Waarom ziet iedereen Paul Put graag ? Een week in het zog van de Liersetrainer, op zoek naar zijn geheim. ‘Elke dag ben ik hier als eerste aanwezig en vertrek ik als laatste.’

Of hij een week lang gevolgd kan worden in de aanloop naar de wedstrijd tegen Anderlecht ? Paul Put aarzelt : “Dit is een korte week, helemaal niet representatief voor mijn manier van werken. Straks mis ik een transfer naar een topclub omdat jullie schrijven dat ik niet hard en vaak genoeg train.”

Niet roteren

Op de afsluitende donderdagtraining voor de wedstrijd tegen Anderlecht trapt Michael Nnaji te slap een vrije trap. Put reageert meteen : “Trap niet te hard, Michael, of je doet die bal nog pijn !” Hard gelach. Maar in één minuut betrekt het gezicht van de trainer, wanneer de clubdokter hem na de training apart neemt. Stef Wils is niet speelklaar. ’s Anderendaags debuteert Laurent Delorge als rechtsachter hoewel hij dat nog nooit in zijn leven deed. Het loopt goed. Na de match grinnikt Put : “Ik heb weer mijn toverdoos moeten openmaken.”

Nerveus oogt Put niet tijdens een wedstrijd. Zelden komt hij van zijn bank af : “Bij Tubantia was ik nog een briesende leeuw, maar nu ga ik geen negentig minuten tegen mijn spelers schreeuwen, anders durven ze niets meer. Als ik naar de zijlijn stap, moet het een doel hebben. Alleen als je slapers hebt, moet je ze vanaf de zijlijn wakker houden.”

Tegen Anderlecht kreeg Put door de late tegengoal niet meer de kans om met een tactische ingreep alsnog de zege te halen. “Of je dat als trainer kan, hangt af van wat je op de bank hebt. Tegen Club bracht ik na de rust Jurgen Raey- maeckers op de rechterflank, maar die liep zich tien keer vast. Terwijl Club met Victor wél iemand inbracht die een wedstrijd kan doen kantelen. Mitu kan dat ook, maar zulke spelers heb ik al bij de aftrap nodig.” Soms, zegt Put, moet je als trainer ook geduld tonen en niet meteen ingrijpen. “Tegen Bergen had ik lang het gevoel dat we de kentering konden brengen met het team op het veld. Toen lukte het niet.”

Put is geen voorstander van een rotatiesysteem. Veelvuldig geschuif is niet aan hem besteed : ” Never change a winning team ! Als trainer probeer je een vertrouwenssituatie te creëren op het veld, een concept op te bouwen. Dat doe je met automatismen en herhalingen. Lierse heeft geen elf Maradona‘s. Bij mij mag een speler al eens blijven staan na een mindere wedstrijd. Vertrouwen doet soms wonderen. Bij Lokeren liet ik Bangoura in het team toen hij niet goed bezig was. Korte tijd later voetbalde hij de pannen van het dak.”

Aanvallend voetballen

Na Anderlecht toonde Put zich vooral tevreden omdat Lierse probeerde iets te tonen. “Mijn filosofie is altijd aanvallend voetbal promoten. Veel trainers denken voor zestig procent verdedigend, werken aan verdedigende automatismen. Ik denk voor zestig procent aanvallend, hecht veel belang aan aanvallende automatismen, opdat mijn aanvallende spelers blind iemand kunnen aanspelen. Verdedigend bouw ik voort op wat ik hier aantrof, maar we verdedigen wel hoger dan vorig jaar. Ik concentreer me op aanvallende automatismen, omdat ik aanvallen de beste verdediging vind. Niets is makkelijker dan verdedigend voetballen, omdat het weinig risico’s inhoudt. Aanvallend voetbal houdt wél risico’s in. Om aanvallende afspraken te maken moet heel de ploeg meedenken. Dat is al een stuk moeilijker.”

De keuze voor aanvallend voetbal maakte Put tijdens zijn trainersstage in Nederland (al ging hij ook kijken bij Metz, Bayern München, Juventus en Glasgow Rangers). Via kennissen draaide hij zes weken mee bij PSV toen Aad de Mos er trainer was. “Ook al praatte ik in drie dagen Glasgow meer met Dick Advocaat dan in zes weken PSV met De Mos. Ik nam de Nederlandse visie over. Die bevestigde mijn idee dat aanvallend voetbal loonde.”

Toch debuteerde hij als beginnend trainer bij vierdeklasser Tubantia Borgerhout met vijf verdedigers in de toen gangbare 5-3-2. “Bijna iedereen speelde op dat moment zo. Terwijl ik Sint-Niklaas trainde, werd heel de benadering van het Belgische voetbal in vraag gesteld. Mijn start bij Tielen viel net samen met die stage bij PSV. Daar schakelde ik over op zonevoetbal met vier achterin. Ik ben er niet meer van afgestapt.”

Bij Lokeren plande hij een 4-3-3, maar schakelde om naar een 4-4-2 met een ruit op het middenveld en vervolgens naar een platte 4-4-2 : “Omdat ik niet het recht heb om 4-3-3 op te leggen wanneer daar geen spelersmateriaal voor is. Ik denk wel dat 4-3-3 het makkelijkst aan te leren is, omdat je daar makkelijker looplijnen in kan brengen. Eigenlijk speel ik een vervalste 4-3-3, met één hangende spits.” Zijn principes ? “In zone, altijd met een dubbele bezetting op de flanken, die zo hoog mogelijk spelen. Bij Geel en Ingelmunster voetbalde ik in een 4-3-3, bij Lokeren bleef het bij de intentie. Krijg ik hier morgen een targetspits, stap ik meteen over naar 4-3-3.” Belangrijk, benadrukt Put, is dat spelers vertrouwen krijgen in een systeem en zich er goed in voelen : “Af en toe stel ik ze alternatieven voor. Dan vraag ik voor welke aanpak ze kiezen. Weet je wat ze dan antwoorden ? ‘Zoals altijd, trainer.'”

Zijn principes verloochent hij niet meer. Een paar jaar geleden zat hij bij Lokeren op de wip na één op vijftien, net voor een wedstrijd tegen Lommel. “Ik wist dat het afgelopen was als we tegen Lommel verloren. Er was veel druk om de tactiek te veranderen, maar ik deed het niet omdat ik wist dat de spelers achter mijn aanpak stonden. We wonnen die wedstrijd. Soms heb je als trainer wat geluk nodig.” Wat doet hij als Lokeren had verloren en hij moest gaan ? “Ook dan had ik mijn filosofie niet aangepast.”

Samen ontbijten

Dinsdagmorgen. Paul Put is diep onder de indruk van een film die hij gisteren zag : Der Untergang, over de laatste dagen van Adolf Hitler. “Hoe één man zoveel anderen helemaal tot het einde in zijn greep kon houden en hersenspoelen dat ze zelfmoord plegen voor hem. Sterk vond ik dat, beangstigend ook.” Heeft Put daar misschien iets uit geleerd ? De trainer schudt het hoofd.

Twintig euro per maand dragen de spelers uit eigen zak bij voor het gezamenlijke ontbijt. Keepertrainer René Cool prutst aan de ontbijttafel aan een voorverpakt plakje kaas. “Niet gemakkelijk, hé”, grijnst Put. Assistent Patrick Deman zit aan de pot choco. Aan de muur hangt een lijstje dat Put liet opmaken door een diëtiste. Het leert hoe met de juiste mix van fruit, muesli en yoghurt een ideaal trainingsontbijt er-uitziet.

Vorig jaar was de ontbijttafel onder Emilio Ferrera royaler gevuld, zegt Yves Van der Straeten. “Toen kon je hier spek met eieren eten.” Put greep in : geen spek met eieren meer voor de spelers het veld opgaan. Bij Lokeren voerde Put het spelersontbijt in. “Afrikanen hadden nooit tijd voor een ontbijt, ze arriveerden net voor de training en vielen wel eens flauw wanneer er twee trainingen geprogrammeerd waren. Met een verplicht ontbijt bleven ze tenminste op de been.”

Zo rustig als hij vanuit de dug-out de wedstrijd aanschouwt, zo actief leidt Put zijn trainingen. Observeert hij tijdens de warming-up nog met de handen op de rug, dan is hij tijdens het echte veldwerk verbaal en fysiek actief. Afwisselend in het Nederlands, Frans en Engels laat hij zich de hele training duidelijk horen. Complimentje hier, opmerking daar. Woensdag loopt het al meteen na de warming-up verkeerd wanneer de spelers de eerste oefening met spelvormen slap uitvoeren. Put grijpt meteen in, legt de oefening stil en verheft zijn stem.

Na afloop : “Ik heb ze wakker moeten schudden omdat ik de uitvoering van de oefening allesbehalve vond. De inzet liet te wensen over door de schuld van een paar misnoegden die niet in de basis staan en denken dat ze vanuit hun ontgoocheling met minder inzet kunnen trainen. Dat pik ik niet. Ook wie niet speelt, wordt goed betaald om de anderen scherp te houden. Met concentratieverlies kan ik niet leven. Als ik dat merk, haal ik meteen de teugels strak aan. Als ze zo doorgingen, zou ik namen noemen : die mogen dan gaan douchen. Dat is al eens gebeurd. Maar nu herpakten ze zich meteen. Bij de volgende oefening gaven ze zo veel gas dat ik niets meer moest zeggen.”

Verantwoordelijkheid geven

In de gang naar het spelershome hangen in het Frans en het Engels 21 gedragsregels, Puts international rules 2004-2005. Te laat op training, gsm laten opstaan in de kleedkamer, badslippers of schoenen na training op de grond ? Vijftien euro boete ! Twee keer per week laten de spelers zich wegen. Elke kilo te veel kost vijftien euro. Drie dagen voor de wedstrijd wordt discotheekbezoek afgeraden. Wie betrapt wordt, betaalt 125 euro, evenveel als voor negatieve reacties bij een vervanging in een wedstrijd, naar trainer of pers. Toch zit er nog niet veel geld in de boetekas waarmee de spelers straks uit eten gaan.

In zijn bureau zet Put zijn laptop aan die hij elke dag meesleurt. Zijn trainingen noteert hij dagelijks op aparte blaadjes met voetbalveldjes, pijltjes en enkele kernzinnen. Onlangs hield hij thuis in de archiefkast grote schoonmaak. “Mijn scoutingverslagen van Tubantia Borgerhout heb ik niet meer, maar ik kan je wel nog tonen welke training ik met Geel in eerste klasse gaf op zes november van dat jaar.

“Als speler had ik vanaf de jeugd altijd een voorbeeldfunctie, was ik vaak kapitein. Ook als trainer ben ik me bewust van mijn voorbeeldfunctie naar spelers, pers, sponsors en supporters. Elke dag ben ik hier als eerste aanwezig en vertrek ik als laatste. Nooit had ik bij een club problemen met spelers. Dat heeft te maken met hoe je jezelf opstelt naar anderen. Wat je geeft, krijg je meestal terug. Discipline is voor mij respect afdwingen en geven. Ik weet wat ik doe, de spelers voelen dat alles voorbereid is en doordacht gebeurt, een doel heeft. Ze weten op elk moment waar ze mee bezig zijn.”

Donderdagmiddag geeft hij in het Nederlands een half uur videoanalyse, met sterke punten van Anderlecht en plekken waar de tegenstander mogelijk te pakken is. Patrick Deman stuurt de computer met de compilatie die hij de voorbije dagen na de training samen met Put maakte aan de hand van de videocassettes die elke week toegestuurd worden. In zijn beginjaren deed Put als hoofdtrainer alles alleen. “Later leerde ik anderen verantwoordelijkheid geven. Ik luister naar hun mening, ben een sociaal type en houd met iedereen rekening. Voetbal is een tandwiel : ontbreekt één radertje, dan draait de ketting niet. Als je alles alleen doet, kan je ook minder observeren. Observeren is heel belangrijk.”

Hij voelt zich niet te beroerd om zijn mening over een speler bij te sturen. “Want een trainer moet spelers beter maken. De uitdaging is om voetballers in wie je aanvankelijk minder gelooft te integreren in plaats van je voor hen af te sluiten waardoor ze zich het vijfde wiel aan de wagen voelen. Dat vraagt tijd, maar het lukt via groepstrainingen én door ze vertrouwen te geven.” Voorbeelden ? “Mitu die niet uit de middencirkel kwam, Vidarsson die op Lokeren geen pass over vijf meter mocht geven, maar nadien precieze passes over veertig meter verstuurde. Belangrijk is om spelers niet te beperken, hun kwaliteiten proberen te zien en ze vertrouwen geven om die aan te wenden.”

Hard werken én rusten

Aan de muur naast de trainerscabine hangen de resultaten van de fysieke tests van afgelopen zomer én december. Uitstekend in december waren Werry Sels (inmiddels naar Brussels) en Kristof Imschoot, in juli Sels en Archie Thompson.

Drie keer per seizoen laat Put de spelers testen : voor de voorbereiding, met nieuwjaar en op het eind van het seizoen. Het aanvallende voetbal dat hij met Lierse wil brengen, vergt een goede fysieke conditie. “Hoe hoger je speelt, hoe meer pressing je moet zetten. Dat houdt in dat je spelers sneller moeten recupereren. Qua fysieke conditie kunnen wij met de topploegen wedijveren, qua kracht lukt dat met onze pocketaanvallers niet.” Voor het fysieke werk baseert Put zich op de principes van bloktraining uit de atletiek : “Bij Lokeren en Lierse was de driedagencyclus in de voorbereiding nieuw, in Italië en Spanje is het dat niet meer. Vroeger werkte je in de voorbereiding eerst drie, vier weken op uithouding. Door de invoering van die driedaagse cyclussen krijg je een team klaar in vijf, zes weken. Voor veel spelers was deze manier van werken een grote aanpassing.”

Put traint lang en hard. Tijdens de voorbereiding schudde hij wel eens het hoofd wanneer een speler op handen en voeten het oefenterrein verliet. “Mijn grootmoeder van negentig kan dit nog aan !” Spelers van negen uur ’s morgens tot vijf uur ’s middags afbeulen doet hij niet. “Waar gaat het op training om ? Dat je als trainer je spelers observeert. Ik zeg altijd : ‘Beter je groep observeren dan te laten creveren.’ Het gaat niet om het aantal uren dat je op het veld staat, maar om de verhouding arbeid tot rust. Laat je spelers hard werken, dan moeten ze nadien kunnen recupereren. Mijn norm is hoe ze zich de dag na een zware training opnieuw aanbieden. Hangt hun tong op de grond, dan ben ik te diep gegaan en moet ik rust inbouwen. Komen ze fris en gemotiveerd, dan zit de dosering goed. Ze eens naar huis sturen als ze goed gewerkt hebben, is psychologisch heel efficiënt. Psychologie is heel belangrijk in dit vak, constant aanvoelen en reageren op wat je ziet. Daarom ben ik geen voorstander van een week zonder vrije dag.”

Dromen realiseren

Zelden hoor je bij ex-spelers of vroegere clubs een onvertogen woord over Paul Put. “Als Lierse me vraagt om het familiale karakter binnen de club mee uit te dragen, vind ik dat geen lastige opgave, maar iets dat ik vanzelf doe. Omdat ik besef dat ik betaald word door sponsors en supporters. Bij Advocaat in Glasgow merkte ik dat je ook bij topclubs niet langer alleen maar trainer kan zijn, dat ook daar heel veel PR-werk verwacht wordt.”

Hij staat dicht bij de spelers. “Dat is niet de gemakkelijkste weg. Vanuit een ivoren toren kan je meer gezag afdwingen. De kunst is tussen de spelers staan en toch het nodige gezag afdwingen. Dat is moeilijker, maar op die manier krijg je meer gedaan van je spelers.”

Put voelde zich nooit te beroerd om het maximum te halen uit teams met beperkte financiële en sportieve middelen. Maar de vraag of hij rijp is voor een topclub ontwijkt hij niet. “Ik ga een uitdaging niet uit de weg. Dat is veel gezegd met weinig woorden. Ook privé bereikte ik waarvan ik droomde. Eens een droom werkelijkheid wordt, heb ik nood aan een nieuwe uitdaging. Sinds ik met Lokeren van Europees voetbal proefde, weet ik dat ik dat nog eens wil beleven, omwille van de dynamiek die dat met zich meebrengt.”

Makkelijk gezegd in een club waar de komst van een camerateam nog opzien baart. “Ik denk niet dat ik zou verkrampen als hier elke dag twintig camera’s op mij gericht staan. Gefrustreerd dat ik niet bij een topclub zit, ben ik niet, maar ik ben wél gedreven. Ik wil altijd meer. Voor mij geldt : the sky is not the limit.”

door Geert Foutré

‘Mijn ambitie ? The sky is not the limit.’

‘Of ik klaar ben voor een topclub ? Ik ga een uitdaging niet uit de weg’

‘Van mij mag een speler na een mindere wedstrijd al eens blijven staan.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content