Gent ontdekte met Iljo Keisse (21) een nieuwe, jonge pistegod. En één met ambitie. ‘Op de grote afspraken ga ik voorlopig nog tekortkomen, maar op korte termijn zit het er zeker in.’

We moeten al ver in de tijd teruggaan om een Belgische pisterenner te vinden die zoveel emoties losmaakt als Iljo Keisse. Zelfs Etienne De Wilde ontving zelden zoveel lof van het publiek als de jonge Gentenaar in de voorbije zesdaagse van Gent. De Nederlanders Robert Slippens en Danny Stam bleken nog een maatje te groot, maar met een tweede plaats, in combinatie met de Duitser Andreas Beikirch, bevestigt Iljo Keisse vroeger dan verwacht wat alle insiders al wisten : deze jongen barst van het talent.

Je knalprestatie op de Gentse zesdaagse moet extra deugd gedaan hebben voor een echte Gentenaar als jij. Word je op straat al herkend ?

Iljo Keisse : “De laatste weken heb ik soms de indruk dat de mensen me wel gezién hebben als ik passeer, ja. Ik voel dat er iets veranderd is. De media-aandacht was natuurlijk ongelooflijk. Hele bladzijden in de krant, radio en televisie die om je antwoord strijden. Allemaal heel overweldigend en onverwacht.”

Niemand had jou als tweede zien eindigen. Misschien vandaar.

“Ik nog het laatst van allemaal ! Het liep vanaf de eerste dag gewoon goed en ik viel blijkbaar direct op. Geweldig toch ? Al mag ik niet vergeten dat mijn geluk was dat zoveel anderen ongeluk hadden. Opeens viel de helft van het deelnemersveld uit en streed ik mee voor het podium.”

Maar dat gebeurt op iedere zesdaagse. Geluk is er niet het juiste woord voor.

“Ja, zoals Slippens en Stam altijd zeggen : ‘Gezond blijven, hoort er ook bij.’ Je hebt conditie nodig om fit te blijven tijdens een slopende zesdaagse. Als je moe bent, word je rapper ziek.”

Hoe voelt het als heel het Kuipke je naam scandeert ?

“Dat word je nooit gewend. Zeker weten. Vorig jaar kreeg ik al eens applaus in de nevennummers, maar dit jaar… Het was echt zot. De andere renners begonnen naar mij te kijken van wat is me dat hier. Typisch aan de Gentse zesdaagse is dat de mensen totaal uit hun dak gaan als de derny’s starten. Wel, het publiek juichte nu zo luid dat je de dernymotoren zelf niet meer kon horen. Dat geeft natuurlijk een kick.”

In de kranten word je geroemd om je ‘star quality’.

“Ik ben daarmee bezig, dat ga ik niet onder stoelen of banken steken. Patrick Sercu zegt altijd : ‘Het publiek is onze baas.’ Op de piste zitten de mensen vier, vijf uur naar je te kijken. Als je dan rondrijdt met een fluogroene trui en een gele broek en een zwarte fiets en rode schoenen… Dat mag natuurlijk. Maar koers dan eens met een witte trui, witte schoenen, een witte fiets en alles mooi verzorgd, en dan val je op in positieve zin. Waarom zou je je slordig kleden als het ook anders kan ? Je moet toch proberen jezelf wat te verkopen, tenslotte betaalt het volk om je te zien rijden. En het kost echt geen moeite. Wat is nu één keer bellen om bijvoorbeeld een broek te laten maken die bij je truitje past ? Op de weg kan je al eens slordiger zijn. Daar moet je er niet per se goed uit zien, de toeschouwers zien je toch maar één keer passeren.”

Doe je volgend jaar voluit mee voor de overwinning in Gent ?

“Onlangs zeiden Matthew Gilmore en Patrick Sercu in een krant : ‘Geef Keisse nog vijf jaar en hij zal grote wedstrijden winnen.’ Maar dat vind ik nog zo lang ( lacht). Toen heb ik ze direct verteld dat ik vroeger ga schitteren. Dit jaar zat ik er in Gent toch niet ver af, in de kleinere zomerzesdaagsen kan ik ook al goed mee. Daarmee laat ik toch zien dat het er op vrij korte termijn zeker in zit. Pas op, ik besef dat ik op de grote afspraken voorlopig nog dikwijls te kort ga komen. En het hangt ook af van welke partner ik meekrijg. In Gent had ik eigenlijk voor het eerst echt een sterke ploegmaat mee en het was direct bingo.”

Wat zou je vinden van een koningskoppel Gilmore/Keisse ?

“Dat zou een droom zijn. Matthew bulkt van de ervaring en is een echt winnaarstype. De keren dat we samen reden, liep het altijd supergoed. Dus om op je vraag te antwoorden : met alle plezier ! Alle organisatoren willen trouwens graag nationale ploegen. Het publiek kan zich daar meer in herkennen. Als Matthew bezet is, geef me dan maar Marvulli, een jonge Zwitser waarmee ik goed kan opschieten. Of Beikirch, die in de zesdaagse in Gent bewees dat hij een toprenner is. Hij is nochtans niet de meest geliefde coureur in het peloton, heeft de naam een moeilijke vent te zijn.”

Hoe belangrijk is een goede ploegmaat ?

“Een gemotiveerde makker of iemand die komt toeristen : het is het verschil tussen winnen en anoniem meedraaien. Organisatoren koppelen graag een iets oudere coureur aan een jonge gast, de mensen zien dat graag. Wel, je hebt er die de perfecte taxichauffeur spelen, maar je hebt net zo goed gasten die zes dagen niks uitsteken en al het werk aan de jongere overlaten. En als ze je niet helpen, begin er dan maar eens aan. Dan zit je erop te kijken als een uil op een kluit. Jonge coureurs hebben tactische hulp nodig. Iemand die zegt : ‘Je moet op dat moment in dat wiel gaan zitten, die gast in het oog houden.’ Ik weet bijvoorbeeld ook wel dát Bruno Risi een ronde wil pakken, maar iemand met ervaring kan zeggen wannéer hij dat gaat doen. En dat maakt het grote verschil.”

Zit daar nog de grootste progressie, in je koersdoorzicht ?

“Ik vind dat ik nu al veel zie eigenlijk, of toch meer dan andere gasten die zo oud zijn als ik. Eigenlijk heb ik al veel ervaring voor mijn leeftijd. Nu nog sterker worden en meer uithouding krijgen.”

Het duo Slippens/Stam doet het uitstekend dit seizoen.

“Als er twaalf ploegen in een zesdaagse starten, zijn er meestal twee bij die altijd samen rijden. Slippens en Stam zijn een van die vaste koppels. Die mannen hebben iedere keer twee dagen voorsprong. De rest moet dan nog de tactiek zoeken, de aflossingen stroomlijnen. Dat moeten Slippens en Stam natuurlijk niet, zij weten wat ze aan elkaar hebben. Het is ook wel een perfect koppel : de ene is slim, de andere heel snel. En terwijl de andere koppels de eerste dagen veel krachten vergooien, rijden zij op automatische piloot.”

Je faalde met Gilmore op de Spelen. Wat liep daar eigenlijk mis ? Iedereen had er zoveel meer van verwacht.

“Wijzelf ook, hoor. Achteraf bekeken vind ik dat er gewoon te veel van mij werd verwacht. Niet vergeten dat ik pas de derde kandidaat was om met Matthew naar de Spelen te gaan, na Tom Steels en Steven De Neef. Ik had de hoop al volledig opgegeven. Pas drie maanden voor de Spelen wist ik dat ik echt kans had om te gaan. Toen Steels en De Neef wegvielen, stond ik al twee maanden te koersen op de weg. Maar toen moest ik nog op het WK bewijzen dat ik effectief het niveau aankon en daar moest ik natuurlijk nog eens voor pieken. Voor ik dus bewezen had dat ik verdiende te gaan, restten er maar twee maanden. Dat is gewoon niet genoeg en eigenlijk hadden we dat op voorhand kunnen weten. Vallen de Spelen twee maanden vroeger of een maand later, dan lukt het misschien wel. Nu was ik gewoon over mijn vormpiek heen. Tja, ik was niet de enige die tekortkwam. Bijna iedere ploeg die op het WK goed was, faalde in Athene.”

Gilmore maakte twee dagen voor de ploegkoers een venijnige val. Jij was erbij. Wat denk je op zo’n moment ?

“Het zag er onschuldig uit. We reden zoals iedere dag met onze fiets van het olympisch dorp naar de piste. Opeens slingerde Matthew weg in een bochtje van niets waar het een beetje glad lag, recht op een bloembak. Hij reed misschien tien per uur, maar dan is het dikwijls juist erger. Er moet maar weinig in je rug schieten om er veel last van te hebben, hé. Hij had krampen in de puntenkoers en in de ploegkoers, en we maakten gewoon geen kans. Tja, twee dagen voor het WK viel Matthew ook en toen liep alles super. Ik dacht bijna dat het erbij hoorde ( lachje).”

Wil je het ooit op de weg proberen ?

“Tot nu toe zag ik de weg louter als voorbereiding op de piste. Als je echt resultaten wilt rijden, gaat dat feitelijk niet. Dan zou ik nu al bezig moeten zijn met krachttraining, uithoudingstraining… Dat lukt natuurlijk niet met de zesdaagsen.”

De vraag is eigenlijk : heb je er zin in ?

“Ergens wel. Maar ik voel toch dat ik altijd beter zal zijn op de piste. Nu, ik ben geen sukkelaar op de weg. Ik kan in kleine rondes al eens mijn ritje meepikken of me handhaven in een klassement.”

Welk type wegcoureur ben je ?

“Zeker geen klimmer ! Ook niet echt de sprinter, meer iemand die het kan afmaken wanneer ik met een klein groepje weg ben. Om een heel peloton te temmen ben ik niet snel genoeg. Bij de junioren was ik ook geen slechte tijdrijder, maar de toppers in die discipline kan ik bij de grote jongens niet volgen. Volgend jaar is mijn eerste als prof. Dan zullen we zien of het te combineren valt en of ik het eigenlijk wel aankan.”

Je hebt het baanrennen wel met de paplepel binnengekregen. Je vader was gerant van de Gentse Blaarmeersenpiste.

“Daar stal ik zeker extra techniek. Ik kon er rijden wanneer ik maar wou. En dingen proberen die anderen niet konden. Eigenlijk domme dingen, hoor. Eens zonder handen proberen te sturen, of een keertje omgekeerd rijden op de piste. Ik was tien jaar toen ik de piste voor de eerste keer omgekeerd deed, er zijn er die het nu nog altijd niet durven. Terwijl er niets aan is. Toen ik jong was, deed ik soms ganse trainingen omgekeerd.”

Vorig jaar won je de jongerencup met Dimitri De Fauw. Die concentreert zich nu volledig op de weg en rijdt geen enkele zesdaagse. Wat vind jij daarvan ?

“( Korte stilte.) Dat is héél jammer. We hadden een droomkoppel kunnen zijn. De Fauw is snel en explosief. Hij mist wel koersdoorzicht, hij ziet echt niks ( lacht). Ik heb dat dan weer wel, maar niet die bom in de benen. En we zijn ongeveer van dezelfde leeftijd, domineerden vorig jaar de toekomstzesdaagsen zoals men dat nooit daarvoor gezien had. Er was niemand die zelfs maar aan onze hielen kwam. En dan kiest hij nu voor de weg. Omdat hij een heel sterk wegseizoen heeft gereden, anders krijg je die kans niet.”

Je zegt dat je het jammer vindt, maar begrijp je het ook ?

“Natuurlijk begrijp ik het. Als hij een goede finisher wordt, of zelfs alleen maar de spurten kan aantrekken voor Tom Boonen, dan is hij de grote man. En verdient hij meer dan ik ooit zal kunnen. Maar het blijft voor hem toch een stap in het onbekende. Ik hoop dat Dimitri slaagt, maar wat als hij mislukt ? Dan is dit seizoen een ongelooflijk gemiste kans, omdat we vorig jaar de jongerencup wonnen, mochten we in iedere zesdaagse starten. En als hij over twee jaar opnieuw naar de piste wil komen, dan geeft misschien niemand hem nog die kans. Kijk, ik heb altijd voor de piste gekozen zonder er eigenlijk veel bij stil te staan, gewoon omdat ik dat het liefst doe. Al de anderen kiezen eerst voor het geld, en op de weg is er natuurlijk veel meer te rapen.”

Dat is meteen de verklaring waarom je haast nooit meer wegcoureurs op de piste ziet.

Stuart O’Grady, toch een olympisch kampioen op de piste, kan deze winter pakken geld verdienen in de zesdaagsen. Hij vertikt het gewoon, de voorbereiding op het wegseizoen is veel belangrijker voor die mannen. En O’Grady is dan nog een topper. Maar zelfs coureurs die jarenlang geen prijs rijden op de weg, worden soms nog serieus rijk. Die mannen hebben de zesdaagsen niet nodig. Sercu zei me laatst nog dat het in zijn tijd anders was. Die moest het hele jaar koersen, in de wintermaanden waren de zesdaagsen broodnodig. Jammer, want de piste kan die extra aandacht wel gebruiken. Zie maar wat FrankVandenbroucke allemaal teweegbracht.”

Wat vond je eigenlijk van de VDB-saga op de piste ?

“Tja, ik heb hem bezig gezien in Amsterdam. Hij kán het in ieder geval, maakte soms zelfs indruk. Ik vind het jammer dat hij er niet bij was. Het is een speciale kerel en het publiek zou het tof hebben gevonden. ’t Is VDB, van hem weet je nooit wat je kan verwachten.”

door Jef Van Baelen

‘Een vast team vormen met Gilmore zou een droom zijn.’

‘Er werd op de Olympische Spelen te veel van mij verwacht.’

‘Ik heb altijd voor de piste gekozen, gewoon omdat ik dat het liefst doe.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content