Je bent een jonge, ambitieuze sporter en je wilt je vleugels uitslaan. Marc Herremans en Cedric Dumont helpen talenten op weg naar het succes. In Sport/Voetbalmagazine stellen we er om de twee weken een voor. Deze week: Oostrozebekenaar Emmanuel Vanluchene (22), vorig jaar op het EK in Berlijn brons op de 4 x 200 meter vrije slag.

Emmanuel Vanluchene: “Heb ik een mooi leven? Ja. Ik heb bij manier van spreken al heel Europa gezien en zaken meegemaakt die ik met mijn familie of vrienden kan delen. Volgende maand nemen we deel aan de Arena Pro Swim Series in Mesa, een meeting in de States waar Michael Phelps zijn comeback maakt en ook Ryan Lochte zal zwemmen. Daar kijk ik toch naar uit. Toen ik hoorde dat Phelps op de 200 meter vlinderslag zou zwemmen, heb ik mij meteen voor hetzelfde nummer ingeschreven. (lacht)

“Mijn trainers zeggen dat ik naar niemand moet opkijken, want uiteindelijk moet je tegen elkaar racen en sneller proberen te zijn, maar we spreken wel over Phelps, hé… Achttien gouden medailles op de Spelen, de grootste olympiër aller tijden. Als klein mannetje droomde ik er al van om ooit eens naast hem aan het bad te staan. Eén keer stonden we samen in een finale, de 4×100 meter vrije slag op de Spelen in Londen. Na de race schudde hij me de hand. ‘Good job.’ Een leuk moment. ‘Thanks, you too.’ (lacht)

“Van de 32 zwemmers was ik met mijn 1,78 meter de kleinste van allemaal. Ik val altijd op. Diene kleinen… (schatert) Gestalte ís belangrijk, maar je moet je lengte ook in prestaties kunnen vertalen. Kijk naar Vladimir Morozov, ook maar 1,80 meter, die toch ook al Europese en wereldtitels won. Of naar de Japanners, die net zoals ik op souplesse en techniek zwemmen. Totaal iets anders dan Amerikaanse of Franse kleerkasten – YannickAgnel, Florent Manoudou, Alain Bernard – krachtpatsers van om en bij de twee meter.

“Ik zwem puur op het gevoel, niet op tijden. Als ik tijdens een training een slecht gevoel heb, dan geef ik dat onmiddellijk aan. Het klinkt misschien stoeferig, maar als ik me goed voel, dan kan er wellicht geen enkele Belg aan mij tippen. Alleen moet ik dat gevoel dat ik op training wel heb, ook naar de grote toernooien kunnen meenemen. Naar Rio bijvoorbeeld….” (lacht)

Grote concurrentie

“In Londen was ik, amper negentien, individueel niet geselecteerd. Het BOIC wilde me delibereren voor de 100 meter rugslag, maar dat wilde ik niet. Een plaats in de halve finales was misschien haalbaar, maar ik wilde me tijdens mijn eerste Spelen vooral op de estafetteploeg (4×100 meter vrije slag, nvdr) focussen en vermijden dat we door vermoeidheid de finale zouden missen.”

“De limiettijden voor de 100 en 200 meter vrije slag zijn zeker haalbaar, ook al zit ik er nog drie tiende en twee tiende – op de 200 meter – vandaan. Maar de trainers en Jan Olbrecht (inspanningsfysioloog, nvdr) hebben mij op basis van testen en bloedanalyses verzekerd dat ik dit seizoen op de 200 meter vrije slag ruim een seconde onder de limiet kan duiken. Als zij dat zeggen… Je moet geloof hebben in de mensen die je begeleiden.

“Op de vrije slag is de concurrentie internationaal veel groter dan op de rugslag (waarVanluchene vier van de zes Belgische records heeft, nvdr), maar ik vind crawl leuker dan de rugslag. De hele tijd naar het plafond kijken… (lacht) Ik mik in Rio op de finale van de 200 meter. Misschien leg ik de lat te hoog, maar de voorbije jaren zette ik ondanks operaties aan de knie en de schouder toch ook scherpe tijden neer. Daardoor heb ik nog een serieuze progressiemarge. Een grote motor blijkbaar…”

“De combinatie topsport-studeren, tweede jaar regentaat Lichamelijke Opvoeding, is niet vanzelfsprekend, maar ik wilde er absoluut nog iets bij doen. Op twintig minuutjes ben ik van het zwembad Puyenbroeck in Gent, al is het zwemmen tot aan de Spelen prioritair. Terwijl de andere studenten van mijn jaar bezig zijn aan hun stage, zit ik drie weken in mijn zuurstoftentje (lacht). Beter dan een hoogtestage, waar de kwaliteit van de trainingen door het gebrek aan zuurstof vaak ondermaats is.

“Sommige atleten verteren dat goed, anderen minder. Ik herinner me een stage in de Sierra Nevada, waar we de eerste drie dagen echt ziek waren. Saturatie naar beneden, verhoogde hartslag… Het laatste wat je dan wilt doen, is zwemmen. En drie dagen in bed liggen, daar word je ook niet beter van.

“In zo’n zuurstoftentje, waar een hoogte van 2400 meter is gesimuleerd, recupereer je door het gebrek aan zuurstof wel minder snel, ja, maar volgens dit principe – Live High, Train Low – kun je wel nog altijd hard trainen. En je leidt nog een min of meer normaal leven. Al is dat relatief in een tentje waar net geen twee matrassen in passen. Zeven à acht uur slapen per nacht betekent dat ik overdag, wanneer we ongeveer zes uur trainen, nog eens vier tot vijf uur in mijn tentje moet liggen. Eten of naar het toilet gaan mag, maar dan moet de rits weer snel dichtgetrokken worden. (lacht) Gelukkig ben ik niet alleen: LouisCroenen ligt in het kamertje ernaast ook in een tentje.”

Medaille op het WK

“Om zes uur ’s morgens loopt de wekker af, een uurtje later lig ik in het water. Vroeg, ja, maar vanaf acht uur gaat het zwembad open voor het publiek. ’s Morgens trainen we twee uur, om en bij de 6,5 kilometer, daarna volgt nog een bezoek aan de kine en het krachthonk. Snel even naar Lochristi, waar ik met Louis en Lander Hendrickx in een appartementje van de federatie woon. Eten, rusten en om kwart voor vier vertrekken naar de tweede training van de dag, die opnieuw twee uur duurt.

“Op school vragen ze me soms: ‘Moet je weer trainen?’ Die confrontatie met het gewone leven haalt je soms uit de topsportwereld, waardoor ik mezelf soms weleens afvraag: ‘Waarom eigenlijk?’ Gelukkig hebben we hier een grote en leuke groep, die je door de moeilijke momenten helpt. Alleen zou ik dat ik nooit kunnen. Sinds vorig jaar werk ik ook samen met een mental coach, want iedereen heeft wel eens mindere periodes waar hij zelf niet uit geraakt.

“De concurrentie in eigen land is vooral op de vrije slag heel groot en dat voelt op de selectiewedstrijden soms raar aan. Maar als we naar een groot toernooi vertrekken, zijn we een ploeg. Team Belgium! Met onze estafetteploeg, waar we vijf goede zwemmers nodig hebben, maken we kans op een medaille op het WK in Kazan (van 2 tot 9 augustus, nvdr). De Spelen zijn het ultieme doel.

“Rio is een voorlopig eindpunt, dan wil ik eerst mijn studie afwerken. En toch: de Spelen van Tokio in 2020 zitten al in het achterhoofd. Dan zou ik 27 jaar zijn, een mooie afsluiter. Ik vind het nog altijd leuk om te racen. Dit is mijn passie, dit is wat ik altijd wilde doen.”

DOOR CHRIS TETAERT

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content