Twaalf wedstrijden keepte Pieter Merlier (26) met Zulte Waregem al in eerste klasse, die éne van acht jaar geleden niet meegerekend. Een keeper en zijn doel, gespreid over elf vragen.

Breed zwaaiend rijdt Pieter Merlier door het centrum van Waregem. Passeert aan het college waar hij studeerde, ziet nog een pater waar hij godsdienst van kreeg. Waregem is een groot dorp, waar iedereen iedereen kent en groet. Doorgaans fietst Merlier van het ouderlijk huis naar training en terug. Dat is maar een paar kilometer ver. Fietsen is een passie die hij als fan van Frank Vandenbroucke op zijn zestiende ontdekte. In het tussenseizoen maakt hij op zijn racefiets een paar keer per week de Vlaamse Ardennen onveilig. Zijn sportieve hoofddoel is echter als doelman de netten van Zulte Waregem ongeschonden te houden. Desgevraagd wil hij ook wel eens antwoorden op vragen als daar zijn :

Sinds je woede-uitbarsting op tv na de match tegen Standard ben je een Bekende Vlaming. Valt dat mee ?

Pieter Merlier : “Ik sta versteld over het verschil dat tv maakt. Toen we in tweede kampioen werden, was dat meer een Waregemse aangelegenheid. Vorig jaar kon ik ongestoord in Kortrijk rondwandelen. Onlangs hoorde ik bij het winkelen in Kortrijk mijn naam noemen door mensen die ik niet ken. Voorlopig valt die media-aandacht in positieve zin mee, maar ik kan me voorstellen dat het beangstigend kan werken. Ik vraag wel eens aan Ludwin Van Nieuwenhuyze of hij het niet beu wordt om weer een camerateam of een journalist achter zich aan te krijgen op zijn werk. Niemand had ons daarop voorbereid, dat viel na die zege op Gent ineens over ons. Opvallend ook hoe ik na dat interview sms’jes kreeg van vroegere medestudenten van wie ik verbaasd was dat ze mijn nummer nog hadden. Ook dat is de impact van tv.”

Zijn jullie bij Zulte Waregem echt vrienden ?

“Ja. Sinds ik bij Zultse arriveerde, maakte ik het nooit anders mee. Ik heb alle gsm-nummers van mijn ploegmaats in mijn telefoongeheugen, ik kom bij mijn ploegmaats thuis over de vloer. Bij ons gaat de één diep voor de ander, we beschermen elkaar op en naast het veld en Stefan Leleu is onze ‘vader’, de man die ons goede raad geeft (lacht). Wat me bijvoorbeeld op Lierse opviel, was dat die spelers nauwelijks met elkaar praatten op het veld. Welke taal bindt hen overigens ? Wij praten Nederlands, we maken elkaar sterker.”

Je zit nu drie maanden in eerste klasse. Heb je al een manager ?

“Je praat met mijn manager (grijnst). Ik doe mijn zaken nog altijd zelf en ik ben niet de enige. Verschillende jongens hebben nog geen manager. Ik kreeg wel al verschillende telefoontjes van managers die hun diensten aanboden. Ik wil daar nog even over nadenken. Verscheidene ploegmaats kregen soortgelijke telefoontjes van managers die beloofden dat ze voor hen een goeie club zouden zoeken. Maar we laten ons niet zot maken. Mijn contract loopt hierna nog één jaar. Vorig seizoen nam ik mijn vriendin mee naar de contractbesprekingen. Om eens te zien hoe het bestuur daarop zou reageren. Ik had haar vooraf goed gebriefd hoe dat allemaal zou verlopen en ik moet zeggen : ze waren heel vriendelijk tegen mij.”

Ben jij een prof of werk je nog naast het voetbal ?

“Eigenlijk ben ik prof. Al mijn tijd gaat naar het voetbal. Ik woon ook nog thuis. Mijn vriendin moet nog twee jaar studeren. Waarom zou ik in de tussentijd in mijn eentje gaan wonen ? In de twee jaar dat ik afgestudeerd ben, werkte ik zes maanden. Mocht ik iets vinden dat te combineren viel, dan zou ik de stap wagen, maar hoe hoger je voetbalt, hoe moeilijker je zoiets vindt. Ze raden ons aan iets bij te zoeken, maar bij de één lukt dat beter dan met de ander. Als ze morgen overstappen naar het profstatuut, ben ik kandidaat. Zoals het nu gaat, is leuk, maar ik vrees dat we ooit nog eens een terugval kennen. Iedere keer in de wintermaanden hebben we het iets moeilijker. Vier van de basisspelers werken overdag toch acht uur om nadien nog te trainen. Zelfs Stefan Leleu voelt naar eigen zeggen al dat het bij momenten lastig te combineren is.”

Waar genoot je de voorbije maanden het meest van ?

“Het mooiste moment was toen de scheidsrechter de eerste wedstrijd op Gent affloot. Niemand die verwachtte dat we daar zouden winnen, met zes spelers die voor het eerst een wedstrijd in eerste speelden. Daar reken ik mezelf bij : die twintig minuten in eerste klasse van acht jaar geleden tel ik niet mee. In vergelijking met vorig jaar trokken we grote ogen, ik was nog nooit in het stadion van Gent geweest. We werden afgeschermd van de spelersbus tot de kleedkamer en omgekeerd. Vorig jaar gingen we na onze overwinningen uit bij Ronse en Tubeke met de hele ploeg nog iets drinken in de plaatselijke kantine. Dit jaar deden we dat ook een paar keer, na Genk. Ook na Lierse stapten we met vijftien spelers binnen in het kleine kantientje onder de hoofdtribune. Die supporters keken nogal op, de sfeer was heel positief, ze waren vol lof. Ze vonden ons heel sympathieke mensen. Niet omdat we ze allemaal een pintje betaalden. We dronken toen op kosten van Stefan Leleu. Ook na de zware thuisnederlaag tegen STVV – nooit voordien kreeg ik in een eerste ploeg vijf goals binnen – stuurde de trainer ons naar boven om een pintje te drinken. Met vijftien spelers bleven we toen plakken in de kantine, zoals elke week. Maar die zege op Gent blijft het mooist. Wie had dat verwacht, na een voorbereiding die niet ideaal verlopen was ? Niet dat ik vooraf vreesde dat we zouden degraderen, maar na zo’n moeilijke voorbereiding verwachtte ik wel dat we traag zouden starten en ons dan geleidelijk op gang trekken.”

Welke was totnogtoe de moeilijkste tegenstander ?

“Zonder twijfel Brussels. Die zetten ons goed vast, wisten waar onze zwakke punten zaten. Die De Camargo is echt wel een goeie spits. Met moeite pakten we daar een punt. Daarom was ik heel verbaasd toen ze de week daarop van Cercle verloren. Ik kon dat nauwelijks geloven. Want ik vond Brussels sterker dan Gent, ook sterker dan Standard en Genk. Van Standard had ik trouwens meer verwacht.”

Wat is het grootste verschil tussen voetballen in eerste en in tweede ?

“Men probeert meer uit te voetballen in eerste. In tweede is het bijna onmogelijk om als doelman de bal naar een verdediger te gooien en van achteruit op te bouwen. Negen keer op tien moet je de bal naar voren trappen, omdat alles vastzit, de spitsen meteen gaan storen. In eerste kan je die bal gewoon uitgooien. Ongelofelijk. Al vaak heb ik me erover verbaasd dat het tempo zo laag ligt. Tot ineens sneller gevoetbald wordt, bij vlagen.”

Je debuteerde nog in eerste bij het vroegere Waregem. De meeste talenten die een paar reeksen zakken, keren nooit meer terug op het hoogste niveau. Waarom lukte het jou wel ?

“Omdat ik op het juiste moment bij Zulte Waregem een ploeg trof die in volle opmars was en waarmee ik kon meegroeien. Ik zag in tweede en derde veel talent dat met wat meeval in eerste mee zou kunnen. Soms moet je tegen de trend in om een ervaren buitenlander te kiezen, de kans durven geven aan een jonge Belg. Bijvoorbeeld ? Doelman Govert Boyen, die ooit bij Antwerp zat en voordien met Oud-Heverlee tegen ons voetbalde.

“Soms heb je wat geluk nodig. Geen enkele van de jongens die het laatste jaar in bevordering doormaakte, speelt nog op hoog niveau. Ik was toen al weg. Toen ik in eerste klasse die ene match speelde, snapte ik als 17-jarige niet wat me overkwam toen ik in de kleedkamer naast Florian Urban zat. Toen was ik nog niet met carrièreplanning bezig. Toen Waregem naar vierde zakte, raadde Himpe me aan om voor één jaar bij eersteprovincialer Wielsbeke te tekenen. Daar zou ik zeker mijn kans krijgen als titularis. ‘Als je dat goed doet, komen ploegen uit hogere je wel bekijken’, meende hij. Hij kreeg gelijk. Ingelmunster kwam kijken, maar Zulte haalde me weg. Zij waren net naar derde klasse gegaan. Aanvankelijk kreeg Sven Dobbelaere zijn kans, we werden meteen kampioen. Het jaar waarin ik afstudeerde, greep ik in tweede klasse mijn kans. Dat ik met de ploeg kon meegroeien, was mijn geluk.”

Werd jou als jong talent een grote toekomst in eerste voorspeld ?

“Ik was niet de uitblinker van mijn lichting. Dat was Jean-François Gillet, die nu al jaren in Italië voetbalt. Ik heb nog als knaap met hem mogen trainen op de Heizel. Behalve wij twee speelt niemand van die lichting nog in eerste. Bij Waregem zag ik door de jaren heen nog spelers die jarenlang als grote beloften golden. Sammy Verdonck is zo iemand. Sebastien De Smedt ook, hét aankomende keeperstalent, toen bij Essevee en nu ergens in derde provinciale. Mij vond men toen nog te speels. Dat is er intussen een beetje uit. Patrick Himpe, die tien jaar mijn keepertrainer was, heeft daar hard aan gewerkt. Aan mijn gestalte kon hij niets doen. Ook Gillet – toch een enorme atleet, een echte kat – was even groot als ik : 1,80 m. Klein vind ik dat niet. Ik was geen betere keeper geworden met een paar centimeter meer. Je moet werken aan je gebreken. Met mijn sprongkracht, bijvoorbeeld, ben ik nog dagelijks bezig. Alles kan getraind worden, ik ben op geen enkel vlak perfect. In tegenstelling tot wat sommige commentatoren zeggen, vind ik mezelf wel goed op hoge ballen. Ik durf gerust buiten de kleine backlijn te komen. Mijn zwakke punt is mijn rechtervoet.”

Op Lierse moet je maar één keer echt tussenkomen, maar het was wel een heel cruciale redding. Hoe belangrijk ben jij voor de ploeg ?

“Ik weet welke goals ik op mijn geweten heb. Op Lierse red ik punten, maar ik heb ook geluk dat ik nog net bij die bal kan, want ik zag het leer niet vertrekken. Dat is, niet alleen bij mij, vaak het probleem bij een vrije trap. Soms denk ik dat het beter zou zijn om geen muur op te stellen. Meestal komen spelers van de tegenpartij daar een beetje storen en je zicht op de bal afnemen. Een doelman die de bal niet ziet vertrekken, is dikwijls te laat.”

Ben je als keeper een beetje gek ?

“Ik vind mezelf redelijk normaal. Een doelman is altijd een buitenbeetje in een ploeg. Ik belandde in doel omdat ik het graag wilde, niet door omstandigheden. Mijn groot idool was Michel Preu- d’homme. Jammer dat ik hem na de match tegen Standard niet zag. Ik had graag eens met hem gepraat. Wat een uitstraling en reflexen had die man Dat was nog eens een superkeeper.”l

GEERT FOUTRé

‘IK WAS GEEN BETERE KEEPER GEWORDEN MET EEN PAAR CENTIMETER MEER.’

‘ONVOORSTELBAAR WELKE IMPACT TV HEEFT. IK WORD NU ZELFS AL IN KORTRIJK HERKEND.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content