Ooit stuwden ze elkaar naar hoge pieken, maar sinds ze elk hun weg gingen, raakte er eentje in een dal. Dus bracht Sport/Voetbal Magazine ze maar weer eens samen, Aimé Anthuenis en Souleymane Oulare.

De namen mag u zelf invullen, maar op aanraden van de een zijn we de ander thuis gaan ophalen. Om zeker te zijn. En omdat die ander zich – verrassing ! – in het uur van de afspraak had vergist, komt hij met ons dus dik een halfuur te laat bij de begripvol wachtende ene aan. Waarna SouleymaneOulare en AiméAnthuenis, de trainer bij wie hij altijd vertrouwen heeft getankt, elkaar allerhartelijkst begroeten.

Aimé Anthuenis : “( Glunderend.) Ben je tevreden ? Is alles goed ?”

SouleymaneOulare : “( Glunderend.) Oui, c’estbon.”

Anthuenis : “Ah, dat is het belangrijkste, hé.”

Oulare : “Et vous ?”

Antheunis : “Gisteren zat ik in Belgrado. ’t Is een ander leven, hé. Is alles ook goed met je vrouw, Fanta ? Oui ? En hoeveel kinderen heb je nu ?”

Oulare : “Drie.”

Anthuenis : “Ah. En uw broer, waar speelt die nu ?”

Oulare : “Hij is teruggekeerd naar Guinee.”

Anthuenis : “( Tot ons.) Zijn broer heeft zes maanden bij Meldert gespeeld. Was niet slecht, hoor.”

Hoelang is het geleden dat jullie elkaar nog gezien hebben ?

Oulare : “Lang.”

Anthuenis : “Oegh, drie, vier jaar, non ? Ik ben een paar maanden geleden eens langs geweest met VTM of de VRT, maar…”

Oulare : “… ik was niet thuis, hé ( grijnst).”

Antheunis : “Ja, het is lang geleden dat we elkaar gezien hebben.”

Herinneren jullie je de allereerste kennismaking nog ?

Oulare : “Ik herinner het mij, het was…”

Anthuenis : “… nog voor je bij Waregem zat. Ik was al geïnteresseerd toen je nog bij Sint-Niklaas speelde. Je manager was WillyPluim en ik volgde op dat moment veel wedstrijden van Sint-Niklaas. ChrisVanPuyvelde was daar trouwens derde of vierde trainer. Ik heb hem dan meegenomen om de scouting te doen. Souley was een echte centervoor, dus ik belde veel met Pluim want ik wou hem er per se bij hebben. In Lokeren hadden we op dat moment ook al wat andere Afrikanen. De transferperiode liep tot middernacht, op een dinsdag, en Beveren was ook geïnteresseerd, maar Lokeren wou alleen huurgeld betalen. Pluim heeft ons dan op Lokeren nog gebeld, maar we zaten boven iets te bespreken en de telefoon is beneden dicht gelegd met de mededeling dat we al iets hadden. Dus heeft Beveren hem definitief gekocht. Uiteindelijk heb ik hem daarna dan toch van Beveren naar Waregem kunnen halen.”

Klikte het meteen ?

Oulare : “Ik voelde het aan de manier waarop hij tegen me sprak. Ik herinner me dat het in een grote sporthal was waar men tenniste. Je was daar met PaulTheunis. Aimé zei mij dat hij pas bij Waregem had getekend en ambitie had om zo snel mogelijk naar eerste klasse te gaan. Soms, zei hij, il faut reculer pour mieux sauter. Dus heb ik die stap teruggezet.”

Anthuenis : “Dat vertrouwen was wederzijds, hé. Dat seizoen hadden we in Waregem, in tweede klasse, een ploeg die minstens voor de achtste plaats had kunnen spelen in eerste. We hadden voor 500.000 frank Souley genomen, Nsumbu, Onya, Ribeiro… Men sprak van blackpower in die tijd, maar dat wás blackpower, hé. Het probleem was dat hij het tweede jaar last kreeg met de buikspieren. Maar ik herinner mij een vriendschappelijke wedstrijd tegen Gent waar hij met Katana gesold heeft… Ongelooflijk. Hij heeft, ook tegen Gent dacht ik, eens een goal gemaakt… Hij nam de bal, ik denk zo hoog als het plafond hier, nog met het hoofd en boenk in de verste hoek. Extraordinaire !

En toen kwam Genk.

Oulare : “Mijn transfer naar Genk, dat was ( grijnst)…”

Anthuenis : “( Lacht.) Dat was speciaal, hé ?”

Oulare : “Ik was op vakantie geweest in Guinee en pas op de laatste dag van de transferperiode ben ik terug naar België gekomen. Toen ik ’s morgens op de luchthaven aankwam, stond de trainer daar ineens.”

Antheunis : “Hij wist er niet van. Ik had de hele tijd naar Guinee gebeld, maar je moet je dat eens voorstellen in die tijd : dat is het een en het ander, hé.”

Oulare : “( Lacht.) Het was moeilijk. Maar Aimé heeft mij daarna onmiddellijk meegenomen naar Genk.”

Anthuenis : “Je bent daar op de luchthaven zelfs nog een koffer kwijtgeraakt ( lacht).”

Oulare : “( Lacht.) De transferperiode sloot bijna, dus het moest rap gaan.

Waarom klikte het daarna zo goed ?

Oulare : “Aimé had vertrouwen in mij en stelde mij op mijn gemak. Dat zijn dingen die ik nodig heb. Dus ik deed alles om hem niet teleur te stellen.”

Je vrouw, Souley, vertelde ons dat Aimé ook vaak met haar belde om zo greep op jou te krijgen.

Oulare : “Onze relatie beperkte zich niet alleen tot het veld.”

Anthuenis : “Hij ging veel naar Brussel ook dus… Maar waarom deed ik dat : de spelers zelf hadden veel vertrouwen in hem omdat ze op training zeer snel voelden welke capaciteiten hij had. Hij lag goed in de vestiaire, mijn plicht was om hem fit te houden. Daarom was ook zijn vrouw belangrijk.”

Oulare : “Vertrouwen is ook altijd belangrijk geweest voor mij. Ook dat van mijn ploegmaats. Want eens je een goeie groep hebt, komt de rest vanzelf. Dat was de kracht van de trainer : hij kon een groep samenstellen op basis van techniek en werkkracht. Aimé was streng op momenten dat het moest.”

Anthuenis : “Genk had wat dat betreft een prachtige groep met alle soorten nationaliteiten. Maar ook een groep die graag trainde, die als het wat minder ging, er nog rap een training bovenop gedaan zou hebben. Het was niet rap te zwaar. Matchkes twee tegen twee, Souley en Branko tegen Delbroek en Kimoni : ik kan u verzekeren dat het vuur naar alle kanten sprong, hé. En veel spelers die nog niet in een grote ploeg gezeten hadden of reserve geweest waren… Ik moet zeggen dat Olivieri daarbij een hele goeie kapitein was. Domenico ging naar boven, zoals we zeggen, om te pleiten voor het belang van de spelers en had ook de gave om altijd eerst het positieve te zien. Die groep is ook enorm naar elkaar toe gegroeid. Maar de waarde ervan hebben we pas achteraf gekend. Want we werden bekritiseerd – het systeem was zogezegd ouderwets en Domenico een libero – door mensen voor wie Genk ver van Brussel lag. Maar we speelden vaak met twaalf man omdat spelers als een Peeters bijvoorbeeld back, rechtsmidden en rechtsvoor tegelijkertijd was. Hoeveel goals zou Souley niet gemaakt hebben op centers van Peeters of Oyen ?”

Oulare : ” Oui, oui.

Anthuenis : “Maar we hadden op het middenveld ook een paar mannen die pressing konden spelen, Hasi, Clement, Nsumbu die er dan in kwam om creatief iets te forceren…”

Met wie van hen heb je nog contact, Souley ?

Oulare : “Met Kimoni af en toe, maar met de anderen was het wat moeilijker omdat ik iedere keer van gsm-nummer veranderde als ik van club veranderde ( grijnst).”

Anthuenis : ( Lacht smakelijk.)

Je bent in die periode tot Profvoetballer van het Jaar verkozen, nadat je tweede was geëindigd in de Gouden Schoen. Aruna benadrukte bij de uitreiking van zijn Gouden Schoen dat racisme niet bestaat in het Belgisch voetbal. Wat vond jij daarvan ?

Oulare : “Zelf vind ik die trofee van Prof van het Jaar waardevoller omdat de punten door collega-voetballers worden gegeven. Maar, vind ik, racisme bestaat overal. Aruna is nog jong en hij heeft het geluk dat hij direct bij Anderlecht is terechtgekomen en goed heeft gespeeld. Dat is goed voor hem, maar hij zou zo niet mogen spreken. Er zijn andere personen die geleden hebben pour ça. Zelfs niet alleen voetballers. Vous compre-nez ?

Anthuenis : “Maar ín een kleedkamer zal je geen racisme vinden, alleen strijd tussen spelers die spelen en die niet spelen. Dat ik Oulare in mijn ploeg wou, was niet omdat hij Afrikaan was, maar omdat hij enorme capaciteiten had, die om allerlei redenen nog niet naar boven gekomen waren. Strupar kreeg de Gouden Schoen, maar in principe had Souley die ook kunnen krijgen. Dat waren twee diepe spitsen die in het begin niet de grootste vrienden waren. Tot ik ze heb samengenomen en gezegd : jullie moéten een duo vormen.”

Bij Genk heb je, Souley, je carrière wel gehypothekeerd door een enkeloperatie uit te stellen en zo in de belasting van je lichaam heel ver te gaan.

Oulare : “In het jaar dat we kampioen speelden, was ik drie, vier maanden geblesseerd aan mijn enkel. Maar ik dacht : we zijn goed bezig, de ploeg heeft mij nodig. Ik kan ze toch niet zonder mij laten voortdoen ? Op het eind trainde ik dan ook niet veel meer, ik fietste veel in de zaal en pas op vrijdag begon ik te lopen. Ik had mij moeten laten opereren, maar de gevolgen van dat niet te doen, kon je niet op voorhand voorzien. Ik vond dat het allemaal niet zo erg was.”

Had jij hem, Aimé, als trainer ook niet wat tegen zichzelf moeten beschermen ?

Antheunis : “Neen, neen. Souley had een blessure zoals er zoveel zijn in een enkel. De dokters zeiden altijd : hij kan spelen. Ik heb nooit gezegd dat hij moést spelen. Achteráf hebben ze er van alles van gemaakt.”

Oulare : “Dat probeer ik iedereen ook al een hele tijd duidelijk te maken : ik ben nooit gedwongen. Nadien heb ik een kijkoperatie laten uitvoeren en mijn enkel laten schoonmaken. Nu train ik zelfs gewoon zonder tape. Er zijn alleen nog altijd veel geruchten die het erger maken dan het is.”

Anthuenis : “Hij had losse stukjes bot in de enkel die, zeiden de dokters, met spuiten konden verdwijnen. Maar bij hem is dat niet gelukt en daarom heeft hij er achteraf problemen mee gekregen. De laatste veertien dagen van dat kampioenenjaar waren cruciaal en toen heb ik hem wel serieus gespaard op training. De medische staf zei altijd : ‘Onmogelijk dat die kan spelen, hij heeft niet getraind.’ Maar ik liet hem trainen in een fitnesszaal, wat óók goed was. Daarom dat ik er niet van schrik dat hij nu zo scherp staat.”

Oulare : “Ik voelde dat ze mij nodig hadden.”

Antheunis : “Om maar een idee te geven wat voor een vertrouwen er heerste : ik zei gewoon tegen hem dat het zondag wedstrijd was, voor de rest mocht hij op het einde zelf zijn programma regelen. Ik wist, wat anderen misschien niet wisten, dat hij trainingen oversloeg, maar wel ’s avonds nog alleen in de fitness ging werken. Hij kreeg misschien die naam, maar hij trichte niet. Daarom weet ik zeker dat hij nu ook aan zijn conditie gewerkt zal hebben.”

Oulare : “Ik heb veel getraind en ik heb spieren. Maar ik heb nog een maand nodig omdat ik niet mag forceren en competitieritme mis.”

Antheunis : “Hij kent zijn lichaam zeer goed.”

Op de winterstage met Heusden-Zolder, in Turkije, was je wel niet tevreden als de trainer je spaarde op training, Souley.

Oulare : “Ik voelde geen probleem en zolang ik voel dat het goed gaat, wil ik doorgaan. Ik weet hoever ik mag gaan.”

Antheunis : “Je staat ook heel scherp. Je ziet het. Je bent precies vermagerd ?”

Oulare : “Mijn vetpercentage was 11,5 voor de stage en nu 8,5. Tijdens de stage gingen de spelers al na een paar dagen bij de trainer vragen waar hij op wachtte om mij erbij te nemen.”

Ondertussen hebben we kunnen horen en lezen hoe het je bij Fenerbahçe, Las Palmas en Stoke City niet voor de wind is gegaan en hoe jullie telefonisch contact hielden. Hoe diep zat je mentaal ?

Oulare : “Er zijn momenten geweest dat ik le moral à zéro had. Ik begreep helemaal niet meer wat er allemaal gebeurde. Bij Stoke zat er bloed in mijn long. Om drie uur ’s nachts ging het echt niet meer en spuwde ik bloed, dus heb ik een ambulance moeten bellen. Ik had erin kunnen blijven, dus ik heb veel geluk gehad. In Turkije was ik de koning als het goed ging, maar zodra het minder gaat, c’est grave. Maar ik heb ook een vrouw die altijd achter mij is blijven staan en mij raad heeft gegeven. ‘Ga trainen, laat de armen niet zakken’, dat heeft mij erbovenop geholpen. Want soms had ik echt geen zin meer om iets te doen, zat ik mij thuis te vervelen of was ik met de kinderen bezig. Dus was het goed dat we op een gegeven moment een abonnement genomen hebben in een fitnessclub aan de Heizel, waar we elke dag samen gingen trainen. Wat ik wel jammer vind, is dat iedereen is blijven twijfelen aan mij en Genk mij na al wat ik voor hen betekend heb geen helpende hand gegeven heeft, zonder dat dat iets moest kosten als ik niet speelde. Er was geen enkele risico aan verbonden, zoals nu bij Heusden-Zolder.”

Terwijl je met Heusden-Zolder over je contract zat te onderhandelen, ben je naar het schijnt wel een keer of twintig gebeld met andere aanbiedingen.

Oulare : “Toen ik bij Lokeren testte, belden veel makelaars de club om mij te breken. Allemaal wilden ze een andere speler aanbieden, dus was het van : ‘Oulare gaat veel kosten, die is altijd geblesseerd, heeft lang niet gespeeld.’ Maar na die goeie stage met Heusden-Zolder bleven de makelaars maar bellen naar mij, ineens wisten ze mij allemaal te vinden.”

Anthuenis : “( Lacht.) Tja, de moeilijkste plaats in een elftal is diepst in de spits en die vind je bijna niet meer. Want je krijgt daar veel stampen – pas op, die heeft wat moeten incasseren, hé – en de meesten schuiven achteruit, want je zit altijd in de dubbele dekking.”

Oulare : “Ik probeer daar niet aan te denken en ik ga zeker mijn manier van spelen niet veranderen bij Heusden-Zolder.”

Wat mogen we, tot slot, verwachten van Souleymane Oulare bij Heusden-Zolder ?

Anthuenis : “Je kan het moeilijk voorspellen, maar ik denk dat hij toch wel iets gaat bewijzen.”

Oulare : “Ik ben content dat ik weer in een groep kan trainen, quoi, en van het moment dat ik een maand kan trainen, zal ik weer de conditie hebben .

Anthuenis : “Zonder gezweem gezegd, maar hij was destijds voor mij een van de beste midvoors van Europa. Hij was wel, zoals vele anderen, niet de speler om met vijf anderen de concurrentie aan te gaan. Soms heb je als speler wat tijd nodig, terwijl je nu ziet dat het rotatiesysteem in sommige clubs ook veel spelers doodt. Als je ziet hoeveel spelers er in Engeland soms voor één positie lopen… Als, bij wijze van voorbeeld, Jestrovic zich niet blesseert, is er van Mornar misschien geen sprake meer. Souley is er nu een paar maanden van tussen geweest, je voelt zo dat hij enorm veel goesting heeft om te spelen. Dat is een enorme motivatie. Maar men zal niet moeten denken dat hij met de bal aan de voet op de middenlijn gaat vertrekken, vijf spelers dribbelen en scoren. Maar ik denk dat ze daar in Heusden-Zolder wel goed weten waarmee ze bezig zijn en de verdedigers van de tegenstander zullen hun werk hebben met hem. Want, pas op, er stáát wat, hé.”

door Raoul De Groote

‘Hij kent zijn lichaam zeer goed.’ (Aimé Anthuenis)

‘Mijn vrouw heeft mij erbovenop geholpen.’ (Souleymane Oulare)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content