Mijn hersenen waren dus al die tijd voorbereid om fouten te maken. Ik creëerde juist datgene waarvoor ik bang was. Uit angst voor wat ging komen: dat je de grond onder je voelt wegzakken. Je voelt dat je zoveel mensen teleurstelt, wat gaan ze wel niet van me denken? En dus zat de fout al in me…

‘Ik kreeg ook ontspanningsoefeningen en begon met visualiseren. Daar ging ik heel hard mee aan de slag. Elke ochtend deed ik een bodycheck. Diep inademen en je lijf voelen, alles in ontspanning brengen. En de dag van de wedstrijd beeld je je in hoe je een bal pakt, hoe je opent naar links, hoe je een bal uitgooit naar een medespeler. Ik merkte dat dat werkte.’

Alles kwijt

Juist wanneer Begois uit de sportieve miserie is gekrabbeld, krijgt hij privé met een harde klap te maken. ‘Ik had geïnvesteerd in een familiale zakendeal en dat bedrijf ging failliet. Het geld dat ik erin had gestopt, was weg. Ze kwamen mijn auto, mijn motor … alles halen. Van de een op de andere dag ben ik alles kwijt geraakt. Mijn vader ging bij mijn moeder weg, ik heb hem ruim zeven jaar niet gezien, en mijn moeder kwam op straat te staan. Ik kwam met een dubbele hypotheek te zitten die ik niet kon betalen. Ik verkocht mijn appartement en alles wat ik nog had om voor ons beiden te zorgen. Hulp vragen deed ik niet. Ik trek mijn eigen plan wel.

‘Het enige wat ik echt nodig had, was een auto. Ik reed elke dag van Antwerpen naar mijn club FC Den Bosch. Van mijn zwager heb ik een auto kunnen lenen. ‘Zodra je het kunt, betaal je hem.’ Dat is het eerste wat ik deed toen ik weer wat geld had. Niemand die er binnen het voetbal iets van wist. Ik kwam bij de club binnen met een grote lach om mijn mond, ging lekker trainen en met diezelfde lach vertrok ik weer. Maar zodra je naar huis rijdt, wordt alles weer werkelijkheid.

Er zijn momenten geweest dat ik na een wedstrijd in Den Bosch bleef. Ik zette mijn auto op een parkeerplaats, dook in mijn dikke jas en deed mijn ogen dicht. De volgende ochtend stond ik weer vol gas te geven op de training. Zo spaarde ik benzine. Ik ben nu eenmaal niet het type dat een teamgenoot lastigvalt of ik daar mag blijven slapen. Er zijn anderen die het wel moeilijker hebben gehad.’

Als je niet dat geïndoctrineerde gedrag van het voetbal hebt en een eigenheid toont, ben je al gauw een paria.’

Kevin Begois

Afgelopen winter zag hij zijn vader weer, voor het eerst na ruim zeven jaar. ‘Ik ben nooit kwaad op hem geweest. Papa is 28 jaar mijn beste vriend geweest. Al die jaren dat hij mijn vader was, heeft hij alles met goeddunken gedaan. Maar mensen maken fouten. Mijn vader heeft zich gewoon kapot gewerkt.

‘Ik ben blij dat ik het zo kan zien. En voor mij is die ervaring echt de omslag in mijn leven geweest. Je kunt in het negatieve blijven hangen en dat heb ik gedaan. Maar daar zijn ook veel problemen door gekomen. Ik werd ’s nachts wakker met hartkloppingen, midden in een paniekaanval. Dat zal me nu niet meer gebeuren. Ik kan gemakkelijk afstand doen van negatieve gedachten omdat er een soort van weten in de plaats is gekomen. Het is allemaal zo relatief. Zeker het voetbal.

‘We hebben het wel over een spelletje, hè. Rond 1860 is het uitgevonden als vermaak, als een hobby. Is het niet absurd dat er doodsbedreigingen aan te pas komen wanneer een voetballer faalt? Het is nu big business, een sport waar de romantiek voor een stuk uit verdwenen is. Dat vind ik spijtig. Ik ben een romanticus, een dagdromer. Ik houd van het ongrijpbare, de mysteries, de dingen waar de jaren geen grip op lijken te hebben. Zoals de haven van Antwerpen. Ze is veranderd in al die jaren, de haven is veel professioneler en afstandelijker geworden, maar ga op zoek naar de charme en je vindt die. Dat zal altijd zo blijven. Dat hoop ik toch. Ik hoop dat de romantiek van de mystiek nooit achterhaald zal worden door de tijd.’

Overlever in ex-keeper Kevin Begois: 'Nachten lag ik in mijn auto'
© dirk jan van dijk

‘Alles kon bij KV Mechelen, één groot avontuur’

Twintig jaar heeft hij in het profvoetbal gezeten, maar zijn eerste jaar als prof is nog altijd het meest memorabele uit zijn loopbaan. In het seizoen 2002/03 speelt Kevin Begois vijf wedstrijden voor KV Mechelen, het jaar dat de club failliet gaat. ‘Staken, niet trainen, onze lease-auto’s die ze ineens tijdens de training waren komen ophalen omdat ze niet meer betaald werden en eten was er niet op de club. Op een dag had een sponsor De Rijdende Kip geregeld, stonden wij ’s middags buiten met een bordje in de handen.

‘Op een van de trainingen zei de coach: ‘Dit is Sam. Meer hoeven jullie niet te weten.’ En Sam trainde mee. Een dag later stond er een busje van de vreemdelingendienst. Sam bleek een illegaal te zijn, die een testtraininkje kwam doen; kijken of er iets mee te doen viel.

‘De technisch manager is er dat seizoen ook geregeld eentje uit het politiebureau moeten gaan halen. Zo had een teamgenoot net zijn auto teruggekregen die kort daarvoor gejat was. Maar die wagen stond nog gesignaleerd en op een avond zag de politie in de hoerenbuurt in Brussel een kleine, donkere jongen in die auto zitten… Meekomen. Is de technisch manager hem ’s nachts op het bureau gaan halen, ’s avonds weer voetballen. Alles kon toen bij Mechelen, een groot avontuur. Fantastisch.

‘Voorafgaand aan dat seizoen waren we op trainingskamp in een piepklein dorp in Groningen. We verbleven in een heel oud hotel, vol antiek dat te koop stond. We mochten een avond op stap. Ik hoef er geen tekeningetje bij te maken wat er gebeurt als je weggaat met 25 idioten. We hebben werkelijk dat hele hotel verbouwd. Alle banken, alle kasten, alles wat we maar vonden, zetten we voor de deuren van de fysio’s. Toen had er eentje het brandalarm afgeduwd. ‘Per ongeluk’, natuurlijk. Dat alarm gilde door de straten, in een plaatsje van een paar honderd inwoners. Ongeveer heel dat dorp stond om dat hotel heen, te kijken naar de loeiende sirenes van de brandweer en politie. Iedereen dat hotel uit, want ‘er was brand’, maar de fysio’s konden hun kamer natuurlijk niet uit. Met een kraantje zijn die door een piepklein raampje het hotel uit geholpen.

‘Dat is het mooie aan die periode, niets lekte uit. Je werd eens aan je oren getrokken en je moest op de blaren zitten, maar nu staat er altijd wel een idioot met een telefoon te filmen. Mensen durven niet meer jong te zijn, niet meer dat kind in zichzelf te laten leven. Dat is zo zonde.

‘Het kind in mij is nooit verloren gegaan. Na het kampioenschap met VVV toonde ik op een vol stadhuisplein mijn blote kont toen de voorzitter zei dat ik dat niet zou durven, deze winter nog stond ik met modder te smijten op het voetbalveld. Bijna 37 jaar. Je moet plezier hebben in wat je doet. Elke dag. Daarom was de keuze om te stoppen met voetballen het moeilijkste moment uit heel mijn carrière. Ik ben vooral bang om die kleedkamer te missen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content