Passovotsjka, zo omschreven de Britten in 1945 het voetbal van Dinamo Moskou, de tegenstander van Anderlecht in de Europa League. Hoe sterk is het team dat de voorbije decennia een vloek leek mee leek te slepen en na de val van de Sovjet-Unie moeilijke tijden doormaakte?

Nostalgie. Daar genieten ze van over het Kanaal. Saudade naar vroeger, naar het grote Britse Rijk. Wie introduceerde het voetbal in België? Engelse schooljongens. Wie introduceerde de bal in het land van o futebol? Charles Miller, zoon van een Schot en een Engelse. En wie deed dat in Rusland? Volgens de Britten waren ook dat Engelsen. Ene Clement Charnock, de oudste zoon van William, eentje van drie broers die op een kleine honderd kilometer van Moskou in het midden van de negentiende eeuw de Russische textielindustrie een boost gaven. De broers geloofden heilig in sport om hun arbeiders bezig te houden. Arbeiders die, zo wil de overlevering, in het weekend liever de bodem van de wodkafles zagen dan het einde van hun krachten. Toen Clement Charnock – zo wil het verhaal dat David Downing in een boek over de Britse tournee van Dinamo Moskou in 1945 optekende – voor het eerst een bal met lucht vulde en die omhoog trapte, renden de Russische textielarbeiders van zijn vader verschrikt weg. Bang voor de bots.

Waarheid of nostalgisch verzinsel? Wie zal het zeggen. Er ontstond rond de textielfabriek wel een ploeg, OKS, en die zou in blauw en wit gaan spelen. De kleuren van de favoriete ploeg van de familie, de Blackburn Rovers. Toen na wat naams- en locatieveranderingen in 1923 de naamkeuze definitief viel op Dinamo Moskou, bleven de kleuren behouden.

Engelsen hadden in die dagen zeker hun invloed binnen het Russisch voetbal. Lange tijd was er geen ‘nationale’ competitie – niet onlogisch gezien de omvang van het land – maar wel een regionale. Eerst in de zone Sint-Petersburg, in die dagen al iets meer kosmopolitisch. Die competitie was gesticht door buitenlanders, pas vanaf het tweede seizoen voetbalde er ook een Russische ploeg mee. De tsaren vonden het eerst maar een stom spel, dat voetbal, maar toen het volk begon te morren, gaven ze toch hun fiat. Misschien, dachten ze, kon passie voor voetbal de passie voor een revolutie wat afremmen. De meeste ploegen telden in die dagen wel meer buitenlanders dan autochtonen. Toen in 1912 een eerste ‘nationaal’ kampioenschap werd georganiseerd, stond zelfs uitdrukkelijk in het reglement dat elk team niet meer dan drie Britten mocht opstellen.

Beria

In zijn Global History of Football beschrijft David Goldblatt hoe het Russisch voetbal zich in het begin van de twintigste eeuw na de revolutie tegen de tsaren organiseerde. Net na de revolutie was sport geen prioriteit. Sport was voor de theoretici van het marxisme-leninisme een ‘circus’, een manier van onderdrukken. Pas na jaren van relatieve economische en politieke stabilisatie (Rusland was in die periode een arm agrarisch land) en de idee, halverwege de jaren twintig, dat het kapitalisme was verslagen, kwam er weer aandacht voor sport.

In die periode ontstonden de grote clubs, vaak gelieerd aan een industrie of de overheid. CSKA Moskou was de sportclub van het leger, Dinamo die van het ministerie van Binnenlandse Zaken en de NKVD, de staatsveiligheid, waaruit na de dood van Jozef Stalin in 1953 de KGB ontstond. Lokomotiv was de club van de spoorwegen, Torpedo die van de auto-industrie. Uitzondering op de regel was Spartak. Of liever Krasnaja Presnja, een voetbalploeg die een ex-sporter als bezieler-oprichter had: Nikolaj Starostin. Die kreeg de steun van kleine zelfstandigen en van de Komsomol, de jongerenafdeling van de communistische partij. Starostin herdoopte zijn ploeg later tot Spartak.

Het Russisch voetbal evolueerde in de grootste anonimiteit. Europese bekers waren er nog niet, buitenlandse contacten schaars. Zelfs de nationale ploeg van de Sovjet-Unie zag je in het Westen amper. Er kwam wel eens een wedstrijd in Zweden, maar tot aan de Olympische Spelen van 1952 had de Sovjet-Unie welgeteld twee officiële interlands gespeeld: uit en thuis tegen Turkije. Aan kwalificaties voor het WK namen ze pas in 1958 voor het eerst deel.

Met dit in het achterhoofd hoeft het niet te verbazen dat de tournee van Dinamo Moskou in 1945 in Groot-Brittannië groot nieuws was. Het was de herfst na het beëindigen van WO II, de Sovjet-Unie stond toen nog aan de kant van de geallieerden. Van de Koude Oorlog was nog geen sprake, samen met Engeland en de VS mocht de Sovjet-Unie de wereldkaart hertekenen. Van dat regime een voetbalploeg uitnodigen vonden de Engelsen geen slecht idee.

Dat Dinamo naar Engeland reisde en niet Spartak – de twee groten van het Russisch clubvoetbal in de jaren dertig – was geen toeval. Dinamo was de ploeg van de machthebber. Niet Spartak, dat was de ploeg van het volk. Het volk, niet de ‘oppositie’, dat is een verkeerde voorstelling van zaken. Dat blijkt uit een voorvalin 1936. Naar aanleiding van de eerste dag van de fysieke cultuur was op het Rode Plein een wedstrijd tussen Dinamo en Spartak gepland. Stalin himself zou toekijken – een hele inspanning, want de man gaf geen moer om sport. Op het laatste moment trok Dinamo zich terug. De officials van Spartak boden dan maar aan om twee ploegen op te stellen. Ze kregen vooraf een half uur speeltijd toegemeten, maar blijkbaar genoot Stalin zo erg dat de teams 43 minuten mochten doorgaan.

Lavrenti Beria, later door Stalin cynisch ‘onzeHimmler‘ genoemd, was in die dagen een gevreesde baas van de geheime diensten en ook supporter van Dinamo. Van Beria, een ex-voetballer, werd trouwens verteld dat hij zijn invloed binnen de terreurmaatschappij die Stalin installeerde, liet gelden om zijn club aan succes te helpen. Elke thuiswedstrijd zat hij in het stadion. Dat gebeurde ongetwijfeld, maar allicht minder systematisch dan zijn tegenstanders lieten uitschijnen. Beria was van Georgische afkomst en aanvankelijk supporter van Dinamo Tbilisi. Die ploeg won, ondanks Beria, nooit wat. Later liet Beria wel Starostin in de gevangenis gooien, voor een complot tegen Stalin, tijdens die bewuste exhibitiewedstrijd op het Rode Plein. De stichter van Spartak had de grote leider willen vermoorden… Onzin, de voetballers kwamen amper in de buurt van Stalin. Volgens Goldblatt had Starostin zich schuldig gemaakt aan speculatie en was dat de reden voor diens deportatie. Ook Jonathan Wilson, auteur van Behind the Curtain. Travels in Eastern European Football, gelooft de biografie van Starostin en diens versie van zijn deportatie niet helemaal. Daarin schrijft Starostin dat het succes van Spartak Beria gek van woede maakte en dat hij wraak wilde. Volgens Wilson, die in Rusland bewijzen zag, was de reden voor het gevangennemen van de man van Spartak iets minder prozaïsch: fraude. Starostin verdween voor tien jaar naar de Goelag.

Hoe dan ook: het Dinamo dat de Engelse fans in exhibitiewedstrijden tegen Chelsea, Cardiff, Arsenal en Glasgow Rangers te zien kregen, was een onbekend maar boeiend geheel. Het speelde passovotsjka, voetbal met veel beweging en veel passen. Voetbal met een grote technische beheersing, heel anders dan het fysieke spel waarop de Engelsen leunden. In die dagen was het bijvoorbeeld nog toegelaten om een doelman die de bal had te chargeren. De Russen behaalden tijdens de tournee twee zeges en twee gelijke spelen. De doelpuntenverhouding was 19-9 in hun voordeel. Dinamo had niet alleen gewonnen, maar ook verleid. Beria glunderde, in Moskou kwam er zelfs een theaterstuk onder de titel 19-9.

Jasjin en Rotenberg

Het passovotsjka zou lang het handelsmerk van het Russische clubvoetbal blijven. Verzorgd, technisch voetbal, met veel beweging, maar met problemen in de afwerking. Niet voor niets is de grootste aller tijden van Dinamo geen spits maar een doelman: Lev Jasjin, die van 1950 tot 1971 maar één club kende, Dinamo Moskou.

Ook andere ploegen voetbalden zo. Toen Anderlecht in 1984 in de kwartfinales van de UEFA Cup Spartak Moskou partij gaf, kwamen we zwaar onder de indruk van het bewegingsvoetbal van de Moskovieten. Ze gaven de Brusselaars les – en Anderlecht was in die jaren nochtans twee keer Europees finalist. Na negentig minuten stond er wel 4-2 op het scorebord. De Russen misten kans op kans, de Brusselaars niet.

Dat was ook het probleem van Dinamo, dat in eigen land een grootmacht bleef maar buiten de grenzen weinig potten brak. Eén Europese finale, in 1972, en nog een paar halve, in 1978 en 1985. En na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie niks meer, zoals nagenoeg alle clubs in Oost-Europa, die alle stabiliteit verloren met het vallen van het IJzeren Gordijn, op het moment dat het kapitalisme in het Westen fors in sport investeerde. Als het Russisch voetbal al eens in het nieuws kwam, was het met schandalen: racisme, supportersgeweld, corruptie, matchfixing. De fans van Dinamo, die al sinds 1995 (bekerwinst) op een trofee wachten en sinds 1976 op een titel, reageerden zelfs schouderophalend als het weer eens niet lukte. De vloek van Beria hing volgens hen boven de club.

Het duurde tot de eeuwwisseling voor het Russisch clubvoetbal weer de neus aan het venster zou steken. De grote massa zit er nog steeds niet op de tribunes, maar dankzij de oligarchen is er (veel) geld, en zijn er (sub)topspelers. De oligarchen zijn er niet om winst te maken – alle clubs maken fors verlies bij gebrek aan publieke belangstelling – maar ze kopen zich wel wat uitstraling. En in de coulissen van de bestuurskamers worden goeie zaken gedaan.

Sinds 2013 geloven ook de fans van Dinamo er weer in. Toen stapte Boris Rotenberg in de club. Boris is samen met zijn oudere broer Arkadi een oude bekende van Vladimir Poetin. Ze waren tijdens hun jeugd in Sint-Petersburg sparringpartners van Poetin in de judoclub.

De Russische pers noemt hen ‘de koningen van de aanbesteding’. De broers hebben onder meer een bank en een industriële groep, die veel werkt voor de staat en voor Gazprom. Poetin haalt de grote evenementen binnen, zoals de Olympische Winterspelen, en de Rotenbergs zorgen voor de infrastructuur. Een sporthart hebben ze beiden: Arkadi is voorzitter van de ijshockeyploeg, Boris van de voetbalploeg. Boris senior wel te verstaan, niet te verwarren met Boris Rotenberg junior, de rechtsachter van Dinamo, die in zijn vrije tijd het optrekje van pa in Londen bewoont. Junior is nagenoeg altijd bankzitter en net als zijn pa is hij in het bezit van de Russische én de Finse nationaliteit. Overmatig veel last van de boycot tegen Rusland hebben de Rotenbergs niet…

Toen Boris senior in 2013 aan het hoofd van Dinamo kwam, was dat om er een Russische ploeg van te maken, voor jongeren van eigen bodem. Tenminste, dat vertelde hij toch op de presentatie. Net als veel waarnemers gaf ook hij de toevloed aan buitenlanders, die vervolgens vanwege heimwee en de levensomstandigheden in Rusland hun loon amper konden waarmaken, de schuld voor de achteruitgang van het Russisch voetbal. CSKA en Zenit hadden het land dan wel zijn eerste twee Europese bekers geschonken, het gevoel dat Arsène Wenger in 2005 had (“Binnen de tien jaar wint een Russische ploeg de Champions League”) kon men niet waarmaken. En met de nationale ploeg was het ook nooit wat, ondanks Guus Hiddink, Fabio Capello en Dick Advocaat.

De intrede van Rotenberg viel samen met het wegvallen uit de top van FC Anzji Machatsjkala. Daar had Soelejman Kerimov de geldkraan dichtgedraaid, zijn hele ploeg stond te koop. Rotenberg pikte er de kroonjuwelen weg: Denisov, Kokorin, Samba, Zjirkov, Gaboelov. Voor een kleine 70 miljoen euro kreeg Dinamo een grondige facelift. In 2014 deed hij er nog een schepje bovenop: voor ongeveer 20 miljoen euro kwamen de Fransen Vainqueur (Standard) en Valbuena (OM) en de Nederlandse linksachter Büttner (Manchester United).

In de competitie zitten ze iets voorbij halfweg (17 wedstrijden gespeeld, 32 in totaal). De titel lijkt weg, Zenit heeft een wedstrijd meer gespeeld, maar al negen punten voorsprong. Met CSKA duelleert Dinamo voor plaats twee. Europees raakte men zonder puntenverlies door een poule waarin ook nog PSV, Panathinaikos en Estoril zaten. Dit Dinamo is een oude ervarenploeg (bijna 29 jaar gemiddeld) die, opvallend, elke Europese wedstrijd met één doelpuntje verschil won (1-0 of 2-1). Als Kevin Kuranyi mag starten, acteert die als diepe spits, maar meestal begint Dinamo met Kokorin in de punt en speelt het opnieuw het bewegingsvoetbal van weleer, met veel positiewissels en snelheid.

Voor een twaalfde man moet Anderlecht niet vrezen: voor de drie Europese thuiswedstrijden samen kwamen ‘amper’ 16.000 toeschouwers naar de matchen kijken. Dinamo is – logisch gezien de politieke ontstaansgeschiedenis – qua populariteit nooit méér dan nummer vier geweest in deze wereldstad en speelt ook nog eens in een buitenwijk. Het is bezig met de bouw van een nieuw stadion en hoopt daarmee dat gemiddelde wel op te krikken.

DOOR PETER T’KINT

Het duurde tot de eeuwwisseling voor het Russisch clubvoetbal weer de neus aan het venster stak.

Dinamo speelt opnieuw het bewegingsvoetbal van weleer, met veel positiewissels en snelheid.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content