Er zijn sportmomenten waarvan iedereen die ze live heeft meegemaakt 25 jaar later nog zegt: ‘Ik was erbij!’ Dat geldt, hoe weinig het sportief ook voorstelt, ongetwijfeld voor degenen die, onder wie ook wij, vorige zaterdag de olympische voetbalfinale in het Maracanãstadion bijwoonden. Een tempel die zijn mythische reputatie waarmaakte met een bedwelmende sambasfeer waarvan zelfs doorgewinterde journalisten zeiden dat ze zoiets ‘nog nooit hadden beleefd’. 120 minuten en een penaltyreeks lang voelde je bijna letterlijk het hart van alle Brazilianen bonzen, van de 80.000 ín het estádio maar ook daarbuiten, tot in de favela’s.

Hoe ze in de Mangueirawijk, met zicht op het even verder gelegen Maracanã (waar het goedkoopste ticket 105 euro kostte), dronken van jubel werden na de bevrijdende strafschop van Neymar: het is een van dé beelden van de Spelen. Even konden de inwoners hun armtierige bestaan vergeten, even werd het tussen arm en rijk verdeelde land weer één, even werd de bezoedelde nationale trots weer opgevijzeld, dankzij de tweede religie die er in het katholieke Brazilië écht toe doet: voetbal.

En ook al luidde het dat de 1-7-schandvlek van 2014 tegen Duitsland met dit (sportief) mat blinkend olympisch goud absoluut niet was uitgewist, het beeld van de juichende Neymar verzoende zelfs de armste favela-Brazilianen met de Spelen, waar ze twee weken lang naar hadden gekeken als naar een aquarium, met hun neus tegen twee centimeter dik glas gedrukt. Een olympiade van en voor de rijke(re)n, terwijl budgetten voor daklozen, scholen en ziekenhuizen vacuüm getrokken werden.

Een hoogmis van de sport die na alle onheilsberichten ook gedoemd leek om te mislukken, maar ondanks een verre van perfecte organisatie gespaard bleef van de voorspelde sprinkhanenplaag. Ook dát gevoel leefde in de loop van de Spelen immers steeds sterker bij de trotse Carioca’s: ‘Podemos!’ Of in de taal van de grote Duitse vijand: ‘Wir schaffen das!’

Dat ‘Yes, we can‘-vuur verspreidde zich, al vanaf het moment dat Greg Van Avermaet op de eerste dag onverwacht goud veroverde, ook doorheen Team Belgium. Vlammen die werden aangewakkerd met de nog meer verrassende olympische titel van de piepjonge en aaibare Nafi Thiam en het nationale gevoel helemaal in lichterlaaie zetten met de ‘push to the podium‘-missie van de hockeymannen.

Het leidde, wat ons betreft, tot hét Belgische beeld van Rio 2016: hoe delegatieleider Eddy De Smedt, die de hele Spelen als een klokhen elke atleet, bij succes én ontgoocheling, onder de vleugels nam, beefde van spanning toen hij net na de podiumceremonie met Jolien D’hoore op zijn gsm de slotfase van halve finale van de Red Lions tegen Nederland volgde. En het gevecht met de opwellende vreugdetranen verloor toen zij doorstootten naar de finale, amper enkele uren nadat De Smedt de rauwe ontgoocheling van zeilster Evi Van Acker had meebeleefd.

Een symbolisch beeld, omdat het de Spelen van het onverwacht sterk presterende Belgische team perfect samenvat: een draaimolen van emoties waarop vier van onze zes medaillewinnaars (Van Avermaet, Thiam, Dirk Van Tichelt en Pieter Timmers) verrassend de gouden/zilveren/bronzen floche hadden gepakt – zelfs D’hoore en de hockeymannen werden vooraf niet bij dé grote kanshebbers op eremetaal gerekend – maar waarop grote(re) medaillefavorieten als Van Acker, Jaouad Achab en Philip Milanov door respectievelijk ziekte, gebrek aan ervaring en stress er net of helemaal naast grepen. Tot hun bittere teleurstelling, net als bij de Belgian Tornados, die op drie vervloekte honderdsten van brons strandden. Ironisch en extra pijnlijk, want het zijn net zij, samen met hun onbevangen en on-Belgisch durvende en denkende coaches als Wil van Bladel (Van Acker), Laurence Rase (Achab) en Jacques Borlée (4x400m) – naast ook Ronald Gaastra en Shane McLeod (wel beloond, met zilver voor Timmers en de Red Lions) – die het Podemos-vuur op de, in het verleden vaak dorre, Belgische sportheide hadden aangestoken.

Als er iets na deze meest succesvolle Belgische olympiade uit de recente geschiedenis (al zijn zes medailles op basis van inwonersaantal en rijkdom nog altijd te weinig) naar 2020 en verder moet worden meegenomen in het topsportbeleid, is het dat compromisloze denken van Borlée, Gaastra en co.

Zodat ook wij, Belgen, ooit, zoals de Nederlanders, licht teleurgesteld over ‘slechts’ 19 medailles (waaronder acht gouden) kunnen spreken. Het mag zelfs gerust (iets) minder zijn. Podemos!

DOOR JONAS CRETEUR

‘Mogen ook wij, Belgen, ooit licht teleurgesteld over ‘slechts’ negentien olympische medailles kunnen spreken.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content