Ook in zijn twaalfde seizoen wordt Michael Schumacher (33) gejaagd door een grenzeloze eerzucht. Een gesprek over het Ferrari-gevoel, zijn concurrenten, de crash van Senna en zijn ontmoeting met Fangio.

Terwijl je vroeger zeker niet altijd iedereens lieveling was, werd je na afloop van vorig seizoen en het behalen van je vierde wereldtitel uitgebreid gevierd. Heb je zelf het gevoel dat je populariteit gestegen is ?

Michael Schumacher : Het is altijd aangenaam als er positief over je gesproken wordt, en de houding van de buitenwereld is inderdaad duidelijk in mijn voordeel veranderd. Maar ik heb ook geleerd dat ik de mensen die mij negatief willen benaderen, niet werkelijk kan beïnvloeden.

Iemand die je kennelijk negatief wil benaderen is Martin Brundle, je gewezen teammaat. Hij zegt : “Schumacher maakt zijn teammaats kapot”.

Het enige wat ik doe, is sneller rijden dan mijn teammaats. Dat is de simpele waarheid. Maar in deze business betekent minder snel rijden vaak het einde van een carrière. Wat kan ik daar aan doen ? Dat hoort er nu eenmaal bij.

Als nummer-één-rijder heb je natuurlijk makkelijk praten.

Ja maar, die zogenaamde tweede rijders, dat is een virtueel verschijnsel. Die bestaan in het echt niet. Hebben ook nooit bestaan. Tweede rijder, dat klinkt alsof iemand een tweederangsbehandeling zou krijgen. Dat slaat nergens op. Het is zo : soms komt het voor anderen goed uit om me tot de beste rijder uit te roepen, maar op andere momenten komt het voor diezelfde mensen beter uit om het zo voor te stellen dat ik alleen maar zo goed ben omdat mijn teammaat niet hetzelfde materiaal en niet dezelfde behandeling krijgt. Ik heb leren leven met zulke commentaren, ik kan die standpunten toch niet veranderen. Ik kan alleen maar mijn best doen, voor mezelf en voor het team.

Met als ambitie : opnieuw wereldkampioen worden.

Een nieuwe wereldtitel is het doel, ja. Maar eigenlijk ligt mijn ambitie dichterbij. Ik wil gewoon zoveel mogelijk races winnen, en dus wil ik elke race winnen waaraan ik deelneem. En als me dat bij de eindafrekening de wereldtitel oplevert, des te beter.

Zo ambitieus zijn, dat vraagt veel engagement, veel toewijding.

Ja, je moet altijd tot het uiterste gaan. Tot de grenzen van jezelf, en altijd proberen die grenzen te verleggen.

Is dat een mentaliteit die je hebt ? Of moet je die ontwikkelen ?

In grote mate is dat een mentaliteit dat je van nature uit bezit. In de loop van de jaren leer je de betekenis van die mentaliteit beter kennen en doorgronden. Dat komt omdat je mettertijd ontdekt wat je allemaal kan doen om beter te worden.

Bij Ferrari is het natuurlijk iets gemakkelijker om beter te worden.

Ja, maar het is niet daar dat de motivatie vandaan komt. Ik werk zo gedreven omdat ik succes wil hebben. Wat voor mij het verschil maakt tussen Ferrari en andere renstallen is de persoonlijke verhouding met alle leden van het team. Die som van intermenselijke contacten zorgen voor een betere kwaliteit. Als die menselijke interactie optimaal verloopt, wordt het veel gemakkelijker om hard te werken en zich goed te concentreren.

Maar Ferrari, dat is toch iets speciaals.

Natuurlijk is Ferrari iets speciaals. Maar voor mij is Ferrari synoniem met de menselijke verhoudingen die we hebben opgebouwd in die jaren dat we samenwerken. Dat is voor mij de ervaring-Ferrari, dat is het Ferrari-gevoel. Wat ik bij Ferrari beleef is de kunst van het werken en het samenwerken. Van zoiets kan een man alleen maar dromen. Die constante input van ideeën, ervaringen. Dat je samen kunt praten, discussiëren, beslissingen nemen. Het gevoel dat je een onderdeel van een groter geheel bent. Naast de professionele samenwerking hebben we bij Ferrari vriendschappen gesmeed. Waardoor we ook onze vrije tijd samen kunnen doorbrengen en daarin over totaal andere dingen dan Formule 1 met elkaar kunnen praten. Het geeft aan hoezeer we bij Ferrari op één lijn zitten. Het helpt ons om de belangrijke dingen van de onbelangrijke te onderscheiden.

Bij Ferrari lijkt alles perfect te lopen.

Perfectie bestaat in de Formule 1 niet. Er zijn altijd dingen voor verbetering vatbaar. Maar laten we zeggen dat het in 2001 zo goed als mogelijk liep.

Hoe belangrijk is sportchef Jean Todt voor die speciale sfeer bij Ferrari ?

Bijzonder belangrijk. Hij heeft zijn stempel op dit team gedrukt. Ik kan dit niet in procenten uitdrukken, maar hij heeft dit team bijeengebracht en heel vaak ligt hij aan de basis van succesrijke maatregelen en beslissingen.

Zoals ?

Onlangs gaf ik hem een lange lijst met vragen over de verdere ontwikkelingen van het team en de wagen. Kort nadien was hij daar met de antwoorden, punt na punt. Hij zei : “Ik ben misschien oud geworden, maar ik ben nog altijd bekwaam om je vragen te beantwoorden.” Ik antwoordde : “Natuurlijk ben je ouder geworden, maar je wordt ook almaar beter.” Het werkvolume van die man grenst aan het ongelooflijke – hij draagt nu ook de sportieve verantwoordelijkheid voor Maserati. Jean is bij Ferrari de rots in de branding. Voor mij is hij niet alleen een collega, hij is een vriend.

Is die goede, nauwe samenwerking misschien ook een gevolg van het feit dat Jean Todt destijds al co-piloot in de rallysport ook wereldniveau haalde ?

Neen, het heeft te maken met zijn menselijke benadering, met de manier waarop we met elkaar omgaan. Vooral in momenten van nood is het belangrijk dat je de mensen uit je omgeving kent. In moeilijke momenten stond Jean Todt altijd aan mijn zijde. Het besef dat ik in crisissituaties op hem rekenen, helpt me echt vooruit. Ik schat Jean Todt ook hoog in omdat hij als geen ander de kunst verstaat om nieuwe medewerkers te vinden en in het team te integreren. Dat maakt ons nog sterker als team, en het laat ons ook toe ons op de belangrijke kwesties te concentreren.

In 1992 ontmoette je in Nürnberg Juan Manuel Fangio. Die dag reed je met die oude legendarische kar met de zilveren pijlen rond op de Norisring. Wat zijn je herinneringen aan die dag ?

Fangio was uitermate vriendelijk en we hebben leuk met elkaar gepraat. Maar de ontmoeting duurde te kort opdat ik iets zinnigs over de persoonlijkheid van Fangio zou kunnen zeggen.

Fangio was toen 81 jaar. Heb je in zijn oude ogen nog iets van de autocoureur kunnen ontdekken ?

Je kon wel zien hoeveel genoegen hij eraan beleefde om nog eens plankgas te geven met zijn oude wagen.

Heeft hij je nog wat goede raad meegegeven ?

Hij zei : “Drive fast, don’t crash.”

Het ligt natuurlijk voor de hand om met jou over Fangio te spreken.

Werkelijk ?

Betekent zijn record van vijf wereldtitels dan niets voor jou ?

Niet in de zin dat ik geobsedeerd naar dat record op jacht ga. Dat waren zulke andere tijden, die kun je gewoon niet meer met elkaar vergelijken. In vergelijking met onze generatie kun je alleen maar bewondering hebben voor wat de autocoureurs van de generatie van Fangio gepresteerd hebben. Maar mijn ambitie om een vijfde wereldtitel te pakken heeft dus niks met Fangio te maken.

Waarmee heeft die ambitie dan wel te maken ? Met jouw passie voor de autosport ?

Passie voor de autosport drijft me niet, die passie ligt gewoon in mijn natuur. Ik hou van wat ik doe. Ik zei je daarnet dat perfectie in de Formule 1 niet bestaat. Maar in mijn persoonlijk leven heb ik een perfecte situatie bereikt. Ik heb het ideale evenwicht tussen werk en vrije tijd gevonden. En ik geniet er nog altijd van om in een racewagen te zitten.

Genot aan de ene kant, gevaar aan de andere. Het thema veiligheid ligt je bijzonder na aan het hart.

Ja, sinds 1994. De crash van Ayrton Senna heeft mijn ogen geopend. Ik werd plots geconfronteerd met de dood in de sport, die ik zo liefheb. Het ongeval van Senna heeft enorme effecten gesorteerd. Sindsdien zijn er veel positieve dingen gebeurd, niet in het minst dankzij de rijders die zich bijzonder op deze materie concentreren.

Het thema veiligheid heeft ook tot een meningsverschil tussen jou en FIA-voorzitter Max Mosley geleid. Hij veroordeelde jouw poging om in Monza een geregelde start te initiëren. Hoe kun je tot een compromis met hem komen ?

Moet ik dat dan ? Ik geloof het niet. Ieder heeft het recht op vrije meningsuiting. Ik heb met Mosley een gesprek onder vier ogen gehad. Hij heeft me uitgelegd wat hij werkelijk met zijn verklaringen bedoelde. Dat klonk heel anders dan wat de media ervan gemaakt hadden.

Mika Häkkinen zegt dat er tussen hem en jou nooit problemen waren : er bleef altijd plaats genoeg over om zich zeker te voelen. Maar bij inhaalmanoeuvres waarbij Schumacher en Montoya betrokken zijn, voorspelt hij botsingen.

Tja, erger kan het niet meer worden, geloof ik. Ik heb in mijn carrière al met veel collega’s keiharde duels uitgevochten – net dat heeft me zoveel plezier verschaft. Ik verheug me over scherpe duels en inhaalmaneouvres. In de autosport geldt deze wet : je wordt behandeld zoals je zelf de anderen behandelt. Dus moet je weten met wie je te maken krijgt, moet je die persoon goed kunnen inschatten en weten hoe je met hem moet omgaan. Maar er is een limiet. Als die overschreden wordt, zit je in de grindbak.

Montoya wordt samen met Kimi Räikkönen, David Coulthard en je broer Ralf als je belangrijkste rivaal voor de titel van 2000 beschouwd. In welke volgorde zou jij ze plaatsen ?

Alleszins in een andere volgorde dan jij ze plaatst. Ik ben vooral op mijn hoede voor Williams-BMW, al is het me nog niet duidelijk welke rijder daar het meest te duchten is : Juan Pablo of Ralf. Bij McLaren moeten we afwachten of ze kostbare punten zullen verspelen doordat ze eerst leergeld moeten betalen met hun nieuwe Michelin-banden. Dus denk ik dat de belangrijkste concurrentie dit jaar uit het kamp van Williams-BMW komt.

En dan heb je een voorkeur voor Ralf ?

Dat kan ik moeilijk wegsteken. Als ik het voor het kiezen had, zou het Ralf zijn. Hij is met zekerheid sterk genoeg en zit in een goede positie. Ik heb voorlopig nauwelijks reden om Montoya hetzelfde toe te wensen als mijn broer.

De concurrentie van Ralf zou misschien ook lichter uitvallen dan die van Montoya.

Ralf en ik hebben het elkaar in het verleden niet gemakkelijk gemaakt, zoals we het ook anderen niet gemakkelijk hebben gemaakt. We zijn hard maar fair voor elkaar. Een race is een race, daar is geen plaats voor geschenken. Na de race drinken we samen een glas, geen probleem.

Praat je nu gemakkelijker over jezelf dan bij het begin van je loopbaan ?

Dat vind ik een natuurlijke evolutie. Hoe ouder je wordt, hoe meer ervaringen je verzamelt. Je wordt zelfbewuster en je verandert, hopelijk ten goede.

door Stefan Bomhard,

“Het Ferrari-gevoel, dat is de som van de vriendschappen in dat team.”

“Fangio had nog een goede raad voor mij : drive fast, don’t crash.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content