Een man van snaren. Altijd geweest. Meer dan tien jaar geleden inmiddels ruilde Yannick Noah het racket in voor de gitaar. Met zijn tweede cd, ‘Yannick Noah’, beklom hij vorig jaar de Franse hitlijsten. Bij gelegenheid wijdt hij zich nog aan tennis, als captain van het Franse Federation Cupteam – maar zoveel liever aan liefde en liefdadigheid, aan het ritme en de rijkdom van Afrika, waarvoor blanken blind blijken. En vooral wijdt hij zich aan zijn talent om gelukkig te zijn.

Regen op Wimbledon. En heimwee naar Yannick Noah. Hij droeg altijd de zon met zich mee, hij leek een mens geworden zonnestraal. Hoe de vreugde van het leven uit zijn lach spatte. En de tintelingen in zijn ogen : sterrenslag. Een glinsterende mens, hij gaf gloed aan zijn gevoelens. Negentien courts op Wimbledon, maar geen flard nieuwe Yannick Noah te bekennen.

Heimwee naar Yannick Noach, maar minder naar de tennisser dan naar de warmte van de mens. Geen onvergetelijk groot kampioen geweest, in de kamers van het geheugen ligt veeleer opgestapeld hoe hij zich op de court bewoog als een gazelle. Ooit opgeklommen tot de derde plaats van de wereldranglijst, dat wel. Overwinningen links en rechts, en genoeg om alle hoeken van een erelijst te vullen. Maar wat stellen zeges voor in vergelijking met karma ?

De Fransen denken daar anders over : tot nader order blijft Noah voor hen de God van Roland Garros. Hij is tot op vandaag de laatste Franse winnaar van het toernooi.

Noah beleefde zijn moment de gloire in 1983 (finale tegen Mats Wilander), en toen was het ook al van 1946 geleden dat een Fransman ( Marcel Bernard) voor eigen publiek had gewonnen. Toen hijzelf vermoeid op het rode gravel neerstortte, ontstak het hele stadion in ontroering – zijn vader klom over de balustrade en nam een duik van vier meter om zijn zoon in de armen te drukken. Rondom schoten alle tranen los.

De onsterfelijkheid van een moment ? Yannick Noach : “Ik had zo van dat moment van glorie gedroomd. Jarenlang. Dat moment was voor mij het synoniem van succes, van geluk geworden. En toen het moment eindelijk aanbrak, ben ik beginnen te wenen zoals ik in mijn leven nog nooit had geweend. Niet om de kracht van het moment – integendeel, omdat ik gewaar werd dat het moment niets voorstelde. Het was leeg. Ik had zin om kapot te gaan. Want dat was nu de droom waarop ik een half leven had gejaagd. Ik kwam die avond thuis en wat ik voelde was een gapende leegte.”

Uitgetennist was Yannick Noah toen nog niet, pas op 1 december 1991 nam hij afscheid. Maar dromen joeg hij sinds die memorabele dag in Parijs niet meer na. Dan liever waarden.

Portret van Yannick Noah : mag het middels dit verhaal dat hij vertelt ? Het tekent hem zoveel meer dan de contouren van zijn curriculum.

Vooraf dit. Noah werd op 18 mei 1960 geboren uit een Franse moeder en een Kameroense vader, voetballer bij het legendarische Sedan. Toen een auto-ongeval zijn carrière verbrijzelde, trok hij terug naar Yaoundé en nam zijn driejarige zoon mee. Yannick Noah leerde er zijn grootvader kennen. (Op elfjarige leeftijd zal hij naar Frankrijk terugkeren om er te leren tennissen.)

Luister nu naar Noah. “Ik draag de naam van mijn grootvader. Noah Bikie papa tara. Noah Bikie betekent : Noah van ijzer. Toen ik acht jaar was, zei mijn grootvader : ‘Je weet hoe je heet. En je moet ook weten : ik zal nooit sterven, ik zal altijd daar zijn.’ Ja zei ik. Maar toen ging mijn grootvader dood. Mijn vader vertelde dat hij hem elke nog elke avond zag en met hem praatte, maar ik geloofde hem niet. Mijn geest was niet open genoeg. Met de tijd heb ik mijn geest open gemaakt. En dan kwamen die magische momenten. Ik herinner me ze als gisteren. Toen ik Roland Garros won en er een intense warmte in me opklom. De tweede keer, toen mijn zoon geboren werd.

“En dan die ochtend, rond zes uur, toen ik voelde dat er iemand in de slaapkamer was. Ik glimlach. Ik hoor mijn grootvader goedendag zeggen. Ik zie hem. ‘Yanniko’, zegt hij – zo noemde hij me altijd. ‘Ik ben gekomen om naar je te kijken.’Ik lach en ik zeg : tot ziens.

“Toen ik tot ziens zei, stopten de honden in het dorp met huilen. Ze hadden de hele nacht gehuild, wat ze anders nooit deden. Van hun gehuil was ik wakker geworden.

“Ik kijk naar mijn vriendin die naast me in bed ligt en ik denk : ik vertel het haar straks bij het ontbijt. Maar voor ik er aan tafel over kan beginnen, zegt ze : ‘Je grootvader is vannacht op bezoek geweest.’

Sindsdien heeft Yannick Noah geen schrik meer. Niet van de dood en niet van het leven. Hij rolt blij door elke dag, hij doet zijn liefdadigheidswerken, maakt muziek, trekt tijd uit voor zijn vier kinderen uit zijn twee huwelijken. Als captain leidde hij de Franse tennismannen twee keer naar de Davis Cup (1991 en 1996) en de vrouwen één keer naar de Federation Cup (1997). Veel verwondering hoeft dat niet te wekken. Noah bezit dé basiskwaliteit van de coach : charisma.

Op Wimbledon houdt de regen op. De robotten marcheren de court op. Mechanische mensen. Met hun rechttoe-rechtaan-tennis. Tok-tok-tok. De monotone klanken van hun verhalen, elk woord een fantasieloze harde slag uit het netwerk van hun racket. Geen artiesten meer en nog minder levenskunstenaars. Geen enkele diepgang in het gemoed. Ze hebben hun eigen gevoelens opgesloten. Achteraf praten ze als antwoordapparaten. Nergens huilt een hond.

door Ben Herremans

‘Toen het moment van glorie aanbrak, moest ik huilen omdat het zo leeg was.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content